Commissie: Advocatuur Zakelijk
Categorie: Beroepsfout / Zorgvuldigheid
Jaartal: 2022
Soort uitspraak: Arbitraal Vonnis
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
131241/167789
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Het had op de weg van de advocaat gelegen om in de opgestelde notariële akte te controleren of thans wel aan de vereisten als bedoeld in de Wohv is voldaan. De advocaat heeft dat echter nagelaten. De commissie is van oordeel dat de advocaat niet heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat verwacht mag worden. Echter, een causaal verband tussen de gestelde schade en het tekortschieten van de advocaat ontbreekt. De commissie is van oordeel dat de advocaat voor een deel wel aansprakelijk is voor de door verweerster geleden materiele schade en stelt deze in redelijkheid en billijkheid vast op een bedrag van € 5000,– De klacht is dan ook gegrond.
De uitspraak
Ondergetekenden:
de heer mr. N. Schaar te Bussum, mevrouw mr. M.J. de Groot te Hilversum, de heer J.H.L. den Otter te Cromvoirt, die in het onderhavige geschil als arbiters optreden, hebben het volgende vonnis gewezen.
Bevoegdheid arbiters en plaats van arbitrage
De bevoegdheid van de arbiters berust op een overeenkomst tot arbitrage, zoals vervat in de akte van compromis door partijen getekend op 5 januari 2021, waarbij partijen zich voor de beslechting van hun geschil ter oplossing onderwerpen aan arbitrage door de Geschillencommissie Advocatuur (hierna te noemen: de commissie). Aldus is voldaan aan de eis van artikel 1021 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering. Partijen verklaren zich akkoord met het Reglement Geschillencommissie Advocatuur (hierna te noemen: het Reglement) en voorts de uitspraak van de commissie als bindend te aanvaarden.
De bevoegdheid van ondergetekenden om het geschil tussen partijen als arbiters te beslechten is gezien het vorenstaande gegeven. Zij dienen gelet op het bepaalde in artikel 31 van het Reglement te beslissen als goede personen naar billijkheid, waarbij zij met in achtneming van de tussen partijen gesloten overeenkomst als maatstaf voor het handelen van verweerster hanteren dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelend advocaat.
Als plaats van arbitrage is Den Haag vastgesteld.
Standpunt van eiseres
Voor het standpunt van eiseres verwijzen arbiters naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Eiseres heeft zich in augustus 2019 tot verweerster gewend voor een procedure tegen woningcorporatie [WONINGCORPORATIE] (hierna: de woningcorporatie). De woningcorporatie heeft eiseres (toen nog: de [RECHTSVOORGANGER EISERES]) op 19 november 2019 gedagvaard. Verweerster gaf aan dat eiseres (op het eerste oog) zou kunnen optreden als huurdersorganisatie.
Eiseres is op 12 augustus 2019 door verweerster naar een notaris verwezen voor de statusverandering ([RECHTSVOORGANGER EISERES]. De statusverandering is op 14 januari 2020 aan verweerster gemeld. Op 8 februari 2020 heeft eiseres de opdrachtbevestiging van verweerster ontvangen. Op 16 maart 2020 zijn de processtukken naar de rechtbank verstuurd. Op 18 maart 2020 vond de eerste zitting plaats. Verweerster wist dus ruimschoots op tijd van de statusverandering. Indien verweerster de statusverandering niet zou hebben genegeerd, dan had eiseres twee maanden de tijd gehad om alles op orde te krijgen. Bij vonnis van 26 augustus 2020 heeft de rechtbank eiseres ([RECHTSVOORGANGER EISERES]) niet-ontvankelijk verklaard.
Verweerster geeft aan dat zij het moest doen met de voorliggende statuten, maar de [RECHTSVOOR-GANGER EISERES] heeft nooit statuten gehad. De notulen waren beschikbaar of konden indien nodig nog geproduceerd worden, nu de jaarvergaderingen op 29 augustus 2019 en 4 februari 2020 (ruim voor de zitting van 18 maart 2020) hebben plaatsgevonden. Verweerster heeft hier echter niet om gevraagd. Verweerster had kunnen weten dat de rechter om deze basisvereisten zou vragen.
Verweerster had moeten weten wat de vereisten voor een huurdersstichting op wijkniveau zijn. Zij had dit vooraf bij eiseres moeten controleren en aanwijzingen moeten geven wat te doen om wél aan de vereisten te voldoen. Verweerster wist dat dit het einddoel van eiseres was. Verweerster behoort te weten wat de vereisten zijn op grond van de Wet op het overleg huurders verhuurder (Wohv). Verweerster moest weten dat een statutaire huurdersorganisatie op wijkniveau andere (wettelijke) vormvereisten en formaliteiten heeft dan een bewonerscommissie. Het lag in de lijn der verwachtingen dat de kantonrechter (ook) naar de statusverandering en de daarbij behorende wetgeving en vereisten van de huurdersstichting zou kijken. Dat heeft de kantonrechter ook gedaan. Bij vonnis van 26 augustus 2020 heeft de kantonrechter eiseres niet-ontvankelijk verklaard. Op advies van de juridisch medewerker is eiseres niet in hoger beroep gegaan, hoewel eiseres dat eigenlijk wel wilde.
Eiseres heeft de indruk dat verweerster de dagvaarding, de stukken en de statuten van de huurdersstichting niet of bijna niet heeft gelezen en niet weet waar de zaak eigenlijk over gaat. Verweerster heeft immers de kern van de zaak volledig gemist. Verweerster erkent dat er met de zaak is gegokt en beroept zich in het verweer op statuten van een vereniging welke nooit heeft bestaan. Alle fouten in de statuten heeft verweerster gemist, waaronder de formaliteiten en vereisten voor onder andere het wijkniveau, dat de statuten beter geregeld moesten worden en dat er nog documenten en bewijzen aan het dossier toegevoegd moesten worden.
Door het handelen van verweerster waren alle kansen op een goed resultaat verspeeld, hoewel de kans op winnen vooraf meer dan 70% was. Eiseres heeft de indruk dat de zaak verweerster te veel moeite kostte en te weinig opleverde. Zij heeft de zaak immers doorgeschoven naar een juridisch medewerker. Verweerster heeft vele uren in rekening gebracht voor onder andere het opstellen van processtukken, terwijl eiseres die zelf heeft geschreven. De inspanningen van verweerster en haar medewerkers hebben geen enkele toegevoegde waarde gehad.
Eiseres heeft schade geleden. Die bestaat uit de declaraties vanaf het moment van dagvaarding, 19 november 2019: € 5.149,91 en de proceskosten van € 1.157,58, in totaal € 6.307,49. Daarnaast is door verweerster gedurende 16 maanden rente geheven over de voorschotnota van € 1.210,– vanaf 18 mei 2020. De hoge kosten staan in geen verhouding tot de verrichte inspanningen en het bijbehorende resultaat.
Daarnaast is eiseres inkomsten misgelopen. € 8.139,64 in 2019. Indien dit bedrag ook voor 2020 en 2021 wordt gerekend dan is er sprake van een bedrag van € 24.418,92 aan misgelopen inkomsten. Eiseres ontvangt geen onkostenvergoeding meer van de woningcorporatie om te kunnen bestaan en eiseres is haar bestaansrecht en erkenning kwijtgeraakt. De huurders zijn eveneens ernstig benadeeld. Eiseres is in de problemen geraakt en kan niets meer doen vanuit de huurdersstichting om voor het behoud en onderhoud van de woning te vechten.
Eiseres verlangt materiële en immateriële schadevergoeding inclusief inkomstenderving van € 8.000,–, te vermeerderen met wettelijke rente en achtergehouden wettelijke rente en de kosten van dit geschil.
Standpunt van verweerster
Voor het standpunt van verweerster verwijzen arbiters naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Verweerster is niet bekend met de instructies die aan de notaris zijn gegeven. Het is niet duidelijk of de notaris op de hoogte is gesteld van de bedoelingen van eiseres en in hoeverre daarmee rekening is gehouden bij het opstellen van de statuten.
In het advies van 12 augustus 2019 heeft verweerster alleen aangegeven dat het wordt aanbevolen om naar de notaris te gaan om de huurdersstichting te formaliseren, zodanig dat het voldoet aan de eisen die worden gesteld in de Wohv. Het was aan de notaris om statuten te maken die in de pas lopen met de Wohv. Op 14 januari 2020 heeft eiseres aan verweerster meegedeeld dat de inschrijving als huurdersstichting is gelukt. Eiseres heeft niet expliciet gevraagd om naar de statuten te kijken en deze te toetsen. Indien de statuten waren gewijzigd tijdens de procedure bevalt te betwijfelen of de uitspraak van de kantonrechter anders was geweest. Ook dan was immers niet voldaan aan de derde voorwaarde van artikel 1 onder f Wohv.
Aan het begin van de conclusie van antwoord is stilgestaan bij de statutenwijziging. Het is de vraag of het aan verweerster was om de notulen op te vragen. Verweerster heeft de notulen in ieder geval niet voor het indienen van de processtukken mogen ontvangen. Niet alleen de notulen ontbraken, zo blijkt uit het vonnis. Het was een optelsom van verschillende factoren.
Bij het opstellen van de processtukken – waarbij de voorzet van eiseres als basis heeft gediend – is uitgegaan van de door eiseres aangeleverde stukken. De voorwaarden vanuit de Wohv zijn besproken. Eiseres doet voorkomen dat zij aan alle voorwaarde kon voldoen, maar dat is niet na te gaan nu eiseres niet verder heeft geprocedeerd. Eiseres heeft bepaald dat sprake was van een huurderscommissie. Dat was ook de wens van eiseres. Daar is in de processtukken op ingezet. Er is veelvuldig overleg geweest met eiseres. Eiseres stond ook volledig achter de opgestelde processtukken. Tijdens het opstellen van de processtukken is nooit aangegeven dat verweerster de kern van de zaak onbesproken liet.
Verweerster heeft met eiseres besproken of het akkoord was dat de juridisch medewerker betrokken werd bij de zaak. Dat was het geval. Eiseres kon voor vragen altijd terecht bij verweerster. De uitlating van de juridisch medewerker in de door eiseres aangehaalde mail is niet correct. Ook de opmerking ‘gegokt en verloren’ is ongelukkig gekozen. Daarmee is geenszins bedoeld dat de zaak van eiseres als gok is aangenomen. Er waren voldoende aanknopingspunten om de zaak door te zetten. De zaak van eiseres was juridisch pleitbaar.
Het voorschot is gestort op een lopende rekening van het kantoor, waarvan verweerster geen enkel profijt heeft gehad. Er wordt geen rente over het positieve saldo verstrekt. Op 1 september 2021 is verzocht een overzicht van de facturen te sturen en het teveel betaalde terug te storten. Dat is gedaan. Op 17 september 2021 is een bedrag van € 100,– verrekend met de openstaande facturen en is het restant teruggestort.
Verweerster heeft met een gematigd tarief gewerkt. De in rekening gebrachte werkzaamheden kunnen niet langs de meetlat van het resultaat worden gelegd. Het gaat om een inspanningsverplichting, geen resultaatsverbintenis. Bij de facturen is altijd een urenverantwoording overgelegd.
Verweerster kan zich voorstellen dat het vonnis bij eiseres zwaar is gevallen en dat daarmee emoties loskomen. De beslissing van de kantonrechter kan echter niet worden afgeschoven op verweerster.
De kantonrechter laat in het vonnis de mogelijkheid open dat eiseres de statuten nog kan aanpassen en aan de overige ontbrekende vereisten alsnog kan voldoen. Als eiseres zich in de toekomst kan kwalificeren als huurdersorganisatie, kan alsnog aanspraak worden gemaakt op de rechten uit de Wohv.
Verweerster meent dat zij niet tekortgeschoten is en dat zij daarom niet schadeplichtig is.
Verweerster heeft twee dossiers voor eiseres behandeld. Het totaalbedrag van de facturen bedraagt € 4.530,39. Als wordt uitgegaan van de kosten vanaf het moment van dagvaarding dan bedragen deze € 3.939,81.
Behandeling van het geschil
Op 21 juni 2022 heeft te Utrecht de behandeling ten overstaan van de arbiters plaatsgevonden, bijgestaan door mevrouw mr. L. Kramer fungerend als plaatsvervangend secretaris.
De commissie heeft de behandeling van het geschil op basis van de stukken, zonder mondelinge behandeling, afgedaan.
Op 15 juni 2022 heeft de cliënt nog een aanvullend stuk met bijlagen aan het dossier toegevoegd. De advocaat is van mening dat dit stuk buiten beschouwing moet worden gelaten. Ook na de zitting heeft de cliënt nog stukken toegevoegd aan het dossier. De commissie zal, gelet op het tijdstip van indiening geen acht slaan op de inhoud van deze stukken.
Beoordeling van het geschil
Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overwegen de arbiters het volgende.
De arbiters beslissen naar redelijkheid en billijkheid, waarbij zij als maatstaf voor het handelen van verweerster hanteert dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat eiseres door de woningcorporatie is gedagvaard als bewonerscommissie. Tijdens de procedure is de naam en hoedanigheid van eiseres gewijzigd. Het verweerschrift namens eiseres is dan ook ingediend door de huurdersstichting. Aan deze wijziging is een advies van verweerster aan eiseres voorafgegaan om naar de notaris te gaan om de huurdersstichting te formaliseren.
Eiseres heeft niet aangegeven wat de inhoud van de opdracht aan de notaris is geweest. De arbiters gaan er echter van uit dat de opdracht de strekking heeft gehad om een stichting op te richten die voldoet aan de eisen als bedoeld in de Wohv.
Een van de kernpunten in de dagvaarding van de woningcorporatie was dat de bewonerscommissie geen huurdersorganisatie is. Als vervolgens op advies van verweerster een gang naar de notaris wordt gemaakt om de huurdersorganisatie te formaliseren en er statuten worden vastgelegd, had het ook op de weg van verweerster gelegen om in de opgestelde notariële akte te controleren of thans wel aan de vereisten als bedoeld in de Wohv is voldaan. Verweerster heeft dat echter nagelaten.
Verweerster had moeten zien dat eiseres bij aanvang van de procedure maar ook na de gang naar de notaris niet aan de vereisten in de zin van de Wohv voldeed. Verweerster had eiseres daarop moeten wijzen.
Verweerster diende de voorwaarden van de Wohv af te lopen en de notulen te checken. Verweerster kan zich hierbij niet verschuilen achter de notaris. Eiseres heeft zich ook nog beroepen op de (eerdere) beslissing van de huurcommissie, waarbij eiseres wel als huurdersorganisatie is aangemerkt, maar die kan haar niet baten. De beslissing van de huurcommissie gaat immers over de bewonerscommissie die had opgehouden te bestaan.
De arbiters overwegen in dit verband dat het weliswaar voor de uitkomst van de procedure niet had uitgemaakt als verweerster van tevoren had gecheckt of eiseres voldeed aan de eisen van de Wohv. Eiseres was immers door de woningcorporatie gedagvaard en voldeed op dat moment niet aan de voorwaarden van de Wohv voor een huurdersorganisatie. Verweerster had evenwel de door eiseres te maken kosten kunnen beperken. Verweerster had met eiseres moeten bespreken of voortzetting van de procedure, zoals het indienen van een conclusie van antwoord nog zinvol zou zijn. Verweerster heeft dat niet gedaan.
Uit het voorgaande volgt dat de arbiters reeds op grond van hetgeen hiervoor is overwogen van oordeel zijn dat verweerster niet heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat verwacht mag worden. De klacht is dan ook gegrond.
Eiseres verlangt een schadevergoeding.
Ten aanzien van de gestelde misgelopen inkomsten zijn de arbiters van oordeel dat indien er inkomsten zouden zijn misgelopen, eiseres daar medeschuldig aan is geweest en zij zelf die schade had kunnen voorkomen. Eiseres is immers de inkomsten misgelopen omdat niet wordt voldaan aan de eisen van de Wohv. Zij is op advies van de advocaat daartoe naar de notaris gegaan om haar rol als huurdersvereniging te formaliseren. Er zijn echter door eiseres geen notulen opgesteld. Een causaal verband tussen de gestelde schade en het tekortschieten van verweerster ontbreekt dan ook. Niet dan wel onvoldoende is gebleken is dat de schade is ontstaan door toedoen van verweerster. Deze gevorderde schadevergoeding wordt dan ook afgewezen.
Van immateriële schadevergoeding kan geen sprake zijn. Eiseres is geen natuurlijke persoon maar een stichting, waarvoor geldt dat deze niet in de persoonlijke levenssfeer kan worden aangetast. Voor wat betreft de door de voorzitter van de stichting gestelde immateriële schade geldt dat die schade niet door de stichting, die in onderhavige als eiseres heeft te gelden, wordt geleden en derhalve in onderhavige procedure niet kan worden gevorderd als zijnde door de stichting geleden schade. Overigens is die schade verder ook onvoldoende onderbouwd en evenmin is gebleken dat de schade door toedoen van verweerster is ontstaan.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de commissie van oordeel dat verweerster voor een deel wel aansprakelijk is voor de door verweerster geleden materiele schade en stelt deze in redelijkheid en billijkheid vast op een bedrag van € 5000,– en bepaalt dat verweerster dit bedrag zal betalen aan eiseres binnen een maand na verzending van deze uitspraak aan partijen, bij niet betaling te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldatum tot aan die der algehele voldoening.
Hetgeen partijen voorts hebben aangevoerd en ingebracht behoeft geen bespreking nu dit niet tot een ander oordeel kan leiden.
De arbiters zullen verweerster als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de kosten van deze arbitrage, die worden vastgesteld op € 514,25 van het door de Stichting Geschillencommissie voor Beroep en Bedrijf (SGB) vastgestelde bedrag aan honorarium en verschotten van de arbiters.
Gelet op de beslissing wordt eiseres geacht de arbitragekosten bij wijze van voorschotbetaling mede namens verweerster te hebben voldaan. De arbiters bepalen voorts dat het bedrag dat eiseres ter zake van de arbitragekosten heeft voldaan, in zijn geheel komt te vervallen aan de commissie en veroordeelt verweerster tot betaling van deze kosten aan eiseres.
Beslissing
De arbiters, beslissend als goede personen naar billijkheid:
• verklaren de klacht van eiseres gegrond;
• veroordelen [VERWEERDER] tot betaling aan [EISER] van € 5000,– binnen een maand na ver-zending van deze uitspraak aan partijen, en bij niet betaling te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldatum tot de aan dag der algehele voldoening;
• veroordelen [VERWEERDE] aan [EISER] te voldoen de arbitrage kosten ten bedrage van € 514,25;
• wijzen af het meer of anders gevorderde.