Aansluitkosten in redelijke verhouding staan tot het standaard tarief; kosten onredelijk nu deze 600% hoger zijn dan het standaardtarief, matiging kosten

  • Home >>
  • Water Zakelijk >>
De Geschillencommissie




Commissie: Water Zakelijk    Categorie: Aansluiting    Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: ENE10-0087

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft de door het bedrijf aan de klager in rekening gebrachte kosten voor de aansluiting van een kantoorpand aan de [adres] te [woonplaats] op het drinkwaterleidingnet.

De klager heeft op 6 juli 2010 de klacht voorgelegd aan het bedrijf.

Standpunt van de klager

Het standpunt van de klager luidt in hoofdzaak als volgt.

De klager is doende een kantoorpand te realiseren aan de [adres] te [woonplaats] ten behoeve van een belegger. Met het bedrijf is geruime tijd gecorrespondeerd over de aansluitingskosten voor dit project. De klager is van oordeel dat de door het bedrijf berekende kosten enige duizenden euro’s hoger liggen dan op grond van de algemene voorwaarden van het bedrijf in rekening zou mogen worden gebracht. Aanvankelijk werd € 8.147,33 exclusief BTW in rekening gebracht. Na protest van de klager werd dit bedrag verminderd tot € 7.300,23 exclusief BTW. Ook dat bedrag acht de klager te hoog. Volgens de klager zouden de aansluitkosten niet meer mogen bedragen dan € 1.690,37 exclusief BTW. Volgens artikel 4, lid 14 van de toepasselijke tarievenregeling 2009 zijn de eerste € 3.025,– voor rekening van het bedrijf en is van het meerdere 1/3 voor rekening van de aanvrager van de aansluiting en 2/3 voor rekening van het bedrijf. Dit leidt volgens de klager tot een bijdrage zijnerzijds van € 1.690,37. Mocht artikel 4, lid 14 van de tarievenregeling niet van toepassing zijn, zoals het bedrijf stelt, dan acht de klager de begrote kosten niettemin te hoog. Er is een aansluiting aangevraagd met een diameter van 60 mm. Het vaste tarief voor een diameter van 40 mm bedraagt volgens artikel 4, lid 1 van de genoemde tarievenregeling € 1.020,–. Waarom de kosten bij een diameter van 60 mm extreem veel hoger zouden moeten liggen wordt door het bedrijf niet duidelijk gemaakt. Als er voor de aanleg van de toevoerleiding speciale voorzieningen nodig zijn in verband met de van de standaardmaat afwijkende diameter, zoals het bedrijf stelt, worden de daaraan verbonden kosten reeds grotendeels gemaakt doordat er voor rekening van het bedrijf een aparte hoofdleiding van 134 meter lengte moet worden aangelegd, waarop de toevoerleiding naar het te realiseren kantoorpand moet worden aangesloten. Het bedrijf heeft geweigerd de offerte verder naar beneden bij te stellen.

De klager verlangt vermindering van de offerte tot € 1.690,37, althans tot een door de commissie vast te stellen bedrag.

Standpunt van het bedrijf

Het standpunt van het bedrijf luidt in hoofdzaak als volgt.

Om het betreffende kantoorpand van drinkwater te kunnen voorzien moeten een hoofdleiding en een aansluiting worden gerealiseerd. De aanleg van de hoofdleiding (lengte 134 meter, kosten circa € 50.000,–) komt geheel voor rekening van het bedrijf. Het bedrijf ziet deze hoofdleiding als een uitbreiding van zijn leidingnetwerk en beschouwt de kosten daarvan dus als een investering in het licht van de verwachting dat er in de toekomst meer aansluitingen op deze hoofdleiding zullen worden gerealiseerd. De kosten van de aansluiting (met een lengte van 15 meter) komen voor rekening van de klager. Het bedrijf heeft zijn offerte gebaseerd op reële kosten van de aanleg van deze aansluiting. Het bedrijf is hiertoe gerechtigd op grond van artikel 4, lid 6 van de toepasselijke tarievenregeling, dat bepaalt dat bij een afwijkende diameter van de toevoerleiding niet het standaardtarief van toepassing is, maar de prijs van de aansluiting door het bedrijf worden bepaald. Aangezien de hoofdleiding geheel voor rekening van het bedrijf komt, is artikel 4, lid 14 van de tarievenregeling, dat betrekking heeft op een bijdrage van de aanvrager in de kosten van de hoofdleiding, niet van toepassing en derhalve is de door klager gemaakte berekening, die op dat artikel is gebaseerd, niet relevant. De reden waarom de door het bedrijf begrote kosten van de aansluiting veel hoger zijn dan indien was gekozen voor een aansluiting met een diameter van 40 mm, waarvoor een standaard bijdrage in de kosten van € 1.020,– geldt, is gelegen in het volgende. Aansluitingen met een buiswijdte tot 40 mm kunnen onder druk worden aangeboord. Dit veroorzaakt geen verstoring in de waterlevering in de directe omgeving. Een grotere aansluiting is meestal maatwerk. De prijs is van vele factoren afhankelijk en er bestaan daarvoor dan ook geen standaard tarieven. Daarnaast moet voor een grotere aansluiting de druk van het leidingnet worden onderbroken. Dit brengt extra kosten met zich mee (in zijn verweerschrift geeft het bedrijf voorbeelden van extra kostenposten, waarnaar de commissie kortheidshalve verwijst). Bovendien gaat de vergelijking met de standaard tarieven ook op een aantal andere punten niet op. In de eerste plaats zijn de standaard tarieven niet kostendekkend en voorts zijn deze tarieven gebaseerd op het uitgangspunt dat het veelal gaat om de aanleg van een groot aantal aansluitingen, zoals bij nieuwe woonwijken, zodat de voorbereidingskosten over een groot aantal aansluitingen kunnen worden verdeeld. Voor de onderhavige aansluiting met een grotere diameter dan bij het standaard tarief gelden al deze omstandigheden niet en moet dus maatwerk worden geleverd waarvan de kosten apart moeten worden begroot. Het bedrijf heeft de begrote kosten door een iets andere aanpak al verminderd van € 8.147,33 tot € 7.300,23. Een verdere vermindering is niet mogelijk.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

Het bedrijf heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de begrote kosten uitsluitend betrekking hebben op de aansluiting van het te realiseren kantoorpand op de hoofdleiding en dat er dus geen sprake is van een bijdrage van de klager in de kosten van de aanleg van de hoofdleiding. Volgens artikel 4, lid 6 van de toepasselijke "Tarievenregeling van [naam waterbedrijf] voor de levering van drinkwater" worden aansluitingen met een wijdte van meer dan 40 mm volgens een door het bedrijf te bepalen prijs berekend. Volgens artikel 4, lid 1 van deze tarievenregeling is de aanvrager van een aansluiting met een wijdte van 40 mm een standaard bijdrage verschuldigd van € 1.020,– (tarief 2009). Per 1 januari 2011 is deze bijdrage bepaald op € 1.100,–. Nu de klager een aansluiting heeft aangevraagd met een wijdte van 60 mm, moet deze ingevolge artikel 4, lid 6 van de tarievenregeling worden berekend volgens een door het bedrijf te bepalen prijs. Het bedrijf dient daarbij de maatstaven van redelijkheid en billijkheid in acht te nemen. Dat wil in dit geval zeggen dat de berekende aansluitkosten in een redelijke verhouding dienen te staan tot het standaardtarief. Daarvan is naar het oordeel van de commissie geen sprake. De begrote kosten zijn meer dan 600% hoger dan het standaardtarief bij een wijdte van 40 mm. De daarvoor door het bedrijf aangevoerde feiten en argumenten acht de commissie ontoereikend. De offerte is uiterst summier gespecificeerd. De specificatie bestaat uit "taakkosten", "materiaalkosten", "onderaannemingskosten" en "overige kosten". Een nadere specificatie van deze afzonderlijke kostenposten ontbreekt. De offerte wekt hierdoor de indruk van willekeurigheid. De door het bedrijf in zijn verweerschrift genoemde omstandigheden die de aansluiting extra duur maken zijn mutatis mutandis ook van toepassing op de hoofdleiding, die min of meer tegelijk met de aansluiting wordt aangelegd, zodat die extra kosten voor een deel kunnen worden toegerekend aan de hoofdleiding, waarvan het bedrijf heeft gesteld dat deze geheel voor zijn rekening is. Ter zitting is gebleken dat wanneer de klager had gekozen voor een diameter van 40 mm (gesteld dat dit in verband met de noodzakelijke drinkwatervoorziening in het te realiseren kantoorpand mogelijk zou zijn), het standaardtarief van € 1.020,– zou zijn toegepast. Daardoor verliest het argument dat het standaardtarief niet kostendekkend is en dat dit mede is gebaseerd op het uitgangspunt dat het veelal gaat om de aanleg van een groot aantal aansluitingen voor een groot deel zijn kracht. Het valt immers moeilijk in te zien waarom de aansluiting met een afwijkende diameter kostendekkend zou moeten zijn en de aansluiting met een standaard diameter niet, terwijl in beide gevallen het in het leveringstarief begrepen bestanddeel vastrecht hetzelfde is. De commissie ziet mitsdien aanleiding om de geoffreerde kosten te matigen, echter niet tot het door de klager voorgestelde bedrag, maar volgens een verdeling die door de commissie op grond van het bovenstaande en alle haar bekende overige omstandigheden en rekening houdend met de belangen van beide partijen het meest in overeenstemming met de maatstaven van redelijkheid en billijkheid wordt geacht.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

Het bedrijf matigt de geoffreerde aansluitingskosten tot € 4.500,– exclusief BTW en realiseert de aansluiting voor dit bedrag.

De commissie wijst het meer of anders verlangde af.

Bovendien dient het bedrijf overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 178,50 aan de klager te vergoeden ter zake van het klachtengeld.

Overeenkomstig het reglement van de commissie is het bedrijf aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 150,–.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie en Water, op 28 januari 2011.