Advocaat heeft zich bij uitvoering werkzaamheden gehouden aan opdrachtbevestiging

De Geschillencommissie
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Advocatuur    Categorie: Factuur    Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 168521/180784

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De advocaat heeft werkzaamheden uitgevoerd voor de cliënt ter zake van zijn echtscheiding. Volgens de cliënt heeft de advocaat zich niet voldoende gericht op de juiste werkzaamheden. De cliënt vind de declaratie te hoog en te vroeg. De cliënt betwist niet dat de gedeclareerde werkzaamheden zijn uitgevoerd, maar maakt bezwaar tegen de volgorde waarin de werkzaamheden zijn uitgevoerd. Volgens de advocaat was weldegelijk de opdracht gegeven om die werkzaamheden uit te voeren. De advocaat is van mening dat de werkzaamheden terecht zijn uitgevoerd. De commissie is van oordeel dat de advocaat zich terecht heeft beziggehouden met die werkzaamheden. De cliënt had redelijkerwijs moeten weten dat de advocaat kosten in rekening zou brengen voor de uitgevoerde werkzaamheden. De klacht is ongegrond.

De uitspraak

Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de hoogte van de declaratie van de advocaat.

Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De cliënt heeft zich tot de advocaat gewend met het verzoek zijn echtscheiding te regelen. Daarnaast speelde een tijdelijk huisverbod. Bovendien had de inmiddels ex-echtgenote van de cliënt (hierna te noemen: de wederpartij) een verzoekschrift voorlopige voorzieningen ingediend.

De cliënt heeft zeer duidelijk met de advocaat gecommuniceerd dat zijn prioriteit lag bij de afwikkeling van de echtscheiding en bij het beroep tegen de verlenging van het huisverbod. Desondanks heeft de advocaat zich toch gefocust op het opstellen van een verweerschrift tegen de door de wederpartij gevraagde voorlopige voorzieningen, waarvan verlenging van het huisverbod deel uitmaakte. Het beroep tegen de verlenging van het huisverbod – dat de cliënt in overleg met de advocaat zonder haar ondersteuning heeft gedaan – is voor de cliënt succesvol afgerond en was in de voorlopige voorzieningenprocedure dus niet meer relevant.

Het verweerschrift dat de advocaat heeft opgesteld, was bovendien slechts een uitwerking van wat de cliënt gedicteerd heeft tijdens de intake. De cliënt is erg geschrokken van de declaratie die hij van de advocaat heeft ontvangen. De werkzaamheden in verband met de voorlopige voorzieningen waren totaal onnodig en veel te vroeg. Zijn intentie was juist om met het beroep tegen het huisverbod en/of het rondmaken van de definitieve echtscheiding de zitting in de voorlopige voorzieningenprocedure te voorkomen. Dat is ook zo uitgekomen; de wederpartij heeft het verzoek voorlopige voorzieningen ingetrokken.

In de algemene voorwaarden van het kantoor van de advocaat staat vermeld dat de advocaat er alles aan moet doen om de kosten zo laag mogelijk te houden. Daarnaast heeft de advocaat zelf aangegeven dat de uitkomst van het beroep tegen de verlenging van het huisverbod ook de richting voor de vervolgprocedure zou bepalen. De cliënt begrijpt niet waarom de advocaat dan toch zo’n onnodige vaart achter het verweerschrift voorlopige voorzieningen heeft gezet. De cliënt heeft de advocaat weliswaar bedankt voor de voorbereiding van de voorlopige voorzieningen, maar dit heeft hij alleen gedaan om de relatie niet te verstoren. Hij heeft daarbij herhaald waar zijn prioriteit lag.

De cliënt heeft de advocaat een voorschot betaald dat hoger is dan het bedrag van de declaratie. De cliënt ontkent niet dat de op de urenspecificatie vermelde werkzaamheden hebben plaatsgevonden, maar hij heeft bezwaar tegen de volgorde waarin dit is gedaan. Hij is van mening dat de kosten die in rekening zijn gebracht voor de voorlopige voorzieningen procedure – die uiteindelijk dus is ingetrokken – onnodig gemaakt zijn.

Het voorstel van de cliënt ter oplossing van het geschil is om de door hem betwiste kosten te crediteren, althans te halveren. Hij verzoekt de commissie aldus te beslissen.

Standpunt van de advocaat
Voor het standpunt van de advocaat verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Reeds uit het feit dat met de cliënt is overeengekomen dat hij een voorschot zou voldoen voor de door de advocaat te verrichten werkzaamheden en hij dit voorschot ook heeft betaald, blijkt volgens de advocaat dat zij wel degelijk de opdracht had om aan de slag te gaan met het opstellen van een verweerschrift in de door de wederpartij aanhangig gemaakte procedure houdende voorlopige voorzieningen. Tijdens de intake heeft de cliënt haar ook het zijdens de wederpartij ingediende verzoekschrift ter hand gesteld. Omdat er al een zitting voorlopige voorzieningen stond gepland, diende derhalve op korte termijn een verweerschrift te worden ingediend. De advocaat heeft de cliënt herhaalde malen laten weten dat zij een conceptverweerschrift in de procedure houdende voorlopige voorzieningen zou opstellen en dat zij daarna conform zijn verzoek tevens alvast het echtscheidingsverzoekschrift in concept voor hem zou gaan opstellen.

De cliënt heeft daarop niet afwijzend gereageerd, in de zin dat dat het verweerschrift in de voorlopige voorzieningenprocedure niet nodig was. De cliënt heeft de advocaat juist uitvoerig voorzien van input, haar de benodigde informatie gegeven en stukken aangeleverd. Het conceptverweerschrift heeft de advocaat naar de cliënt gemaild om dit te kunnen controleren op juistheid en volledigheid. De cliënt heeft de advocaat daarvoor bedankt en daarbij tevens laten weten dat hij het fijn vond dat de meeste voorbereiding voor het verweerschrift was gedaan.

De cliënt diende pas een klacht tegen de advocaat in, nadat hij het bericht ontving dat de wederpartij de procedure houdende voorlopige voorzieningen introk. De declaratie inclusief urenspecificatie betreffende de door de advocaat verrichte werkzaamheden had hij een paar dagen daarvoor al ontvangen en naar aanleiding daarvan kwam er geen enkele klacht. Tot op heden heeft de cliënt de urenspecificatie ook niet betwist, los van een telefoongesprek waarvan hij meent dat dit heel kort heeft geduurd en waarvoor de advocaat qua tijdsbesteding zes minuten in rekening heeft gebracht.

De advocaat is van mening dat de werkzaamheden terecht zijn uitgevoerd en daarom betaald moeten worden. Zij heeft de werkzaamheden over de periode vanaf 1 april 2022 nog niet gedeclareerd. Deze worden naar verwachting gedekt door het door de cliënt betaalde voorschot.

De advocaat verzoekt de commissie de cliënt niet-ontvankelijk te verklaren in zijn klacht, dan wel deze af te wijzen c.q. ongegrond te verklaren.

Beoordeling van het geschil
De commissie overweegt als volgt.

De commissie beslist naar redelijkheid en billijkheid met inachtneming van de tussen partijen gesloten overeenkomst, waarbij zij als maatstaf voor het handelen van de advocaat hanteert dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat.

Op grond van de overgelegde stukken staat vast dat de cliënt op 28 maart 2022 bij de advocaat is geweest voor een intakegesprek. In de door beide partijen op die dag ondertekende opdrachtbevestiging staat vermeld:

ZAAKGEGEVENS
Type zaak/omschrijving van het geschil: echtscheidingsprocedure
Opdracht/te verrichten werkzaamheden: corresponderen + procedure Rechtbank”.

Vast staat voorts dat de cliënt tijdens het intakegesprek het door de wederpartij ingediende verzoekschrift voorlopige voorzieningen aan de advocaat heeft overhandigd en dat er in deze procedure een zitting stond gepland voor 15 april 2022. De advocaat heeft zich vervolgens beziggehouden met het opstellen van een conceptverweerschrift tegen de door de wederpartij gevraagde voorlopige voorzieningen. Uiteindelijk heeft de wederpartij op 6 april 2022 via haar advocaat laten weten dat de procedure voorlopige voorzieningen werd ingetrokken.

De commissie is van oordeel dat het opstellen van een verweerschrift tegen de gevraagde voorlopige voorzieningen onderdeel uitmaakte van de echtscheidingsprocedure en dus viel onder de cliënt aan de advocaat gegeven opdracht. Naar het oordeel van de commissie heeft de advocaat – gelet op de korte termijn waarop de zitting voorlopige voorzieningen stond gepland – juist in het belang van de cliënt gehandeld door meteen te beginnen met het opstellen van het conceptverweerschrift. Blijkens de overgelegde stukken heeft de cliënt de advocaat daarvoor ook uitgebreide input gegeven en haar de gevraagde stukken aangeleverd. De cliënt heeft ook erkend dat de werkzaamheden zijn verricht. De commissie ziet dan ook niet in dat de cliënt in redelijkheid heeft kunnen veronderstellen dat de advocaat daarvoor geen kosten in rekening zou brengen. Dat de procedure voorlopige voorzieningen vervolgens is ingetrokken, betekent niet dat de cliënt niet voor de door advocaat in dit kader – noodzakelijk – verrichte werkzaamheden hoeft te betalen.

Op grond van de overgelegde stukken staat voorts vast dat de advocaat middels haar declaratie van 1 april 2022 de verrichte werkzaamheden volgens de gemaakte afspraken in rekening heeft gebracht. Van ondeugdelijk declareren is de commissie niet gebleken. De hoogte of omvang van de declaratie komt de commissie, gelet op de uit de urenstaat blijkende aard en de omvang van de werkzaamheden, niet bovenmatig of buitenproportioneel voor. Ten aanzien van de werkzaamheden vanaf 1 april 2022 kan de commissie geen uitspraak doen, omdat de advocaat daarvoor (nog) geen declaratie heeft opgesteld.

Gelet op het vorenstaande is de commissie van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de advocaat niet heeft gehandeld zoals mag worden verwacht van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat. De klacht van de cliënt zal daarom ongegrond worden verklaard en het door hem verzochte zal worden afgewezen.

Nu de klacht van de cliënt ongegrond wordt verklaard, is het naar het oordeel van de commissie gerechtvaardigd dat het klachtengeld voor rekening van de cliënt komt. De cliënt heeft het klachtengeld reeds aan de commissie voldaan, zodat daarover niet meer behoeft te worden beslist.

Hetgeen partijen ieder voor zich verder nog naar voren hebben gebracht, behoeft geen verdere bespreking, nu dat niet tot een ander oordeel kan leiden.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie verklaart de klacht van de cliënt ongegrond en wijst het door hem verzochte af.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Advocatuur, bestaande uit de heer mr. N. Schaar, voorzitter, mevrouw mr. H.M.J. van den Hurk en de heer H.W. Zuur, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. drs. I.M. van Trier, secretaris, op 19 september 2022.