
Commissie: Advocatuur
Categorie: Factuur
Jaartal: 2022
Soort uitspraak: Arbitraal Vonnis
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
153520/154658
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Eiseres heeft in opdracht en voor rekening van verweerder werkzaamheden verricht in verband met een huurgeschil. De declaraties van eiseres zijn onbetaald gebleven. Verweerder stelt dat eiseres meer in rekening heeft gebracht dan nodig was. Het verweer kan niet goed worden beoordeeld, nu dit niet onderbouwd is. Niet is gebleken dat de advocaat tekort is geschoten in de uitvoering van de overeenkomst. De facturen moeten worden betaald.
De uitspraak
Ondergetekenden:
de heer mr. J. van der Groen te Wassenaar, de heer mr. I.L. Haverkate te Abcoude en de heer mr. F.J. Schop te Nijkerk, die in het onderhavige geschil als arbiters optreden, hebben het volgende vonnis gewezen.
Bevoegdheid arbiters en plaats van arbitrage
De bevoegdheid van de arbiters berust op een overeenkomst tot arbitrage, zoals vervat in een door beide partijen ondertekende opdrachtbevestiging waarbij partijen zich voor de beslechting van alle geschillen ontstaan naar aanleiding van de totstandkoming en/of uitvoering van de dienstverlening, inclusief alle declaratiegeschillen, onderwerpen aan arbitrage door de Geschillencommissie Advocatuur (hierna te noemen: de commissie). Aldus is voldaan aan de eis van artikel 1021 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering. Partijen zijn tevens overeengekomen dat alle geschillen – zoals hiervoor omschreven – zullen worden beslecht overeenkomstig het Reglement Geschillencommissie Advocatuur (hierna te noemen: het Reglement).
De bevoegdheid van ondergetekenden om het geschil tussen partijen als arbiters te beslechten is gezien het vorenstaande gegeven. Zij dienen gelet op het bepaalde in artikel 31 van het Reglement te beslissen als goede personen naar billijkheid, waarbij zij met in achtneming van de tussen partijen gesloten overeenkomst als maatstaf voor het handelen van de advocaat hanteren dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat.
Als plaats van arbitrage is Den Haag vastgesteld.
Standpunt van eiseres
Voor het standpunt van eiseres verwijzen de arbiters naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Eiseres heeft in opdracht en voor rekening van verweerder werkzaamheden verricht in verband met een huurgeschil. Zij heeft het overeengekomen uurtarief van € 215,00, te vermeerderen met 6% kantoorkosten en te vermeerderen met BTW gehanteerd en aan verweerder gespecificeerde declaraties gestuurd.
De declaraties heeft verweerder zonder protest behouden. De declaraties zijn ondanks diverse herinneringen en aanmaning onbetaald gebleven, ook een door verweerder telefonisch aangeboden betalingsregeling is niet nagekomen.
Het gaat om twee declaraties, te weten de declaratie d.d. 31 maart 2021 ad € 3.088,50 en de declaratie d.d. 29 juni 2021 ad € 193,04. In totaal staat derhalve een bedrag van € 3.281,54 open.
Eiser vordert veroordeling van verweerder tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over de factuurbedragen vanaf de vervaldata van die facturen en vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten ad € 475,65.
Standpunt van verweerder
Voor het standpunt van verweerder verwijzen de arbiters naar de overgelegde stukken.
Verweerder stelt dat eiseres meer in rekening heeft gebracht dan nodig was. Ook stelt hij dat een toevoeging aangevraagd zou worden en dat hij inmiddels een andere advocaat heeft genomen die de zaak wel goed kon oplossen.
Behandeling van het geschil
De arbiters hebben de behandeling van het geschil op basis van de stukken, zonder mondelinge behandeling, afgedaan.
Beoordeling van het geschil
Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overwegen de arbiters het volgende.
De arbiters beslissen naar redelijkheid en billijkheid, waarbij zij als maatstaf voor het handelen van eiseres hanteren dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat.
Verweerder stelt dat is afgesproken dat een toevoeging zou worden aangevraagd. De door verweerder ondertekende opdrachtbevestiging d.d. 9 februari 2021 vermeldt echter: “Niet op basis van gefinancierde rechtsbijstand, ook al zou cliënt daarvoor in aanmerking komen.” Dit verweer slaagt dus niet.
Uit de summiere reactie van verweerder leiden de arbiters verder af dat hij niet tevreden is over de kwaliteit van de dienstverlening en over de hoogte van de facturen. Verweerder heeft zijn verweer niet onderbouwd en dat maakt het niet goed mogelijk het verweer te beoordelen.
De arbiters wijzen erop dat in het algemeen geldt dat een advocaat door het aannemen van een opdracht een inspanningsverplichting op zich neemt en geen resultaatsverplichting. Het enkele feit dat mogelijkerwijs niet het door verweerder gewenste en beoogde resultaat is behaald, betekent dan ook niet dat eiseres niet heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelende advocaat verwacht mag worden. Het is de arbiters niet gebleken dat eiseres bij de uitvoering van haar werkzaamheden fouten zou hebben gemaakt of tekort zou zijn geschoten.
Gelet op de verrichte werkzaamheden en het tussen partijen overeengekomen tarief, zijn de arbiters voorts van oordeel dat de facturen niet als bovenmatig of buitenproportioneel kunnen worden aangemerkt.
De gevorderde buitengerechtelijke kosten zijn toewijsbaar, met dien verstande dat deze door de arbiters naar redelijkheid en billijkheid zullen worden bepaald op € 150,00. De wettelijke rente is, zoals gevorderd, toewijsbaar vanaf de vervaldata van de facturen.
De arbiters zullen voorts verweerder als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de kosten van deze arbitrage, die worden vastgesteld op € 90,75 van het door de Stichting Geschillencommissies voor Consumentenzaken (SGC) vastgestelde bedrag aan honorarium en verschotten van de arbiters. Gelet op de beslissing wordt eiseres geacht de arbitragekosten bij wijze van voorschotbetaling mede namens verweerder te hebben voldaan. De arbiters bepalen voorts dat het bedrag dat eiseres ter zake van de arbitragekosten heeft voldaan in zijn geheel komt te vervallen aan de commissie en veroordeelt verweerder tot betaling van deze kosten.
Beslissing
De arbiters:
• veroordelen verweerder om aan eiseres te voldoen een bedrag van € 3.281,54 ter zake van openstaande facturen, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 3.088,50 vanaf 15 maart 2021 tot aan de dag van voldoening en met de wettelijke rente over een bedrag van € 193,04 vanaf 14 juli 2021 tot aan de dag van voldoening;
• veroordelen verweerder om aan eiseres te voldoen een bedrag van € 150,00 ter zake van buitengerechtelijke incassokosten;
• veroordelen verweerder om aan eiseres te voldoen een bedrag van € 90,75 ter zake van de arbitragekosten;
• bepalen dat het bedrag dat eiseres ter zake van de arbitragekosten heeft voldaan in zijn geheel komt te vervallen aan de geschillencommissie.
Dit arbitraal vonnis is gewezen te Den Haag op 24 augustus 2022 en door de arbiters van de Geschillencommissie Advocatuur ondertekend.