Twee keer wordt de overeengekomen levering van een bankstel niet gehaald. De ondernemer wijt dit aan overmacht, maar de commissie geeft hem geen gelijk. De oorzaken van de vertraging komen voor zijn eigen risico. Bovendien heeft de ondernemer de consument bij de verkoop hierover niets gezegd.
Volgens de consument laat de ondernemer in strijd met de CBW voorwaarden in week 3 weten dat de levering van een Chesterfield 2,5-zitsbank en twee fauteuils die hij voor € 2.726,- heeft gekocht, tot maart is vertraagd. Ook biedt de ondernemer conform de voorwaarden geen vergoeding aan omdat de vertraging volgens hem te wijten is aan schade aan de fabriekshal, maar daarover heeft hij bij de koop niets gezegd. Ook noemt hij als oorzaken van de vertraging een lagere leerproductie doordat wereldwijd minder vlees wordt gegeten en de ingrijpende verandering van het productieproces. Ook daarover heeft hij het niet gehad. De consument wil daarom kosteloze annulering van de order, terugbetaling van de aanbetaling van € 681,- en een schadevergoeding in verband met de slechte service, de extreem lange wachttijd en de tijd voor het bellen en e-mailen naar het bedrijf.
De ondernemer verwijst naar de oorzaak van de latere levering. Volgens hem een kwestie van overmacht zoals aangegeven in de CWB voorwaarden. De set staat inmiddels klaar en moet worden afgenomen tegen betaling van het resterende bedrag van € 1.181,-. Als de consument dat niet doet wil de ondernemer 50% annuleringskosten, eveneens conform de CBW voorwaarden.
Volgens de commissie is een vermoedelijke levertijd in week 3 overeengekomen. De levertijd mocht met maximaal een maand verlengd worden, maar ook die termijn werd overschreden. Daarom had de consument het recht heeft de overeenkomst zonder ingebrekestelling of rechterlijke tussenkomst te ontbinden en/of schadevergoeding te verlangen, tenzij er inderdaad zoals de ondernemer aangeeft sprake was van overmacht. Met de argumenten die de ondernemer daarvoor aanvoert is de commissie het niet eens. Bij de koop had hij de consument moeten wijzen op het instorten van de productiehal. Dat heeft hij echter niet gedaan en deze nalatigheid komt voor zijn eigen risico. Dat geldt ook voor het veranderen van het productieproces. Voor zover er minder leer wordt geleverd had hij ook dat bij de verkoop moeten zeggen.
Op grond hiervan ontbindt de commissie de overeenkomst. De ondernemer moet de aanbetaling van € 681,- terugbetalen. Omdat van annulering van een reeds ontbonden overeenkomst geen sprake kan zijn, wordt aan de door de ondernemer verlangde annuleringskosten niet toegekomen en bepaalt de commissie dat de consument geen annuleringskosten verschuldigd is. Ook hoeft hij voor de leenbank geen € 500,- te betalen. De commissie gaat er van uit dat de ondernemer de leenbank gratis ter beschikking heeft gesteld. Hij kan de leenbank zonder kosten bij de consument ophalen.
De door de consument gevorderde schadevergoeding kent de commissie niet toe. Volgens de CBW voorwaarden moet een ondernemer de schade vergoeden die rechtstreeks het gevolg is van het overschrijden van de levertermijn. De consument heeft zijn schade echter niet voldoende onderbouwd. Ook voor het vergoeden van immaterieel nadeel ziet de commissie geen aanleiding.