Door de vele kritiek voelde de advocaat zich ongemakkelijk in de contacten met de cliënt. Dit gebrek aan vertrouwen was voor haar aanleiding haar werkzaamheden te beëindigen. Zij heeft dat volgens de commissie niet ontijdig gedaan.
In haar dienstverlening in een echtscheidingszaak is de advocaat volgens de cliënt tekort geschoten. Zijn ex-echtgenote heeft een verzoek voorlopige voorzieningen aanhangig gemaakt en bij de behandeling daarvan is de advocaat ernstig nalatig geweest. Daardoor ging de rechter van de onjuiste aanname uit dat de cliënt zich als directeur-grootaandeelhouder jaarlijks vanuit zijn onderneming dividend zou uitkeren en legde hij een veel te hoge alimentatie op. Volgens de cliënt heeft hij daardoor een grote financiële schade geleden. Gedurende 15 maanden heeft hij per maand € 1.200,– te veel partneralimentatie betaald. Daarom wil hij een vergoeding van € 18.000,–.
Vervolgens heeft de advocaat hem onjuist geïnformeerd over de mogelijkheid herziening van de getroffen voorlopige voorzieningen te vragen. Volgens de advocaat was dit niet mogelijk. Daardoor is de schade die de cliënt lijdt nog verder toegenomen. Ook hier verzoekt de cliënt vergoeding van € 18.000,– zijnde te veel betaalde partneralimentatie.
Bovendien heeft de advocaat volgens de cliënt voor het opstellen van het verweer in de bodemprocedure uren gedeclareerd die zij niet in rekening had behoren te brengen. De cliënt heeft op het kantoor van de advocaat zelf 14 punten naar voren gebracht die nog in het verweer moesten worden verwerkt. Door de geboden haast heeft de cliënt€ 600,– aan inkomsten gederfd. De declaratie moet dan ook worden verminderd met het voor 5 contacturen in rekening gebrachte bedrag van € 925,–.
Midden in de bodemprocedure heeft de advocaat het vertrouwen in de cliënt eenzijdig en per direct opgezegd. De opvolgende advocaat heeft daardoor opstartkosten moeten maken. De cliënt wil dat deze kosten, een bedrag van € 616,–, worden vergoed. Van de declaratie van de eerste advocaat voldoet hij een bedrag van € 6.111,– niet en stort dat bij de commissie in depot. Het geschil kan wat hem betreft worden opgelost met een vergoeding van € 10.000,–.
De advocaat vindt dat zij niet is tekortgeschoten in de kwaliteit van de dienstverlening. Zij betwist dat zij niet heeft gereageerd op de stelling van de ex-echtgenote dat er ruimte voor een dividenduitkering zou zijn. In het verweerschrift staat duidelijk dat er geen dividenduitkeringen zijn. Ook ter zitting is dat meerdere malen aangegeven. Bovendien gaat het bij een procedure voor het treffen van voorlopige voorzieningen om de huidige daadwerkelijke inkomsten en lasten.
Over de mogelijkheid om herziening van de getroffen voorlopige voorzieningen te vragen is uitgebreid overleg geweest. De advocaat heeft de cliënt meegedeeld dat bij voorlopige voorzieningen
doorgaans geen rekening wordt gehouden met een dividenduitkering, maar dat met die mogelijkheid wel rekening kan worden gehouden.
Voor het opstellen van het verweer in de bodemprocedure zijn geen uren in rekening gebracht die niet mochten worden gedeclareerd. Het was het voorstel van de cliënt voor de conceptbrief aan de griffie naar het kantoor van de advocaat te komen. Voor alle aanpassingen zou een uur genoeg zijn geweest, maar door alle details, opmerkingen, herhalingen en aanmerkingen van de cliënt verstreek de tijd. Het was de wens en de beslissing van de cliënt die dag vrij te nemen. Dat de cliënt hierdoor inkomen derfde komt niet voor rekening van de advocaat.
De advocaat stelt dat zij van de cliënt en van een broer die bij het tweede gesprek aanwezig was, veel verwijten heeft gekregen. Daarom is de cliënt bij herhaling op de mogelijkheid van een second opinion gewezen. De advocaat spreekt tegen dat zij haar dienstverlening ontijdig heeft opgezegd. De zaak stond voor een tussenbeschikking; er stond geen vervolgzitting op de rol. Omdat het niet ongebruikelijk is dat bij opzegging de eerste kosten van de opvolgende advocaat worden vergoed, is de advocaat bereid de declaratie met € 744,– te verminderen.
Wat betreft de klacht dat de rechter door nalatigheid van de advocaat is uitgegaan van de onjuiste aanname dat de cliënt zich vanuit zijn onderneming dividend zou uitkeren, blijkt volgens de commissie uit de beschikking voorlopige voorziening van de rechtbank dat de gestelde dividenduitkeringen wel zijn bestreden. Dat de rechter daar anders mee om is gegaan kan de advocaat niet worden verweten.
Niet is komen vast te staan dat de advocaat de cliënt onjuist heeft geïnformeerd over de mogelijkheid van wijziging van de beschikking voorlopige voorzieningen. Ten tijde van de beoordeling van de beschikking stond immers niet vast dat de rechtbank in het kader van de voorlopige voorzieningen van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De advocaat heeft de kans van slagen van een wijzigingsverzoek weloverwogen nihil geacht en de cliënt afgeraden een wijzigingsverzoek te doen. Ook heeft de advocaat de cliënt op de mogelijkheid van een second opinion gewezen.
Ten aanzien van de 5 gedeclareerde contacturen merkt de commissie op dat de bespreking van de 14 wijzigingen in het verweer in de bodemprocedure die de cliënt heeft ingebracht, ook plaats had moeten vinden als het concept eerder aan de cliënt was toegezonden. Als de advocaat deze punten zelf had moeten distilleren had zij daar ook tijd voor in rekening moeten brengen. Dit levert dan ook voor de cliënt geen nadeel op.
Aannemelijk is het volgens de commissie dat de advocaat zich in het contact met de cliënt ongemakkelijk heeft gevoeld en hem daardoor bij herhaling heeft voorgesteld een second opinion te vragen. De kritiek die de advocaat kreeg heeft zij als onvoldoende vertrouwen ervaren waardoor ze de relatie heeft beëindigd. Dat heeft ze niet dermate ontijdig gedaan dat dit de belangen van de cliënt heeft geschonden. De klacht hierover is dan ook ongegrond.
De commissie acht de gedeclareerde bedragen voor de werkzaamheden die de advocaat heeft verricht niet bovenmatig of buitenproportioneel. De declaraties kunnen de toets der redelijkheid doorstaan. Daarom is de cliënt het openstaande en bij de commissie in depot gestorte bedrag van € 6.111,– verschuldigd. Aangezien de advocaat bereid is de opstartkosten voor de opvolgend advocaat te vergoeden wordt daarop € 744,– in mindering gebracht.