Commissie: Advocatuur
Categorie: Betaling
Jaartal: 2020
Soort uitspraak: Arbitraal Vonnis
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
3241/3659
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
De advocaat klaagt hier over een factuur die de cliënt niet wil betalen. Er is een betalingsregeling gesloten dat de cliënt € 400,– per maand aan de advocaat zou betalen om de openstaande rekeningen zo in termijnen af te lossen. Na het sluiten van deze overeenkomst is de cliënt de regeling niet nagekomen. De cliënt geeft aan de facturen niet te hebben betwist en deze wel te willen voldoen, maar dat een bedrag van € 400,– per maand te hoog is. Een aantal dagen voor de mondelinge behandeling zijn partijen alsnog tot een betalingsregeling gekomen, inhoudende een maandelijkse betaling van € 100,- totdat het gehele openstaande bedrag is voldaan. Daarnaast zal de cliënt jaarlijks na ontvangst van zijn vakantiegeld een bedrag van € 1000,– aan de advocaat voldoen totdat de totale schuld is ingelost. Partijen hebben met de betalingsregeling overeenstemming bereikt over de wijze waarop het geschil zal worden opgelost. De commissie komt daardoor niet toe aan een inhoudelijke beoordeling.
Volledige uitspraak
Ondergetekenden:
de heer mr. J. van der Groen te [plaatsnaam], de heer mr. N.J.M. Broers te [plaatsnaam], de heer mr. C.J.J. Havermans te [plaatsnaam], die in het onderhavige geschil als arbiters optreden, hebben het volgende vonnis gewezen.
Bevoegdheid arbiters en plaats van arbitrage
De bevoegdheid van de arbiters berust op een overeenkomst tot arbitrage, zoals vervat in een door beide partijen ondertekende mantelovereenkomst, waarbij partijen zich voor de beslechting van alle geschillen ontstaan naar aanleiding van de totstandkoming en/of uitvoering van de dienstverlening, inclusief alle declaratiegeschillen, onderwerpen aan arbitrage door de Geschillencommissie Advocatuur (hierna te noemen: de commissie). Aldus is voldaan aan de eis van artikel 1021 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering. Partijen zijn tevens overeengekomen dat alle geschillen – zoals hiervoor omschreven – zullen worden beslecht overeenkomstig het Reglement Geschillencommissie Advocatuur (hierna te noemen: het Reglement).
De bevoegdheid van ondergetekenden om het geschil tussen partijen als arbiters te beslechten is gezien het vorenstaande gegeven. Zij dienen gelet op het bepaalde in artikel 31 van het Reglement te beslissen als goede personen naar billijkheid, waarbij zij met in achtneming van de tussen partijen gesloten overeenkomst als maatstaf voor het handelen van de advocaat hanteren dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat.
Als plaats van arbitrage is Utrecht vastgesteld.
Standpunt van de advocaat
Voor het standpunt van de advocaat verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De advocaat heeft voor de cliënt in vier verschillende dossiers werkzaamheden verricht. Gelet op de financiële situatie van de cliënt is er destijds voor gekozen om de werkzaamheden niet meteen uit te factureren. Over de betalingen is een regeling gesloten op 22 juni 2017 inhoudende dat de cliënt € 400,– per maand aan de advocaat zou betalen om de rekeningen van de advocaat zo in termijnen af te lossen.
Na het sluiten van deze overeenkomst is de cliënt deze regeling geen enkele keer nagekomen, ondanks meerdere keren te hebben aangegeven aan zijn verplichtingen te zullen voldoen.
Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De cliënt stelt dat in de door hem en de advocaat overeengekomen mantelovereenkomst staat dat er een toevoeging zou worden aangevraagd voor de advocaatkosten. Hij heeft hier nooit een goed- of afkeuring van gekregen. De cliënt was van mening dat de betalingsregeling betrekking had op de eigen bijdrage die hij zou moeten betalen bij een goedkeuring van de toevoeging. Hij heeft destijds getekend voor een betalingsregeling terwijl er nog geen sprake was van openstaande facturen.
De cliënt geeft aan de facturen niet te hebben betwist en deze ook te willen voldoen, maar een bedrag van € 400,– per maand is te hoog. De cliënt geeft aan dat hij gezien zijn financiële situatie maximaal € 100,– per maand kan betalen.
Behandeling van het geschil
Op 13 november 2019 heeft te Utrecht de mondelinge behandeling ten overstaan van de arbiters plaatsgevonden, bijgestaan door mevrouw mr. [naam plaatsvervangend secretaris] fungerend als plaatsvervangend secretaris.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen om ter zitting te verschijnen.
De advocaat is ter zitting verschenen en heeft zijn standpunt nader toegelicht. De cliënt heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid ter zitting zijn standpunt nader toe te lichten.
Beoordeling van het geschil
De commissie beslist naar redelijkheid en billijkheid, waarbij zij als maatstaf voor het handelen van de advocaat hanteert dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat.
Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de commissie het volgende.
Een aantal dagen voor de mondelinge behandeling heeft de advocaat middels een faxbericht de commissie bericht dat een betalingsregeling is overeengekomen tussen hem en de cliënt inhoudende een maandelijkse betaling van € 100,– totdat het gehele openstaande bedrag is voldaan.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de advocaat aangegeven naast bovenstaande regeling met de cliënt te hebben afgesproken dat deze jaarlijks na ontvangst van zijn vakantiegeld een bedrag van € 1.000,– aan de advocaat zal voldoen totdat de totale schuld van € 9.906,75 zal zijn ingelost.
Na afloop van de zitting heeft de advocaat deze afspraak schriftelijk aan de commissie bevestigd.
Partijen hebben met deze betalingsregeling alsnog overeenstemming bereikt over de wijze waarop het geschil zal worden opgelost. Dit betekent dat de commissie niet toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van het geschil. Volstaan wordt met het veroordelen van de cliënt tot betaling aan de advocaat van de door de cliënt niet betwiste hoofdsom van € 9.906,75 en wel in termijnen overeenkomstig de tussen partijen tot stand gekomen betalingsregeling.
Beslissing
De commissie veroordeelt de cliënt tot betaling aan de advocaat van € 9.906,75, te voldoen overeenkomstig de tussen partijen overeengekomen betalingsregeling inhoudende een maandelijkse betaling door de cliënt aan de advocaat van € 100,– en een jaarlijkse betaling door de cliënt aan de advocaat van € 1.000,– uit het jaarlijkse vakantiegeld, derhalve een totale jaarlijkse aflossing van € 2.200,–, totdat de totale hoofdsom van € 9.906,75 zal zijn voldaan.