De consument heeft niet aangetoond dat de bril niet goed was. Bovendien heeft ze de ondernemer niet in gebreke gesteld en hem geen gelegenheid gegeven eventuele tekortkomingen te herstellen. Haar klacht is daarom ongegrond.
De sterkte van de bril die een consument voor € 904,– heeft gekocht is niet goed. Ze kan er niet of nauwelijks mee lezen. Voordat ze de bril kocht is ze aan haar linkeroog voor staar geopereerd. Door een bloeding is ze het zicht in haar rechteroog kwijt. Korte tijd later dient ze bij de ondernemer een klacht in. Nadat ze een half jaar met de bril heeft gelopen stelt haar oogarts vast dat haar linkeroog voor 80% goed functioneert. Een andere opticien zegt dat haar bril niet de juiste sterkte heeft en die ook niet kan hebben gehad. Met de bril die de consument voor € 543,– bij deze opticien koopt, zijn haar leesklachten opgelost. Zij wil terugbetaling van 60% van het aankoopbedrag van de eerste bril, wat neerkomt op € 542,–.
Volgens de ondernemer kwam de consument met een voorschrift van de oogarts in de winkel. Op verzoek van de oogarts werd een nameting gedaan waarbij een klein verschil naar voren kwam. Omdat volgens de oogarts een verandering was te verwachten is een noodglas geplaatst. Door het grote verschil tussen de sterkte van voor en de sterkte van na de operatie kon de consument verminderd lezen en dat kan enkele maanden duren. Ruim een half jaar later kreeg de ondernemer een brief van de gemachtigde van de consument waarin om een vergoeding werd gevraagd. Dat zorgde voor enige verwarring omdat de consument kort daarvoor in de winkel was geweest en toen geen klachten meldde. Na enkele vruchteloze pogingen was er telefonisch contact met de consument en vertelde zij dat ze een nieuwe bril had gekocht en reparatie of vervanging geen optie meer was.
Daarmee kreeg de ondernemer geen kans het probleem op te lossen. Hij twijfelt aan de werkelijkheid van de klacht. Het is teleurstellend en onterecht dat een hem onbekende gemachtigde een vergoeding eist, terwijl de consument hem een paar maanden eerder een bloemetje stuurde als dank voor de goede zorgen.
Volgens de commissie moet de consument aantonen dat de bril niet goed was, maar dit is onvoldoende aannemelijk geworden. Zo kan een deskundige namens de commissie de bril niet onderzoeken omdat het nu een zonnebril is. Voorts wijken de meetgegevens van de ondernemer nauwelijks af van die van de oogarts. Dat deze gegevens maanden later niet meer accuraat waren betekent niet dat de bril bij de aflevering niet voldeed aan wat de consument mocht verwachten en gebreken vertoonde waarvoor de ondernemer aansprakelijk was. Alleen al hierom kan de commissie de door de consument verlangde (terug)betaling niet toewijzen.
Bovendien had de consument de ondernemer eerst gelegenheid moeten geven eventuele tekortkomingen binnen een redelijke termijn te herstellen. Het is niet aannemelijk geworden dat ze dit heeft gedaan en de ondernemer in gebreke heeft hersteld. Haar klacht is ongegrond.