Onbetaald factuur.

De Geschillencommissie




Commissie: Advocatuur Zakelijk    Categorie: Onbetaalde facturen door cliënte    Jaartal: 2023
Soort uitspraak: Arbitraal Vonnis   Uitkomst: gegrond   Referentiecode: 195403/195793

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

Het geschil betreft een door de cliënte onbetaald gelaten factuur van de advocaat. De advocaat heeft aangevoerd dat de cliënte, ondanks herhaalde verzoeken tot voldoening daarvan, declaraties van de advocaat tot een totaalbedrag van € 5.761,11 niet heeft voldaan. De cliënte heeft via haar gemachtigde gesteld dat de advocaat ten onrechte de ex-partner van de cliënte in de echtscheidingsprocedure niet aansprakelijk zou hebben gesteld voor tekorten uit het echtscheidingsconvenant en/of leningen die er zouden zijn. Dit maakte echter geen onderdeel uit van de opdracht die zij aan de advocaat heeft verstrekt. De cliënte heeft niet genoegzaam aangetoond dat de advocaat zich niet aan zijn afspraken heeft gehouden.

 

Volledige uitspraak

Ondergetekenden:
de heer mr. J. van der Groen te [plaatsnaam], mevrouw mr. M.J. de Groot te [plaatsnaam], de heer mr. C.J.J Havermans te [plaatsnaam], die in het onderhavige geschil als arbiters optreden, hebben het volgende vonnis gewezen.

Plaats van arbitrage en behandeling van het geschil
Als plaats van arbitrage is Den Haag vastgesteld.
De arbiters hebben kennisgenomen van de overgelegde stukken.
Op 14 november 2023 heeft te Den Haag de mondelinge behandeling ten overstaan van de arbiters plaatsgevonden, bijgestaan door de heer mr. N. van Gelder fungerend als (plaatsvervangend) secretaris.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen om ter zitting te verschijnen. De advocaat heeft digitaal deelgenomen aan de zitting. De cliënte is – hoewel tijdig en behoorlijk opgeroepen – niet verschenen.

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft een door de cliënte onbetaald gelaten factuur van de advocaat.

Standpunt van de advocaat

Voor het standpunt van de advocaat verwijzen de arbiters naar de overgelegde stukken en hetgeen op de zitting naar voren is gebracht. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De advocaat heeft aangevoerd dat de cliënte, ondanks herhaalde verzoeken tot voldoening daarvan, declaraties van de advocaat tot een totaalbedrag van € 5.761,11 niet heeft voldaan. De cliënte is in verzuim en de advocaat kan aanspraak maken op wettelijke rente.

De cliënte heeft via haar gemachtigde gesteld dat de advocaat ten onrechte de ex-partner van de cliënte in de echtscheidingsprocedure niet aansprakelijk zou hebben gesteld voor tekorten uit het echtscheidingsconvenant en/of leningen die er zouden zijn. Dit maakte echter geen onderdeel uit van de opdracht die zij aan de advocaat heeft verstrekt. Een dergelijk tekort dan wel een aanspraak op een lening is door de cliënte ook niet gemeld. De opdracht hield in dat verweer moest worden gevoerd in het kader van de door de ex-partner van de cliënte gestarte procedure en het instellen van tegenvorderingen die door of namens haar zijn genoemd.

De advocaat heeft verder aangevoerd dat hij per aangetekende brief van 25 oktober 2022 de cliënte heeft verzocht kenbaar te maken of zij het geschil wenst voor te leggen aan de Geschillencommissie of de gewone rechter. De cliënte heeft daar niet op gereageerd.

De advocaat verzoekt de arbiters te bepalen dat de cliënte een bedrag van € 5.761,11, vermeerderd met de wettelijke rente, dient te betalen. Daarnaast verzoekt de advocaat de arbiters te bepalen dat de cliënte een bedrag van € 728,66 is verschuldigd voor de door de advocaat gemaakte buitengerechtelijke kosten en dat de cliënte wordt veroordeeld in de kosten van deze arbitrage.

Standpunt van de cliënte

Voor het standpunt van de cliënte verwijzen de arbiters naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De cliënte heeft aangevoerd dat de arbiters niet bevoegd zijn kennis te nemen van het geschil dat wordt voorgelegd door de advocaat. De door de cliënte geleden schade bedraagt minimaal  € 20.000,–, een hoger bedrag dan de arbiters kunnen behandelen. De cliënte heeft verder aangevoerd dat de doorlopende overeenkomst tot opdracht is getekend door een gevolmachtigde en dat in de door haar gegeven volmacht niets staat over een (Reglement) Geschillencommissie Advocatuur.

De cliënte heeft daarnaast aangevoerd dat zij uitdrukkelijk heeft gekozen voor een procedure bij de gewone rechter in plaats van de Geschillencommissie. De arbiters zijn om die reden (ook) niet bevoegd.

Beoordeling van het geschil

Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overwegen de arbiters het volgende.

De arbiters stellen vast dat de cliënte ter zake de werkzaamheden waarop onderhavig geschil betrekking heeft een overeenkomst tot opdracht heeft gesloten met de advocaat gedateerd 19 april 2022. Deze overeenkomst is door haarzelf ondertekend en niet door een gevolmachtigde. In deze overeenkomst is een arbitraal beding opgenomen dat inhoudt dat enig geschil dat zou kunnen ontstaan over de dienstverlening, inclusief declaratiegeschillen, zullen worden beslecht overeenkomstig het Reglement Geschillencommissie Advocatuur Zakelijk.

De arbiters stellen verder vast – nu dit onweersproken is gebleven – dat de advocaat een aangetekende brief, van 25 oktober 2022, heeft gestuurd met het verzoek kenbaar te maken of zij het geschil voorgelegd wenst te zien bij de Geschillencommissie of de gewone rechter. De cliënte heeft hier niet op gereageerd.

De arbiters zijn derhalve bevoegd om van het geschil kennis te nemen conform het bepaalde in artikel 1021 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 van het Reglement Geschillencommissie Advocatuur Zakelijk zijn de arbiters bevoegd te oordelen over (schade)vorderingen ten bedrage van maximaal € 25.000,–.

De bevoegdheid van de arbiters om het geschil tussen partijen te beslechten is gezien het vorenstaande gegeven.

Echter, de arbiters stellen vast dat de cliënte nadrukkelijk niet wenst dat de arbiters de door haar gestelde tegenvordering behandelen, kennelijk omdat zij in de – onjuiste – veronderstelling verkeerde dat de arbiters niet bevoegd zijn om daarvan kennis te nemen en dat het geschil dient te worden behandeld door de rechter. De cliënte heeft geheel in overeenstemming met haar visie haar vordering niet nader toegelicht.
Onder deze omstandigheden achten de arbiters het in strijd met de beginselen van een goede rechtsorde om over de tegenvordering van de cliënte een oordeel te geven. De arbiters zullen zich derhalve daarvan onthouden.

Voor wat de vordering van de advocaat betreft dienen de arbiters gelet op het bepaalde in artikel 16 van het Reglement te beslissen als goede personen naar billijkheid, waarbij zij met in achtneming van de tussen partijen gesloten overeenkomst als maatstaf voor het handelen van de advocaat hanteren dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat.

De arbiters wijzen de onweersproken vordering van de advocaat, die is onderbouwd met stukken, toe tot een bedrag van € 5.911,11, met afwijzing van het meer of anders verzochte. Dit bedrag is de cliënte verschuldigd op basis van de onbetaald gelaten declaraties van € 5.761,11 en de buitengerechtelijke incassokosten, welke kosten tot een bedrag van € 150,– worden toegewezen. Gelet op de daartoe gestelde incassoverrichtingen achten de arbiters het redelijk het door de advocaat gevorderde bedrag in die zin te matigen. De wettelijke rente, zoals gevorderd, is toewijsbaar vanaf de vervaldata van de facturen.

De arbiters zullen voorts de cliënte als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de kosten van deze arbitrage, die worden vastgesteld op € 181,50 van het door de Stichting Geschillencommissies voor Consumentenzaken (SGC) vastgestelde bedrag aan honorarium en verschotten van de arbiters. De arbiters bepalen voorts dat het bedrag dat eiser ter zake de arbitragekosten heeft voldaan in zijn geheel komt te vervallen aan de geschillencommissie.

Beslissing

De arbiters:

 

  • wijzen de vordering van de advocaat toe als na te melden;
  • veroordelen de cliënte aldus tot betaling van € 5.761,11 aan de advocaat ter zake van openstaande facturen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldata van deze openstaande facturen tot aan de dag van voldoening;
  • veroordelen de cliënte tot betaling van € 150,– aan de advocaat voor buitengerechtelijke incassokosten;;
  • veroordelen de cliënte tot betaling van € 181,50 aan de advocaat voor de kosten van deze arbitrage;

wijzen het meer of anders gevorderde af