Advocaat kan opdracht neerleggen, indien de belangen niet behartigd kunnen worden.

De Geschillencommissie




Commissie: Advocatuur Zakelijk    Categorie: Overeenkomst    Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 76662

De uitspraak:

Bevoegdheid arbiters en plaats van arbitrage

De bevoegdheid van de arbiters berust op een overeenkomst tot arbitrage, zoals vervat in de namens de cliënte voor akkoord ondertekende opdrachtbevestiging d.d. 20 september 2011, waarbij partijen hebben afgesproken om de tussen hen gerezen geschillen naar aanleiding van de totstandkoming en/of de uitvoering van de dienstverlening van de advocaat, inclusief alle declaratiegeschillen, voor te leggen aan de Geschillencommissie Advocatuur (hierna te noemen: de commissie). Aldus is voldaan aan de eis van artikel 1021 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering. Partijen zijn tevens overeengekomen dat alle geschillen – zoals hiervoor omschreven – zullen worden beslecht overeenkomstig het Reglement Geschillencommissie Advocatuur (hierna te noemen: het Reglement).

De bevoegdheid van ondergetekenden om het geschil tussen partijen als arbiters te beslechten is gezien het vorenstaande gegeven. Zij dienen gelet op het bepaalde in artikel 31 van het Reglement te beslissen als goede mannen naar billijkheid, waarbij zij met in achtneming van de tussen partijen gesloten overeenkomst als maatstaf voor het handelen van de advocaat hanteren dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat.   Als plaats van arbitrage is Utrecht vastgesteld.   Standpunt van de cliënte   Voor het standpunt van de cliënte verwijst de Geschillencommissie Advocatuur (hierna te noemen: de commissie) naar de overgelegde stukken. In de kern komt haar standpunt op het volgende neer.   Namens de cliënte is op 8 juli 2011 door [naam vertegenwoordiger cliënte] een zaak voorgelegd aan de advocaat. Hij heeft de advocaat kenbaar gemaakt dat hij een claim van een zeer grote omvang tegen [naam adviseurs] (hierna te noemen: de adviseurs) wilde indienen. Na diverse persoonlijke gesprekken en het aanleveren van het dossier zou de advocaat de zaak voortvarend aanpakken. De cliënte heeft de advocaat voorzien van de benodigde informatie. De advocaat heeft de cliënte daarop medegedeeld dat hij aan de slag zou gaan. Achteraf blijkt dit echter niet het geval te zijn. Op 10 november 2012 heeft de advocaat een email bericht aan de cliënte gestuurd met de mededeling dat hij afziet van de zaak. De advocaat geeft als redenen op dat zijn kleine kantoor geen ervaring heeft met de behandeling van claims van een omvang als die van de cliënte, alsmede dat zijn kleine kantoor geen specifieke kennis heeft op het terrein van het fiscale recht en het fiscale strafrecht. De cliënte is van mening dat de advocaat de beslissing om niet meer op te treden als advocaat voor de cliënte al na 2,5 uur had kunnen nemen in plaats van hem 10,448 uur in het ongewisse te laten.   De cliënte verzoekt de commissie dan ook te bepalen dat de advocaat de schade, te weten het door de cliënte aan de advocaat ten onrechte betaalde bedrag aan facturen en de door de cliënte gemaakte kosten ad in totaal € 5.823,34 (inclusief BTW),  dient te betalen.   Standpunt van de advocaat   Voor het standpunt van de advocaat verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt zijn standpunt op het volgende neer.   De cliënte heeft de advocaat verzocht om rechtsbijstand inzake een geschil tussen de cliënte en (de verzekeraar van) de adviseurs over de schade als gevolg van onjuiste adviezen bij een aandelentransactie in 2004. De advocaat heeft de cliënte herhaalde malen gevraagd om aanvullende informatie teneinde de aansprakelijkheid van de adviseurs op zijn merites te kunnen beoordelen. De cliënte heeft echter nimmer volledige openheid verschaft over de tussen de fiscus en de cliënte lopende procedures, waarbij de cliënte werd bijgestaan door een fiscalist. Het heeft de advocaat daardoor heel veel moeite gekost om in de gecompliceerde zaak van de cliënte tot een gefundeerd oordeel te komen. Op enig moment gaf de cliënte aan dat zij een schadevergoeding van bijna € 2.000.000,– en een voorschot op de schade van € 1.000.000,– wenste te ontvangen. De advocaat heeft de cliënte daarop medegedeeld dat hij nog niet volledig was geïnformeerd en geen mogelijkheden zag voor het onderbouwd vragen van (een voorschot op) de gewenste schadevergoeding. Daarbij heeft hij erop gewezen dat hij niet uitsloot dat een andere advocaat hier anders over zou kunnen denken. Het verschil van mening over de grootte van de schade en het te vragen voorschot in combinatie met de trage en moeizame informatieverstrekking en incomplete informatie door de cliënte heeft de advocaat doen besluiten de cliënte niet langer bij te staan.   De advocaat is van mening dat hij zich in voldoende mate heeft ingespannen voor de cliënte en dat hij niet tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst tussen partijen. Zo heeft hij de door de cliënte geformuleerde aansprakelijkstelling gecorrigeerd en vervolgens daadwerkelijk verstuurd naar de adviseurs.   De advocaat verzoekt de commissie het verzoek van de cliënte af te wijzen.   Behandeling van het geschil   Op 2 oktober 2013 heeft te Utrecht de mondelinge behandeling ten overstaan van de arbiters plaatsgevonden, bijgestaan door [naam plaatsvervangend secretaris] fungerend als plaatsvervangend secretaris.   Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen om ter zitting te verschijnen.   Namens de cliënte is verschenen [naam vertegenwoordiger cliënte]. Namens de advocaat is verschenen [naam kantoorgenoot advocaat].   Beoordeling van het geschil   Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de commissie het volgende.   De commissie beslist naar redelijkheid en billijkheid, waarbij zij als maatstaf voor het handelen van de advocaat hanteert dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat.   Uit hetgeen partijen over en weer hebben gesteld en ingebracht, stelt de commissie als onweersproken vast dat de cliënte in deze bewust de advocaat en zijn kleine kantoor heeft gekozen om zijn belangen te behartigen en de cliënte daarbij nog al eens tekort schoot in het volledig aanleveren van de door advocaat verzochte informatie. De advocaat heeft de cliënte bij e-mail van 10 november 2012 ondermeer te kennen gegeven dat het geen goede zaak is dat hij in deze als advocaat blijft optreden en de cliënte verzocht een ander advocatenkantoor in te schakelen dat de cliënte beter van dienst kan zijn.   De cliënte verwijt de advocaat dat hij zijn beslissing om niet meer op te treden als advocaat voor de cliënte al na 2,5 uur had kunnen nemen in plaats van de cliënte 10.448 uur in het ongewisse te laten. Aanleiding voor dit verwijt is de zinsnede in de email van de advocaat aan de cliënte van 10 november 2012 waarin deze onder meer aangeeft : “Ons (kleine) kantoor heeft geen ervaring met de behandeling van claims van deze omvang en geen specifieke kennis op het terrein van het fiscale recht en fiscale strafrecht, terwijl uw vorderingen daar nauw mee samenhangen”.   Het verwijt van de cliënte treft geen doel, vindt geen steun in de correspondentie noch in de processtukken, en ook op de zitting van de commissie is zulks niet komen vast te staan. Immers, in zijn e-mail van 10 november 2012 geeft de advocaat – naar aanleiding van de wens van de cliënte een schadevergoeding van bijna € 2.000.000,– en een voorschot op de schade van € 1.000.000,– te willen ontvangen – aan geen mogelijkheden te zien om in dit stadium voor de cliënte te bewerkstelligen dat een bedrag van deze grootte of een substantieel deel daarvan zal worden betaald. Naast andere haken en ogen die de advocaat bij de cliënte eerder bij e-mail aan de orde had gesteld, heeft deze voorts aangegeven dat de wederpartij zich naar zijn inzicht terecht op het standpunt zou kunnen stellen dat eerst na afloop van de fiscale procedures tegen de aanslagen Vpb 2004 en 2005 duidelijk kan worden wat de schade zal zijn omdat dan pas vast zal staan of de cliënte al dan niet aanspraak kan maken op het compensabel verlies en de cliënte de betaalde belasting, rente alsmede proceskosten zal ontvangen in het geval de cliënte in het gelijk wordt gesteld.   Anders dan de cliënte wil betogen, heeft de advocaat dus niet zijn werkzaamheden voor de cliënte willen neerleggen in verband met de omvang van zijn kantoor, de ervaring met het indienen van dergelijke omvangrijke claims of afwezigheid van kennis van het fiscale recht en fiscale strafrecht. Uit eerder genoemde mail blijkt nu juist dat de advocaat gefundeerd aangeeft waarom hij als advocaat van mening is een dergelijk gewenste claim namens de cliënte in dit stadium van de zaak niet in te willen dienen, het geen goede zaak is dat hij als advocaat blijft optreden nu hij de gewenste belangen van de cliënte niet kan behartigen en in dit verband de cliënte verzoekt een ander kantoor in te schakelen.   De commissie merkt nog op dat een advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding dient te nemen en vanuit zijn of haar eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen hoe de belangen van de cliënt(e) het beste zijn gediend. De commissie merkt voorts nog op dat bij de uitvoering van de opdracht door de advocaat sprake is van een inspanningsverbintenis en niet van een resultaatsverbintenis. Niet is komen vast te staan dat de advocaat zich onvoldoende voor de cliënt heeft ingespannen.   Gelet op het vorenstaande kan naar het oordeel van de commissie dan ook niet de conclusie worden getrokken dat de advocaat niet heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat mag worden verwacht.   Gelet op de in het geding gebrachte stukken en het verhandelde ter zitting is voldoende komen vast te staan dat de advocaat zijn werkzaamheden overeenkomstig het afgesproken uurtarief in rekening heeft gebracht. De commissie acht het in deze gedeclareerde bedrag niet bovenmatig gezien de uit de specificaties blijkende aard en de omvang van de verrichte werkzaamheden en het belang van de zaak.   De klachten van de cliënte zijn dan ook ongegrond.   Van schade door toedoen van de advocaat is niet gebleken, zodat de in dit verband ingediende vordering van € 5.823,34 (inclusief BTW) zal worden afgewezen.   Nu de klacht van de cliënte ongegrond wordt verklaard, is het naar het oordeel van de commissie gerechtvaardigd dat de kosten van deze arbitrage voor rekening van de cliënte komen. De cliënte heeft deze kosten reeds aan de commissie voldaan, zodat daarover niet meer behoeft te worden beslist.   Hetgeen partijen ieder voor zich verder nog naar voren hebben gebracht, behoeft geen verdere bespreking, nu dat niet tot een ander oordeel kan leiden.   Derhalve wordt als volgt beslist.
  Beslissing   De commissie verklaart de klachten van de cliënte ongegrond en wijst het door de cliënte verlangde af.   Dit arbitraal vonnis is gewezen te Utrecht op 20 november 2013 door de arbiters van de Geschillencommissie Advocatuur.