Aannemelijk dat er is geboekt. Wettelijke afkoelingsperiode geldt niet voor reisovereenkomsten

  • Home >>
  • Reizen >>
De Geschillencommissie




Commissie: Reizen    Categorie: Totstandkoming    Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: REI09-0405

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

In geschil is de vraag of al dan niet tussen partijen een reisovereenkomst tot stand is gekomen betreffende een cruise voor vier personen door de Westelijke Middellandse Zee van 16 tot en met 23 juni 2009, voor de som van € 4.706,–.   Klager heeft de door de reisorganisator in rekening gebrachte annuleringskosten ten bedrage van € 2.388,– niet betaald en bij de commissie gedeponeerd.   Standpunt van klager   Het standpunt van klager luidt samengevat en in hoofdzaak als volgt.   Klager heeft op 16 maart 2009 telefonisch aangemeld belangstelling te hebben voor de cruisereis. Vervolgens werd door de reisorganisator een bevestiging van de aanbieding opgestuurd. Klager heeft daarna de aanbieding per e-mail geannuleerd. Dit was aanleiding voor de reisorganisator om op agressieve wijze de aanbieding als een “overeenkomst” aan klager voor te houden. Klager vindt dit niet terecht, nu hij het aanhangsel bij de factuur als zijnde “een bevestiging van alle voornoemde voorwaarden” niet heeft ondertekend en op 19 maart 2009 per e-mail aan de reisorganisator heeft gemeld dat hij geen gebruik wil maken van zijn aanbieding. Klager is primair van mening dat nimmer een reisovereenkomst tot stand is gekomen. Voor zover er wel een overeenkomst tot stand is gekomen, is klager van mening dat dit een overeenkomst op afstand betreft, omdat er alleen telefonisch contact heeft plaatsgevonden. Op grond van het bepaalde in artikel 7:46d BW had klager derhalve zeven werkdagen de gelegenheid om de koop op afstand zonder opgave van redenen te ontbinden. Middels de e-mail van 19 maart 2009 heeft klager, voor zover er al een overeenkomst tot stand zou zijn gekomen, deze ontbonden.   Klager heeft ter zake het geschil kosten gemaakt voor de inschakeling van een advocaat, ten bedrage van € 719,–.   Klager verzoekt de commissie de reisorganisator terecht te wijzen en aan deze op te leggen de factuur voor annuleringskosten en overige kosten ten bedrage van € 3.167,19 totaal, alsmede het faillissementsrekest, in te trekken.   Standpunt van de reisorganisator   Het standpunt van de reisorganisator luidt samengevat en in hoofdzaak als volgt.   De ondernemer betwist dat klager de reis impulsief zou hebben geboekt. De echtgenote van klager heeft op 10 maart 2009 informatie aangevraagd betreffende een cruisereis met vertrekdatum 16 juni 2009. Op 13 maart 2009 heeft zij nogmaals gebeld met de vraag of de reis werkelijk te boeken was omdat zij had geconstateerd dat de reis tot in Engeland en België (waar rederijen andere tarieven hanteren) niet meer beschikbaar was. De reis is vervolgens voor haar in optie gezet. Op maandag 16 maart 2009 heeft de echtgenote van klager gebeld om de reis definitief te bevestigen. Daarop is de factuur gestuurd. Klager ontkent niet dat er een boeking heeft plaatsgevonden, aangezien klager de reis ook annuleert. Een beroep op de zeven-dagen-termijn is niet van toepassing op vakanties (artikel 7:46d lid 4 sub b onder 1 BW).   Beoordeling van het geschil   De commissie heeft het volgende overwogen.   Ter zitting heeft de echtgenote van klager verklaard dat zij, voordat zij telefonisch contact met de reisorganisator opnam, kennis heeft genomen van de website van de reisorganisator en derhalve op de hoogte was van de toepasselijkheid van algemene voorwaarden. De website van de reisorganisator vermeldt de toepasselijkheid van de ANVR Reisvoorwaarden en Algemene voorwaarden van de reisorganisator zelf. Artikel 2 van de ANVR Reisvoorwaarden bepaalt (onder andere) dat een reisovereenkomst tot stand komt door aanvaarding door de reiziger van het aanbod van de reisorganisator.   Voorafgaand aan de bevestiging van de reisovereenkomst door de reisorganisator heeft tussen partijen slechts telefonisch contact plaatsgevonden. De weergaven van hetgeen precies tussen partijen is besproken dan wel overeengekomen komen niet met elkaar overeen. De commissie is evenwel van oordeel dat uit de omstandigheden voldoende blijkt dat het aanbod van de reisorganisator door of vanwege klager is aanvaard en dat derhalve een reisovereenkomst tot stand is gekomen. De commissie acht daarbij met name van belang dat er tot drie maal toe telefonisch contact is geweest, waarbij eerst informatie is opgevraagd, vervolgens de reis in optie is gezet en daarna op 16 maart 2009 nogmaals telefonisch contact is geweest. Dit duidt op de intentie om daadwerkelijk en weloverwogen een reis te boeken. Voorts geeft klager in zijn e-mail van 19 maart 2009 aan dat er impulsief is gereageerd, dat hij de cruise annuleert en dat hij een beroep doet op de wettelijke termijn van zeven dagen. Dit duidt erop dat er, ook in de beleving van klager, tijdens het telefoongesprek van 16 maart 2009 een overeenkomst tot stand is gekomen, zij het in zijn beleving impulsief. Bovendien zijn alle voor een boeking relevante persoonlijke gegevens, zoals namen, voornamen, geboortedata, van alle reizigers in de boekingsbevestiging vastgelegd. Ook dit duidt op een definitieve boeking. Waarom alle persoonlijke gegevens vragen of geven als slechts sprake is van vrijblijvende informatieverstrekking?   Voorts is de commissie van oordeel dat aan klager geen beroep toekomt op de afkoelingsperiode zoals deze voor overeenkomsten op afstand is vastgelegd in artikel 7:46a-j BW nu artikel 7:46i lid 3 BW reisovereenkomsten als onderhavige daarvan uitsluit.   Gelet op het voorgaande is de commissie van oordeel dat op 16 maart 2009 een reisovereenkomst tussen partijen tot stand is gekomen, dat klager deze per e-mail van 19 maart 2009 heeft geannuleerd en dat de reisorganisator vervolgens geheel conform de toepasselijke voorwaarden annuleringskosten in rekening heeft gebracht. Een en ander conform artikel 1 lid 4 van de ANVR Reisvoorwaarden en artikel 8 van de eigen Algemene voorwaarden. Klager is derhalve annuleringskosten ten bedrage van € 2.388,– aan de reisorganisator verschuldigd.   Voor een toewijzing van de door de reisorganisator geclaimde kosten die verband houden met de incasso van de annuleringskosten ziet de commissie in redelijkheid geen grond aanwezig, nu de reisorganisator zo snel zulke zware en dure middelen heeft ingezet. Nu het niet slechts ging om het niet betalen van een factuur, maar sprake was van een onderliggend geschil, had de reisorganisator immers ook voor een minder kostbare weg kunnen kiezen en aan klager kunnen voorstellen om het geschil aan de commissie voor te leggen.   De klachten gericht tegen het tot stand komen van de overeenkomst en het in rekening brengen van annuleringskosten zijn ongegrond. De klachten gericht tegen het in rekening brengen van alle overige kosten die verband houden met de incasso en gericht tegen het faillissementsrekest zijn gegrond.   Nu klager deels in het gelijk wordt gesteld, dient de ondernemer hem de helft van het klachtengeld te vergoeden.   Ingevolge de bepalingen van het reglement van de commissie zijn de door klager gemaakt overige kosten ter zake de klacht voor eigen rekening. De commissie acht geen bijzondere omstandigheden aanwezig om vergoeding van deze kosten toe te kennen.   Derhalve wordt als volgt beslist.   Beslissing   Tussen klager en de reisorganisator is op 16 maart 2009 een reisovereenkomst tot stand gekomen.   Klager is de reisorganisator annuleringskosten ten bedrage van € 2.388,– verschuldigd.   Het depotbedrag komt derhalve de reisorganisator toe.   De reisorganisator dient af te zien van het indienen van een faillissementsaanvraag dan wel deze in te trekken.   De reisorganisator dient klager overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 50,– te vergoeden ter zake het klachtengeld.   De overige kosten die samenhangen met de incasso en de door partijen inschakelde juridische bijstand blijven voor rekening van partijen, zoals zij deze kosten zelf hebben gemaakt.   Overeenkomstig het reglement van de commissie is de reisorganisator aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 205,–.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Reizen op 2 november 2009.