Een 100% variabele warmtekostenverdeling leidt tot een onrealistisch hoog warmteverbruik op de jaarnota van de consument. Het in rekening brengen van zowel een vast als een variabel deel was volgens de commissie veel meer met de werkelijke situatie in overeenstemming geweest.
Hoewel de verwarmingsknop in de woonkamer voor een groot deel van het jaar kapot was waardoor de consument de verwarming niet kon aanzetten en daarom een elektrisch kacheltje gebruikte, moet ze volgens de jaarafrekening € 974,– bijbetalen. Dat kan volgens haar niet kloppen. De kachels heeft ze sowieso weinig aan. Bovendien was het verbruik lager dan in het jaar daarvoor, maar moet ze toch meer betalen. Haar maandbedrag stijgt van € 152,– naar € 225,– en dat is veel meer dan wat de andere bewoners betalen. Leidingverlies komt voor rekening van de bewoners die meer dan gemiddeld verbruiken. De overige bewoners blijven buiten schot en krijgen geld terug.
Volgens de consument is de meetapparatuur oud en geven de meters geen GJ (Giga-joule) aan. Ook op de rekening staat geen berekening van gas naar GJ. De meters op de kachels tellen het verbruik door, ook al staan de kachels niet aan. Ze geven volgens de consument een onjuiste meting door, waardoor ze niet alleen voor haar eigen verbruik betaalt. Zelfs als ze haar kachel niet aan heeft maar de buren wel loopt haar meterverbruik door. Daarom wil ze dat het in rekening gebrachte bedrag wordt kwijtgescholden, in ieder geval op zijn minst een eerlijke berekening.
Volgens de ondernemer ligt het verbruik van de consument ruim boven het gemiddelde in het complex. Dat haar kosten hoger uitvallen is een gevolg van de invoering van de Warmtewet. Sindsdien hanteert de ondernemer een 100% variabele berekening van het verbruik. Het verbruik van de consument in het jaar daarvoor was inderdaad hoger. Toch moet ze nu aanmerkelijk meer betalen omdat de verdeling van de warmtekosten nu volledig variabel is en het vaste deel niet meer wordt gehanteerd. Daardoor betalen consumenten die heel weinig stoken veel minder en die meer stoken veel meer. In het complex zijn zeer grote verschillen in het warmteverbruik van de bewoners.
De Warmtewet bepaalt volgens de commissie dat de kostenverdeelsystematiek die de ondernemer hanteert een zo’n nauwkeurig mogelijke benadering van het verbruik door de individuele verbruiker moet zijn. In de woning van de consument is geen individuele warmtemeter aanwezig. Er wordt gebruik gemaakt van een warmteverdeelsysteem met elektronische kostenverdelers op de radiatoren. Dit is een verhoudingssysteem dat niet het exacte verbruik in de woning aangeeft maar als rekenmaat wordt gebruikt om het warmteverbruik van het totale gebouw te verdelen. Leidingverlies wordt ook doorberekend.
Het bij de consument in rekening gebrachte verbruik van 110 GJ is vijf keer zo veel als het gemiddelde verbruik in het complex. De commissie noemt dit extreem onrealistisch. Het is onwaarschijnlijk dat de consument zoveel heeft verbruikt. Ook de ondernemer erkent dat er sprake is van een zeer hoog verbruik. Nog daargelaten of de registratie van de eenheden en/of de werking van de radiatoren al die tijd juist is geweest, acht de commissie het aan de consument toegerekende verbruik onredelijk omdat de gehanteerde kostenverdeelsystematiek in haar geval tot een zeer onevenwichtige verdeling van de warmtekosten leidt. Hoewel haar verbruik in het voorgaande jaar 1/3 hoger was hoefde de consument toen € 1.000,– minder te betalen.
Opmerkelijk vindt de commissie het dat het aantal geregistreerde eenheden over 2014 in vergelijking tot 2013 aanzienlijk is gedaald, maar dat het totale warmteverbruik van het gebouw veel minder is afgenomen waardoor het aantal GJ per geregistreerde eenheid behoorlijk is gestegen. Dat duidt op warmteverbruik buiten de eenheden om dat steeds meer en zwaarder wordt toegerekend aan bewoners die de radiatoren (nog wel) openzetten.
Een warmtekostenverdeling die 100% variabel is kan redelijk zijn als de verschillen in geregistreerde eenheden tussen de woningen niet groot zijn. Dan worden de gemeenschappelijke warmteverliezen immers redelijk gelijk over de bewoners verdeeld. Maar bij de consument doet deze systematiek geen recht aan de werkelijke situatie. Volgens de commissie is het leidingverlies met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de oorzaak van de zeer grote verschillen in het verbruik tussen de woningen. Het heeft er alle schijn van dat het in rekening brengen van zowel een vast als van een variabel deel veel meer met de werkelijke situatie in overeenstemming is. Dan zijn de onderlinge verschillen in warmteverbruik beduidend kleiner en reëler en komt een onrealistisch warmteverbruik van meer dan 100 GJ nauwelijks meer voor. In die situatie hebben alle woningen een minimaal warmteverbruik en dragen alle bewoners ook bij aan het gemeenschappelijke warmteverbruik.
De commissie verlaagt het warmteverbruik van de consument naar het gemiddelde jaarverbruik per woning in het complex van de consument van 23,62 GJ. De ondernemer moet de consument dit in rekening brengen en haar binnen vier weken een aangepaste factuur versturen.