De notaris heeft bij het opmaken van de depotovereenkomst niet in strijd met de Wet op het notarisambt (Wna) gehandeld. Bovendien had de consument een onjuist beeld van de rol van de notaris na het ondertekenen van de depotovereenkomst.
Enkele dagen voor de levering van het appartementsrecht van de benedenwoning aan de koper wordt de consument geconfronteerd met een vordering van de zoon van de buurvrouw van het bovengelegen appartement voor achterstallig onderhoud. De vordering bedraagt € 18.024,–. De consument deelt dit de koper mede waarna gezien de onzekerheid over de onderhoudstoestand van de woning op advies van de notaris wordt afgesproken een bouwkundig rapport op te laten maken en het gevorderde bedrag voor maximaal twee jaar bij de notaris in depot te storten.
Het toegezegde bouwkundig onderzoek vindt echter niet plaats. De consument vermoedt dat de vordering was bedoeld om hem te benadelen. Omdat de vordering vlak voor de levering werd ingediend had de notaris moeten inzien dat er sprake van misbruik van omstandigheden was. Ook heeft de notaris voor het opstellen van de depotovereenkomst een standaardtekst gebruikt en de cliënt onvoldoende gewezen op de gevolgen van het depot voor partijen. Volgens de consument had de notaris uit zorgvuldigheidsoverwegingen een ontbindende of opschortende voorwaarde in de akte moeten opnemen, zodat de bovenbuurvrouw de toezegging van het bouwkundig onderzoek gestand zou hebben gedaan.
De consument acht het handelen van de notaris in strijd met de Wet op het notarisambt doordat hij de belangen van partijen niet onpartijdig en met de grootst mogelijke zorgvuldigheid heeft behartigd. Hij heeft hierdoor een schade van € 8.925,– geleden.
De notaris stelt dat de brief over het achterstallig onderhoud voor veel onrust bij zowel de koper als de verkoper zorgde. Om schade voor beiden te voorkomen is in goed overleg een depotovereenkomst opgesteld zodat de overdracht kon plaatsvinden en partijen daarna ruim twee jaar de tijd hadden om het probleem op te lossen. De tekst van de depotovereenkomst is in overleg met partijen vastgesteld. Van enige haast of druk was geen sprake.
Voor de commissie staat vast dat de notaris in het belang van de koper en de verkoper in het kader van de levering van het appartementsrecht van de cliënt een depotovereenkomst voor twee jaar heeft opgesteld. Aangezien zich in die twee jaar geen vastgelegde situatie heeft voorgedaan om het depotbedrag eerder uit te betalen, deed de notaris dat na de afgesproken periode. De consument en de koper kregen de helft.
Volgens de commissie heeft de notaris met beide partijen de voorwaarden van het depot en de maximale termijn van twee jaar besproken. Niet met het depot instemmen zou vergaande gevolgen hebben. Tijdens de zitting van de commissie heeft de consument bevestigd dat hij zich dit realiseerde en zich ervan bewust was dat hij veel duurder uit zou zijn als hij de depotakte niet zou ondertekenen. Daarom heeft hij getekend.
Naar het oordeel van de commissie heeft de notaris bij het opstellen van de depotakte niet in strijd met de Wet op het notarisambt gehandeld. Voorts had de consument een onjuiste verwachting van de rol van de notaris na ondertekening van de depotakte. Die rol bestaat uit de plicht het depot af te wikkelen en conform de door partijen overeengekomen voorwaarden uit te betalen. Het laten opmaken van het bouwkundig rapport was geheel aan de betrokken partijen. Hierin had de notaris geen enkele rol. De klacht van de consument is ongegrond.