
Commissie: Recreatie
Categorie: Algemene voorwaarden
Jaartal: 2009
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
REC05-0012
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft verhoging van het stageld.
Het geschil vloeit voort uit de huur van een vaste standplaats voor de caravan van de consument.
De consument heeft op 15 oktober 2004 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
Bij factuur d.d. 14 oktober 2004 heeft de ondernemer de consument de huurprijs, en daarmee een prijsverhoging, voor het jaar 2005 meegedeeld. Uit een toelichting d.d. 15 november 2004 die de ondernemer desgevraagd heeft toegezonden blijkt dat de “kale huur” (de huur exclusief gemeentelijke heffingen en bijdrage aan het recreatieteam) aanvankelijk werd verhoogd van € 1.365,– voor 2004 naar € 1.647,50 voor 2005. De prijsverhoging bestond uit een verhoging van de voor ieder geldende huurprijzen met 5% (“de index”) plus een aanpassing over een periode van drie jaar aan de prijzen (voor 2005 € 2.072,50) die gelden voor nieuwe recreanten op standplaatsen die evenals de standplaats van de consument groter zijn dan 200m².
De gemachtigde van de consument heeft bij brief d.d. 10 december 2004 het standpunt ingenomen dat het hier een aanmerkelijke prijsverhoging betreft die de ondernemer 24 maanden van tevoren had moeten aankondigen en had moeten motiveren. In maart 2005 heeft de ondernemer de consument een nieuwe factuur voor het jaar 2005 toegezonden inhoudende een verhoging van de huursom tot € 1.510,50. De consument heeft deze verhoging geaccepteerd zodat over de “kale huursom” voor 2005 geen geschil meer bestaat.
Ook voor het jaar 2004 had de ondernemer een factuur met een grote prijsverhoging toegezonden maar die is na een telefoongesprek teruggebracht tot een (standaard)verhoging van de voor 2003 geldende prijs met 5%.
De consument heeft ondervermeld voorstel van de ondernemer om de huur jaarlijks met 10% exclusief index te verhogen totdat de huurprijs van de nieuwe recreanten is bereikt afgewezen, omdat dit een aanmerkelijke verhoging is die niet 24 maanden tevoren is aangekondigd terwijl een motivatie van die verhoging en van de op de opslag op de gemeentelijke heffingen ontbreekt. Daarnaast is de wijze waarop het onderhoud wordt uitgevoerd (vaak onaangekondigd) een argument tegen prijsverhoging. De consument gaat wel akkoord met een jaarlijkse verhoging van maximaal 5% exclusief gemeentelijke heffingen.
Naast het bezwaar tegen de prijsverhoging heeft de consument er bezwaar tegen dat de ondernemer € 75,– in rekening brengt terzake van toeristenbelasting terwijl de gemeente heeft meegedeeld terzake voor het jaar 2005 slechts € 35,78 in rekening te brengen. Tenslotte zou de consument het op prijs stellen als de standplaats goed wordt afgemeten en afgebakend.
Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd. Tegen de prijsverhogingen pleit dat er nogal eens storingen zijn in de water en elektriciteitstoevoer terwijl de standplaats niets is afgebakend. De argumenten van de ondernemer om de huursom te verhogen, de grootte van de standplaats en het gelijktrekken met de huursom van de nieuwe recreanten, zijn voor consument niet voldoende. Voorts is niets met de ondernemer bespreekbaar.
De consument verlangt goed overleg over aanpassing van de afmeting en afbakening van de staanplaats, uit te voeren voor rekening van de ondernemer en een verhoging van de huurprijs met 10%, inclusief 5% jaarlijkse prijsindex, gedurende twee jaar.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
De ondernemer gaat akkoord met een netto verhoging van 10% “zoals voorgeschreven in de Recron-voorwaarden” en heeft een gewijzigde factuur (gedateerd 18 maart 2005) voor de huur van 2005 toegestuurd. Aldus is de huurprijs (exclusief heffingen) verhoogd van € 1.365,– voor 2004 tot € 1.501,– voor 2005. Na 2005 zal de ondernemer de huur jaarlijks met 10% exclusief index verhogen totdat de huurprijs geldend voor nieuwe recreanten (die in 2005 € 2.365,– bedraagt) is bereikt.
De ondernemer heeft de gemeentelijke heffingen verhoogd met € 50,– omdat de toeristenbelasting door de ondernemer moet worden geïnd en omdat andere lasten, zoals rioolrechten, zuiveringslasten en afvalverwerking, omhoog zijn gegaan.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De door de ondernemer bij brief van 18 maart 2005 gedane mededeling dat de huur jaarlijks met 10% exclusief index zal worden verhoogd totdat de nieuwe huurprijs is bereikt, houdt een jaarlijkse huurverhoging in van 15%. Dit is een aanmerkelijke huurverhoging. Artikel 4.5 van de Recron-voorwaarden voor vaste plaatsen 2003 bepaalt dat indien de prijs aanmerkelijk wordt verhoogd een aankondigingtermijn geldt van 24 maanden en de ondernemer de aanmerkelijke verhoging globaal dient te motiveren. Gezien de datum van de brief van de ondernemer, 18 maart 2005, is een aanmerkelijke huurverhoging ingaande januari 2006 en januari 2007 in strijd met de Recron-voorwaarden. De ondernemer zal overeenkomstig hetzelfde artikel 4.5 vóór 1 oktober 2005 en 1 oktober 2006 schriftelijk aan de consument moeten bekendmaken wat het jaargeld voor het jaar 2006 en het jaar 2007 zal zijn, waarbij de nieuwe prijs niet een aanmerkelijke verhoging ten aanzien van de dan geldende huurprijs mag inhouden en de door de ondernemer toegepaste standaard index van 5% in de verhoging en in de nieuwe prijs moet zijn inbegrepen.
Ten overvloede voegt de commissie hieraan toe dat de Recron-voorwaarden niet bepalen dat een verhoging van de huursom met een bedrag van of tot 10% is toegestaan en geen criterium vermelden wanneer een huurverhoging een aanmerkelijke verhoging is. In het algemeen neemt de commissie echter aan dat een verhoging (inclusief index en verhoging van de opslag op verbruikslasten en heffingen) van 10% of meer een aanmerkelijke huurverhoging inhoudt die 24 maanden tevoren moet worden aangekondigd terwijl verhogingen met een lager percentage van geval tot geval worden beoordeeld.
In het onderhavige geval gaat de commissie er in dit geval voorshands van uit dat een verhoging van de huurprijs, inclusief index en verhoging van de opslag op heffingen en verbruikskosten, voor het jaar 2006 met minder dan 10% niet een aanmerkelijke verhoging is. Hierbij overweegt de commissie dat de ondernemer er een belang bij heeft dat het verschil tussen de aan de consument en aan nieuwe recreanten in rekening gebrachte huurprijs over verloop van tijd verdwijnt.
Met betrekking tot de klacht van de consument over storingen in de water- en elektriciteitstoevoer wijst de commissie de ondernemer op zijn verplichting de centrale voorzieningen in een goede staat van onderhoud te houden (artikel 15.1 Recron-voorwaarden). Uiteraard kan juist dit onderhoud tot onderbreking in de toevoer leiden maar in zodanig geval dient de ondernemer de consument tevoren op de hoogte te stellen.
Met betrekking tot de afmetingen en afbakening van de standplaats van de consument beveelt de commissie beide partijen terzake in goed overleg tot een bevredigende oplossing te komen waarbij aanpassing van de omvang van de standplaats tot aanpassing van de huurprijs kan leiden.
De klacht is niet, althans onvoldoende, weersproken, zodat deze vaststaat.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De door de ondernemer aangekondigde verhoging van de huurprijs (inclusief index en verhoging van de opslag op verbruikslasten heffingen) voor de jaren 2006 en 2007 is een aanmerkelijke prijsverhoging waarvoor hij de in artikel 4.5, laatste zin, van de Recron-voorwaarden voor vaste plaatsen 2003 in acht dient te nemen. Nu de ondernemer deze procedure niet in acht heeft genomen is deze verhoging niet geldig. Voorts dient de ondernemer in voorkomende gevallen de consument tijdig op de hoogte te stellen wanneer water- of elektriciteitstoevoer wordt afgesloten.
De commissie wijst het meer of anders verlangde af.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Recreatie op 27 juni 2005.