Advocaat had te weinig oog voor verwachtingen cliënt

De Geschillencommissie
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Advocatuur    Categorie: Inspanningsverplichting    Jaartal: 2020
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: ten dele gegrond   Referentiecode: 1719/10979

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De advocaat heeft een inspanningsverplichting en geen resultaatverplichting. De commissie meent echter dat de advocaat weinig oog en aandacht heeft gehad voor de verwachtingen van de cliënte. De cliënte heeft meerdere malen geventileerd dat het recht aan haar zijde is en de kans op succes daarmee erg groot is. Volgens de cliënte moest het haalbaar zijn om binnen korte tijd de totaal aan de schilder betaalde kosten te verhalen. Ook heeft zij haar onrust geuit en aangegeven dat het haar allemaal te lang duurt. Door de advocaat zijn geen voorbehouden gemaakt. Door geen voorbehoud te maken op het te bereiken resultaat, heeft de cliënte een niet realistisch doel voor ogen gehad. Als de advocaat aan die onvrede meer (zichtbare) aandacht had besteed, had de cliënte haar verwachting kunnen bijstellen en had zij misschien andere keuzes gemaakt. De commissie acht een financiële vergoeding op zijn plaats.

Volledige uitspraak

Onderwerp van het geschil
De cliënt heeft de klacht voorgelegd aan de advocaat.

Het geschil betreft in de kern een geschil over de voortvarendheid van de behandeling van het dossier.

Bevoegdheid commissie
Op grond van artikel 2 van het Reglement Geschillencommissie Advocatuur en artikel 17 van de algemene voorwaarden van de advocaat is de Geschillencommissie bevoegd te oordelen bij bindend advies.

Standpunt van de cliënte
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Cliënte is ontevreden over de door haar advocaat geleverde dienst. In de kern komt haar klacht erop neer dat de advocaat inefficiënt werkte waardoor het gehele traject te lang heeft geduurd. Daarnaast beklaagt zij zich erover dat de advocaat fouten maakte in de weergave van de feiten en zij relevante informatie heeft weggelaten. Verder heeft zij tijdens haar vakantie geen zorg gedragen voor deugdelijke vervanging; de waarnemer was ter zake niet deskundig, hetgeen de voortgang heeft vertraagd. De zaak heeft – zeker gelet op de kosten die de behandeling van de zaak met zich bracht – veel te lang geduurd. Zeker nu het volgens cliënte gaat om een simpele zaak, had dit alles veel sneller en met meer succes afgerond kunnen worden. Bovendien heeft de advocaat de behandeling van de zaak één week voor de zitting op de rechtbank gestaakt. De uitkomst van de juridische procedure is teleurstellend; het resultaat had veel beter voor cliënte kunnen uitpakken als de advocaat ter zake kundig was geweest.

Vordering van de cliënte
De cliënte vordert ten eerste restitutie van de door haar aan de advocate betaalde kosten van € 8.788,68. Ten tweede vordert zij het verschil tussen het factuurbedrag van de schilder, zijnde € 8.600,– en het bedrag dat zij van de schilder heeft ontvangen als gevolg van de tussen partijen getroffen schikking ter hoogte van € 6.500,– oftewel een bedrag van € 2.100,–. Tot slot heeft de cliënte het werk door een derde laten herstellen waarvoor zij een vergoeding van € 3.000,– wenst te ontvangen.

Standpunt van de advocaat
Voor het standpunt van de advocaat verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De advocaat betwist dat zij fouten heeft gemaakt of dat zij niet voortvarend zou hebben gehandeld. De cliënte heeft tijdens de voorbereiding van de zitting de overeenkomst opgezegd. Als gevolg van die opzegging had de cliënte ter zitting geen bijstand van haar advocaat en heeft zij de tijdens die zitting gevoerde onderhandelingen zelf gevoerd. De uiting van onvrede en daaropvolgend de opzegging van de opdracht kwamen voor de advocaat geheel onverwacht. Voor die tijd heeft de cliënte nooit onvrede geuit, laat staan een klacht ingediend. De advocaat stelt dat zij evenmin kon vermoeden dat de cliënte ontevreden was over de dienstverlening want de facturen zijn altijd tijdig voldaan. Pas bij de factuur van 1 mei 2019 heeft de cliënte voor het eerst geprotesteerd. De advocaat stelt zich op het standpunt dat zij de cliënte voldoende tegemoet is gekomen door de factuur van 1 mei 2019 te crediteren. Van een verdere vergoeding aan de cliënte kan dan ook geen sprake zijn. De advocaat verzoekt de klacht ongegrond te verklaren.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft met instemming van partijen in verband met de uitzonderingssituatie die is ontstaan als gevolg van het Coronavirus afgezien van een mondelinge behandeling en besloten het geschil schriftelijk af te doen.

De commissie beslist naar redelijkheid en billijkheid met inachtneming van de tussen partijen gesloten overeenkomst, waarbij zij als maatstaf voor het handelen van de advocaat hanteert dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat.

De commissie begrijpt de klacht van de cliënte zo dat zij vooral teleurgesteld is over de voortgang en de kwaliteit van de dienstverlening door de advocaat wat tot onnodige kosten heeft geleid. Zij heeft zich tot de advocaat gewend nadat zij een slechte ervaring had met een schildersbedrijf. Het bedrijf heeft veel overlast veroorzaakt en slecht werk geleverd. De cliënte was daar uitermate ontevreden over en voelde zich ernstig benadeeld.

De cliënte was in de veronderstelling dat het recht aan haar zijde zou zijn en zij binnen afzienbare tijd haar doel zou kunnen bereiken; zij wilde de aan het schildersbedrijf gedane betalingen van in totaal € 8.788,68 gerestitueerd krijgen. Met deze verwachting voor ogen heeft zij een advocaat ingeschakeld.

De praktijk stelde haar echter teleur. Haar verwachting kwam niet uit; het schildersbedrijf ging niet akkoord met haar schikkingsvoorstel en het duurde maanden voordat een gerechtelijke procedure werd gestart. Volgens de cliënte is het feit dat haar verwachting niet is uitgekomen een gevolg van de ondeskundigheid van de advocaat en vindt zij dat de advocaat haar daarom schadeloos moet stellen.

In beginsel draagt ieder zijn eigen schade, tenzij een andere partij daarvoor aansprakelijk is. Iemand kan aansprakelijk zijn wanneer hij tekortschiet in de nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomst. Meer specifiek: als de advocaat niet doet wat van haar verwacht mocht worden.

Daaruit volgt de vraagt: wat mocht van de advocaat worden verwacht? Daarvoor is belangrijk om vast te stellen dat de dienst die een advocaat levert geen resultaatsverplichting is, maar een inspanningsverplichting. Dat betekent dat hij niet kan garanderen dat een bepaald doel wordt behaald, maar dat hij er alles aan zal doen wat binnen zijn vermogen ligt om het meest haalbare uit de zaak te halen. De vraag is dus of de advocaat voor de cliënte alles in het werk heeft gesteld wat in redelijkheid van haar verwacht mocht worden.

Meer specifiek: had van de advocaat meer voortvarendheid verwacht mogen worden? En wanneer dat zo is: is de advocaat daardoor tekortgeschoten in hetgeen van haar verwacht mocht worden, zodat aansprakelijkheid van de advocaat voor de door de cliënte geleden schade in de rede ligt?

Uit de overgelegde stukken is gebleken dat partijen op 24 mei 2018 van start zijn gegaan met de samenwerking. In een e-mail van die dag heeft de advocaat een opdrachtbevestiging aan de cliënte gestuurd met daarin onder meer de kosten en van toepassing zijnde algemene voorwaarden, maar ook de eerste door haar ondernomen actie. Op die dag had zij een expert benaderd met het verzoek om een offerte. De eerste brief aan de wederpartij volgde op 21 juni 2018 waaraan het opvragen van stukken bij de cliënte en overleg over het plan van aanpak voorafgingen.

Hierna volgt een briefwisseling met de wederpartij, een deskundigenonderzoek en onderhandeling met de wederpartij die tot medio oktober 2018 duurt. Daarna begint de fase van het opstellen van de dagvaarding die op 17 december 2018 eindigt wanneer de dagvaarding gereed is voor betekening. In die twee maanden heeft – op initiatief van de cliënte – een laatste schikkingspoging plaatsgevonden waarbij de cliënte haar doel had bijgesteld tot een schadevergoeding van € 5.000,–. Deze poging heeft echter geen resultaat gehad waardoor de gerechtelijke procedure is gestart.

De commissie kan uit de hiervoor geschetste voortgang niet concluderen dat door de advocaat niet voortvarend is gehandeld. De zaak heeft niet onnodig stilgelegen en de advocaat heeft ook altijd tijdig op de e-mails van de cliënte gereageerd. Op dit punt kan niet worden vastgesteld dat de advocaat zich niet voldoende zou hebben ingespannen om het beoogde resultaat te behalen.

Voor wat betreft de klacht van de cliënte over de door de advocaat gemaakte fouten ziet de commissie onvoldoende onderbouwing van die klacht. Het is onvoldoende met stukken onderbouwd waar die fouten in gelegen zijn en dat die fouten ook aan de advocaat zijn toe te rekenen. Laat staan dat als gevolg van de vermeende fouten schade is geleden door de cliënte. Ook op het punt van de kwaliteit van haar dienstverlening kan dan ook niet worden vastgesteld dat de advocaat tekort is geschoten in haar dienstverlening.

Bij e-mail van 2 mei 2019 heeft de cliënte de overeenkomst opgezegd, omdat zij geen vertrouwen meer in de advocaat had. Zij mag als opdrachtgever de opdracht op ieder moment opzeggen. Dit staat echter ook niet tussen partijen ter discussie. Alleen voor zover de cliënte heeft bedoeld te stellen dat zij de overeenkomst heeft beëindigd vanwege de fout van de advocaat en zij daarom de door haar betaalde vergoedingen terugvordert van de advocaat, slaagt dat niet. Dat kan alleen (ten dele) als de cliënte de overeenkomst met succes zou hebben ontbonden. Voor een ontbinding is onder meer vereist dat de advocaat voor een laatste maal in de gelegenheid wordt gesteld om in redelijkheid aan de eisen van de cliënte te voldoen (een ingebrekestelling). Aangezien de cliënte geen ingebrekestelling heeft gestuurd, kan zij niet om deze reden de betaalde vergoedingen terugvragen.

Wel ziet de commissie dat de advocaat weinig oog en aandacht heeft gehad voor de verwachtingen van de cliënte. Althans, van verwachtingsmanagement is niet gebleken uit de overgelegde stukken. De cliënte heeft meerdere malen geventileerd dat het recht aan haar zijde is en de kans op succes daarmee erg groot is. Volgens de cliënte moest het haalbaar zijn om binnen korte tijd de totaal aan de schilder betaalde kosten te verhalen. Door de advocaat zijn geen voorbehouden gemaakt ook niet nadat de wederpartij voor het eerst werd aangeschreven voor de volledige vordering die spreekwoordelijk ‘ het onderste uit de kan was’. Volledige restitutie van de betaalde aanneemsom én kosten derden ten behoeve van herstel is wellicht het startpunt, maar niet reëel als eindresultaat te verwachten. Door geen voorbehoud te maken op het te bereiken resultaat, heeft de cliënte een niet realistisch doel voor ogen gehad en gehouden hetgeen in ontevredenheid in de dienstverlening va de advocaat heeft geleid.

Ook heeft zij haar onrust geuit en aangegeven dat het haar allemaal te lang duurt. Het is merkwaardig dat de advocaat aangeeft dat het beëindigen van de opdracht kort voor de zitting voor haar als donderslag bij heldere hemel kwam, aangezien de cliënte in de periode daarvoor al vrij concreet haar onvrede over de voortgang had geuit. Als de advocaat aan die onvrede meer (zichtbare) aandacht had besteed, had de cliënte haar verwachting kunnen bijstellen en had zij misschien andere keuzes gemaakt. Het neemt dan hoogstwaarschijnlijk niet de teleurstelling over de schilder weg, maar wel de teleurstelling over de hulp van de advocaat waar zij op bouwde.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ten dele gegrond is en op grond van de redelijkheid en billijkheid een vergoeding van € 1.500,– op z’n plaats is.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie

– verklaart de klacht ten dele gegrond,
– beslist dat de advocaat een bedrag van € 1.500,– aan de cliënte dient te vergoeden ter zake schadevergoeding,
– beslist dat de advocaat overeenkomstig het reglement van de commissie – als de ten dele in het ongelijk gestelde partij – een bedrag van € 50,– aan de cliënte dient te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
– bepaalt dat de advocaat overeenkomstig het reglement van de commissie een bijdrage in de behandelingskosten aan de commissie is verschuldigd. Deze bijdrage wordt gematigd met 50%;
– wijst het meer of anders verlangde af.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Advocatuur, bestaande uit de heer mr. A.G.M. Zander, voorzitter, mevrouw mr. A.M. Hilhorst, de heer H.W. Zuur, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. T. Lap, secretaris, op 5 mei 2020.