Commissie: Zorg Algemeen
Categorie: commissie onbevoegd
Jaartal: 2024
Soort uitspraak: onbevoegdverklaring
Uitkomst: onbevoegd
Referentiecode:
228320/247803
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De aanbieder heeft een apneu-apparaat geleverd aan de cliënt. De cliënt is niet tevreden over de dienstverlening door de aanbieder. De commissie beoordeelt of een leverancier van medische hulpmiddelen is aan te merken als zorgaanbieder in de zin van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz). Naar het oordeel van de commissie valt de leverancier van een apneu-apparaat niet onder de werkingssfeer van de Wkkgz en heeft de wetgever niet bedoeld dat aanbieders die zuiver en alleen optreden als leverancier van medische hulpmiddelen onder de Wkkgz vallen. De commissie is dan ook niet bevoegd het geschil te behandelen.
Volledige uitspraak
Samenvatting
De aanbieder heeft een apneu-apparaat geleverd aan de cliënt. De cliënt is niet tevreden over de dienstverlening door de aanbieder. De commissie beoordeelt of een leverancier van medische hulpmiddelen is aan te merken als zorgaanbieder in de zin van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz).
Naar het oordeel van de commissie valt de leverancier van een apneu-apparaat niet onder de werkingssfeer van de Wkkgz en heeft de wetgever niet bedoeld dat aanbieders die zuiver en alleen optreden als leverancier van medische hulpmiddelen onder de Wkkgz vallen. De commissie is dan ook niet bevoegd het geschil te behandelen.
Beoordeling
Klacht van de cliënt
De cliënt heeft een Obstructief Slaapapneu Syndroom (OSAS). Hierdoor kan de cliënt opeens in slaap vallen of misselijk worden. De cliënt gebruikte hiervoor een CPAP-apparaat.
In juni 2023 is de cliënt gestopt met het gebruik van het CPAP-apparaat vanwege fraude en oplichting door de aanbieder. De cliënt heeft geprobeerd antwoorden en transparantie te krijgen van de aanbieder maar de aanbieder is hierin niet meegegaan en heeft de cliënt genegeerd.
De klachten van de cliënt zijn als volgt:
- De klachtenprocedure heeft veel te lang geduurd.
Ruim een jaar lang heeft de aanbieder geen transparante informatie verstrekt over de klacht van de cliënt. De cliënt beschouwt de e-mails van de aanbieder d.d. 12 en 19 juli 2023 als eindoordeel op de klacht, maar daarin worden niet op transparante wijze vragen beantwoord of een eigen oordeel gegeven. Ook is de cliënt niet gewezen op andere klachtmogelijkheden.
- De aanbieder heeft lange tijd de overdracht naar Total Care onmogelijk gemaakt.
De cliënt wilde in 2022 graag overstappen naar Total Care. Volgens de aanbieder was dit niet mogelijk en ontbraken de hiervoor benodigde stukken. In juni 2023 bleek de overstap alsnog wel te kunnen. De aanbieder heeft hierdoor het proces van overstappen vertraagd.
- De aanbieder heeft zaken onnodig uitgesteld.
Zaken zoals het jaarlijkse onderhoud van het CPAP-apparaat en de levering van een beschikbaar, nieuw CPAP-apparaat zijn door de aanbieder uitgesteld.
Reactie van de aanbieder
De aanbieder heeft – kort samengevat – gesteld dat hij (voor zover het onder zijn verantwoordelijkheid valt) zorgvuldig heeft gehandeld in de dienstverlening aan de cliënt. Met de cliënt is uitgebreid gecommuniceerd, ook over diverse klachten. Op meerdere momenten is het contact echter door de cliënt afgehouden. De aanbieder heeft de cliënt gefaciliteerd in de overstap naar Total Care, maar de cliënt zelf heeft de daarvoor benodigde documenten niet ingediend.
Volgens de aanbieder was er geen sprake van een tekortkoming in de nakoming van de verbintenis met de cliënt en bestaat er dan ook geen ruimte voor toekenning van een schadevergoeding.
Beoordeling door de commissie
De commissie heeft het volgende overwogen.
Allereerst dient de commissie te beoordelen of de aanbieder in het onderhavige geschil te kwalificeren is als een zorgaanbieder in de zin van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz). Op grond van artikel 19 lid 1 van de Wkkgz heeft de commissie namelijk tot taak geschillen over gedragingen van een zorgaanbieder jegens een cliënt in het kader van de zorgverlening te beslechten.
Zorg is in de Wkkgz gedefinieerd als Wlz-zorg, Zvw-zorg en andere zorg. Onder “andere zorg” vallen handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg zoals beschreven in artikel 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) en handelingen met een ander doel dan het bevorderen of bewaken van de gezondheid van de cliënt. Met het laatste wordt onder meer gedoeld op alternatieve en cosmetische zorg.
De aanbieder levert medische hulpmiddelen – in dit geval een apneuapparaat – aan de cliënt. Bij de commissie ligt de vraag voor of leveranciers van medische hulpmiddelen ook als zorgaanbieder in de zin van de Wkkgz zijn te kwalificeren.
De commissie is gebleken dat de aanbieder zich voor de behandeling van geschillen heeft geregistreerd bij de commissie. Naar het oordeel van de commissie berust deze registratie echter niet op een juridisch correcte interpretatie van de Wkkgz.
Wkkgz
Ter motivering van haar oordeel verwijst de commissie allereerst naar de Wkkgz.
Uit artikel 1 lid 3 van de Wkkgz volgt dat bij ministeriële regeling geregeld kan worden dat de wet niet van toepassing is op hulpmiddelenzorg. Deze uitzondering is als zodanig opgenomen in het Uitvoeringsbesluit Wkkgz, in artikel 2.1 onder b: “De wet is niet van toepassing op hulpmiddelenzorg als omschreven in artikel 2.9 van het Besluit zorgverzekering”.
In artikel 2.9 van het Besluit Zorgverzekering staat vervolgens dat dit functionerende hulpmiddelen en verbandmiddelen betreft zoals bij ministeriële regeling aangewezen. De bedoelde ministeriële regeling betreft de Regeling Zorgverzekering, waarin in artikel 2.6 een lange lijst is opgenomen van uitgesloten hulpmiddelen.
In deze lijst van uitgesloten hulpmiddelen staan onder andere uitwendige hulpmiddelen voor het ademhalingsstelsel (onder b). De commissie is van oordeel dat een apneuapparaat onder deze definitie valt. Dit leidt tot de conclusie dat het hulpmiddel dat in het onderhavige geschil ter discussie staat onder de uitgesloten hulpmiddelen valt en dat de commissie daarom niet bevoegd is dit geschil te behandelen.
Wetshistorie
Op grond van de wetshistorie heeft de wetgever naar het oordeel van de commissie ook niet beoogd om leveranciers van medische hulpmiddelen onder de werking van de Wkkgz te laten vallen. De commissie verwijst hiervoor naar het Besluit van 13 november 2015, houdende vaststelling van nadere regels ter uitvoering van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Uitvoeringsbesluit Wkkgz), waar op pagina 48 het volgende staat:
“De wet is daarom niet van toepassing op de hulpmiddelenzorg die op grond van artikel 2.9 van het Besluit zorgverzekering onderdeel uitmaakt van de dekking van de zorgverzekering; in artikel 2.6 van de Regeling zorgverzekering zijn de hulpmiddelen en verbandmiddelen die het betreft, aangewezen, zoals gehoorhulpmiddelen, infuuspompen of schoenvoorzieningen etc.
Met de gekozen formulering is toepasselijkheid van de wet uitgesloten voor leveranciers en fabrikanten van hulpmiddelen die men zelf kan aanschaffen en voor leveranciers en fabrikanten van hulpmiddelen die uitsluitend door tussenkomst van een arts/zorgverlener kunnen worden verkregen; in dat laatste geval valt de arts/zorgverlener als zorgaanbieder al onder de werking van de wet. Als de cliënt een klacht heeft, kan hij of zij deze indienen bij de fabrikant of leverancier”.
Uit dit Besluit volgt dat voor dergelijke klachten de reguliere productaansprakelijkheid volstaat.
Conclusie
De commissie kan op grond van de wettekst en de wetshistorie niet anders concluderen dan dat aanbieders die zuiver en alleen optreden als leverancier van medische hulpmiddelen geen zorgaanbieder zijn in de zin van de Wkkgz.
Op grond van het voorgaande acht de commissie zich onbevoegd het geschil te behandelen.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart zich onbevoegd het geschil te behandelen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Zorg Algemeen, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, de heer dr. J.W. Stenvers, de heer mr. S. Sierksma, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. S.M.E. Balfoort, secretaris, op 21 februari 2024.