Commissie: Advocatuur
Categorie: Interne klachtprocedure
Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
ADV05-0121
De uitspraak:
Bevoegdheid arbiters en plaats van arbitrage De bevoegdheid van arbiters berust op een overeenkomst tot arbitrage, zoals vervat in het door beide partijen ondertekende intakeformulier waarbij partijen zich voor de beslechting van alle geschillen ontstaan naar aanleiding van de totstandkoming en / of uitvoering van de dienstverlening, inclusief alle declaratiegeschillen, onderwerpen aan arbitrage door de Geschillencommissie Advocatuur (hierna te noemen: de commissie). Aldus is voldaan aan de eis van artikel 1021 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Partijen zijn tevens overeengekomen dat alle geschillen – zoals hiervoor omschreven – zullen worden beslecht overeenkomstig het Reglement Geschillencommissie Advocatuur (hierna te noemen: het Reglement). De bevoegdheid van ondergetekenden om het geschil tussen partijen als arbiters te beslechten is gezien het vorenstaande gegeven. Zij dienen gelet op het bepaalde in artikel 31 van het Reglement te beslissen als goede mannen naar billijkheid, waarbij zij met in achtneming van de tussen partijen gesloten overeenkomst als maatstaf voor het handelen van de advocaat hanteren dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat. Als plaats van arbitrage is Utrecht vastgesteld. Verloop van de procedure Bij brief van 19 juli 2005 heeft [naam advocaat] namens [naam advocatenkantoor] een geschil tegen [naam cliënte] aanhangig gemaakt. [naam advocatenkantoor] vordert hierbij betaling van de declaratie van 1 maart 2005 ten bedrage van € 3.112,50. Namens de commissie is [naam directeur], directeur van [naam cliënte] verzocht – onder invulling en retournering van het bij deze brief bijgevoegde vragenformulier – schriftelijk verweer te voeren tegen de vordering van [naam advocatenkantoor]. Het vragenformulier met bijlagen heeft de commissie d.d. 24 augustus 2005 retour ontvangen. [naam advocaat] is bij brief van 30 september 2005 in de gelegenheid gesteld te reageren op het standpunt van de wederpartij. De reactie van [naam advocaat] is bij brief van 31 oktober 2005 doorgezonden aan [naam directeur]. Standpunt eiser in conventie, verweerder in reconventie. Tijdens het intakegesprek van 3 februari 2005 is afgesproken dat [naam advocaat] verbonden aan [naam advocatenkantoor] (hierna te noemen: de advocaat) namens [naam cliënte] (hierna te noemen: de cliënte) een conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie zal indienen en dat hij daarvoor een uurtarief van € 157,50 exclusief BTW in rekening zal brengen. De concept conclusie van antwoord in conventie, tevens houdende conclusie van eis in reconventie heeft de advocaat op basis van de hem ter hand gestelde stukken opgesteld. Na toezending van het concept heeft de advocaat twee keer aanvullende stukken ontvangen en is het concept telefonisch met de cliënte besproken. Naar aanleiding van de nieuwe gegevens heeft de advocaat het concept moeten aanpassen en de berekening opnieuw moeten uitvoeren. De zaak is vrij ingewikkeld en warrig. Aangezien partijen zich beroepen op meerdere los van elkaar staande afspraken waarvan de inhoud uit de uitgebreide correspondentie moet blijken, is de tijdsbesteding navenant. De kosten van een procedure zijn ondermeer afhankelijk van de feitelijke en juridische complexiteit, de manier van aanleveren van stukken door cliënte en de aard van het processtuk. Een vergelijking met rekeningen die de cliënte in het verleden heeft betaald aan andere advocaten zegt de advocaat niets. De tijd die de advocaat heeft besteed aan het schrijven van de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie te weten 10,8 uur is inclusief studietijd. Het belang van cliënte bij deze procedure bedraagt in totaal € 7.258,48 zodat ook dat geen aanleiding geeft tot matiging. De advocaat heeft geluisterd naar de argumenten van de cliënte maar stelt vast dat hij en cliënte verschillen van mening over de vraag of de argumenten redelijk zijn. Uit de redenen die de cliënte heeft gegeven om de declaratie niet te voldoen te weten dat de declaratie te fors en buitenproportioneel zou zijn gezien de verrichte werkzaamheden en mogelijk als gevolg van gebrek aan ervaring, blijkt dat zij onvoldoende vertrouwen had in de advocaat. Het feit dat de advocaat om die reden heeft meegedeeld dat hij geen werkzaamheden meer zal verrichten is aan de cliënte zelf te wijten. De extra kosten die de cliënte tengevolge daarvan heeft moeten maken, dienen geheel voor haar rekening te blijven. Bovendien betwist de advocaat dat deze kosten zijn gemaakt. De advocaat vordert betaling van de openstaande declaratie. Standpunt verweerster in conventie, eiseres in reconventie De declaratie van de advocaat is – zeker in vergelijking met de declaraties van andere advocaten in zaken van vergelijkbare aard en omvang maar met een hoger financieel belang – buitenproportioneel. Deze opvatting wordt bevestigd door andere onafhankelijke juristen. De tijd gemoeid met het opstellen van de conclusie van antwoord, die omgerekend neerkomt op 1,35 uur per pagina, staat niet in verhouding met het financiële belang van de zaak. De cliënte is bereid 7 uur aan honorarium te betalen hetgeen onder verrekening van het reeds betaalde voorschot van € 500,– exclusief BTW erop neerkomt dat de cliënte nog een bedrag van € 795,69 inclusief BTW en kantoorkosten wil betalen. De cliënte acht dit een redelijke en marktconforme vergoeding. De houding van de klachtbehandelaar van het advocatenkantoor was arrogant. Bovendien blijken hij en de advocaat niet open te staan voor redelijke argumenten om de zaak in der minne te regelen. De cliënte heeft zich als gevolg van de abrupte beëindiging van de opdracht door de advocaat genoodzaakt gezien een andere advocaat in de arm te nemen. Hierdoor heeft cliënte schade geleden van € 828,– inclusief BTW bestaande uit inwerkkosten nieuwe advocaat en omzetderving. Ter zitting heeft [naam directeur] het volgende aangevoerd. [naam directeur] maakt in verband met zijn privacy bezwaar tegen het feit dat de advocaat het volledige dossier aan de commissie heeft overgelegd. Bovendien acht hij de dikte van het dossier misleidend omdat de overgelegde producties van de hand van [naam directeur] zijn en de lay-out van het processtuk dermate ruim is dat de door de advocaat geleverde 5 a 6 pagina’s juridisch werk inhoudelijk beperkt zijn. Het concept en de definitieve versie van de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie wijken niet veel van elkaar af, terwijl de cliënte de berekeningen heeft gemaakt. Aan de aanpassingen heeft de advocaat dus niet veel tijd hoeven te besteden. Behandeling Op 22 december 2005 heeft te Utrecht de mondelinge behandeling plaatsgevonden ten overstaan van arbiters, bijgestaan door [naam secretaris], fungerend als secretaris.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.
De cliënte heeft gebruik gemaakt van de mogelijkheid zijn standpunt nader toe te lichten. De advocaat is niet verschenen. Beoordeling van het geschil in conventie en reconventie.
Naar aanleiding van het over en weer gestelde overweegt de commissie als volgt. De commissie stelt allereerst vast dat het geschil zich toespitst op de vraag of de declaratie van de advocaat van 1 maart 2005 onredelijk hoog of onredelijk voorkomt, gelet op de inspanningen van de advocaat en het financiële belang van de zaak. Voor wat betreft de door de advocaat gepleegde inspanningen c.q. verrichte werkzaamheden is de commissie van oordeel dat niet gebleken is dat de advocaat teveel tijd heeft besteed aan het opstellen van de conclusie van antwoord in conventie tevens houdende conclusie van eis in reconventie. Dit klemt temeer gezien de opsomming van de advocaat in het verweerschrift van 28 oktober 2005 aan de commissie van de afspraken waaruit de advocaat het bestaan en de vorderingen van de cliënte op de wederpartij diende te herleiden dan wel aan te tonen. De commissie stelt in dit verband vast dat de cliënte ter zitting de juistheid van deze opsomming nagenoeg geheel heeft bevestigd. Uit de overgelegde urenspecificatie blijkt voorts niet dat de advocaat buitensporig veel tijd heeft besteed c.q. berekend voor het wijzigen van het concept zodat ook op grond daarvan niet gesteld kan worden dat de advocaat buitenproportioneel heeft gedeclareerd. Voor wat betreft de stelling dat de declaratie niet in verhouding staat tot het financiële belang van de zaak is de commissie van oordeel dat deze stelling geen opgeld doet. De commissie stelt vast dat de cliënte in rechte is betrokken en dat de opdracht van de cliënte aan de advocaat blijkens de opdrachtbevestiging van 3 februari 2005 inhoudt dat de advocaat bijstand diende te verlenen in deze procedure. Uit de overgelegde stukken blijkt bovendien dat de cliënte – anders dan door haar gesteld – ervoor heeft gekozen in conventie inhoudelijk verweer te voeren in plaats van zich te refereren. In dit verband stelt de commissie voorts vast dat de advocaat de conclusie van antwoord in overleg met de cliënte heeft opgesteld, hetgeen ook geldt voor het formuleren van de eis in reconventie. Gelet op de inhoud en omvang van de opdracht komt de commissie de declaratie dan ook niet onredelijk voor. De commissie vermag bovendien niet inzien dat en waarom de advocaat bij het opmaken van zijn declaratie is of kan worden gebonden aan declaraties die andere advocaten kennelijk in soortgelijke zaken in rekening hebben gebracht. De commissie komt op grond van het vorenstaande tot de conclusie dat de advocaat ten aanzien van de wijze van declareren heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat mag worden verwacht. Dit brengt met zich mee dat de vordering in conventie kan worden toegewezen met dien verstande dat op de declaratie van 1 maart 2005 ten bedrage van € 3.112,50 het reeds door de cliënte betaalde voorschot van € 595,– (inclusief BTW) nog in mindering komt zodat aan de advocaat een bedrag van € 2.517,50 kan worden toegewezen. Niettegenstaande het voorgaande is de commissie van oordeel dat de abrupte wijze waarop de advocaat naar aanleiding van de door de cliënte geuite bezwaren tegen de declaratie de relatie heeft beëindigd niet redelijk is, mede gelet op het feit dat de cliënte vanwege de bij de intake afgesproken wijze van incasseren gedwongen was haar bezwaren direct kenbaar te maken om een automatische afschrijving van de declaratie te voorkomen. De commissie stelt vast dat de advocaat vrij snel na het vernemen van de (volledige inhoud van de) bezwaren van de cliënte het vertrouwen heeft opgezegd en daarmee de cliënte voor een voldongen feit heeft geplaatst. De commissie is van oordeel dat van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat onder voornoemde omstandigheden mag worden verwacht dat hij een serieuze poging onderneemt om de bezwaren bespreekbaar te maken waarbij hij op zijn minst in een mondeling overleg de vertrouwenskwestie aan de orde stelt in plaats van de cliënt direct met dit besluit te confronteren. Door zoals hiervoor vastgesteld te handelen was de cliënte genoodzaakt een andere advocaat in de arm te nemen met alle bijkomende kosten van dien. De commissie is van oordeel dat de advocaat de schade bestaande uit de kosten gemoeid met het inwerken van de opvolgend advocaat, welke de commissie naar redelijkheid en billijkheid vaststelt op € 400,– inclusief BTW aan de cliënte dient te vergoeden. De vordering in reconventie wordt dan ook tot dit bedrag toegewezen. Voor wat betreft de door de cliënte in deze procedure geuite bezwaren tegen het overleggen van het onderliggende dossier is de commissie van oordeel dat een advocaat ter onderbouwing van zijn stellingen, de declaratie en specificatie, vrij moet zijn die stukken over te leggen die de advocaat noodzakelijk vindt. Bovendien bepaalt artikel 6 van het Reglement van de commissie dat de leden van de commissie en de secretaris tot geheimhouding zijn verplicht ten aanzien van alle de partijen betreffende gegevens die hen bij de behandeling van het geschil ter kennis zijn gekomen, zodat schending van de privacy niet aan de orde is. De arbitragekosten zullen op grond van artikel 36 lid 2 van het Reglement over partijen worden verdeeld in die zin dat elk der partijen zal worden veroordeeld in de helft van de kosten van deze arbitrage zijnde € 89,25. Gelet op de beslissing wordt eiser geacht het totaal aan arbitragekosten bij wijze van voorschotbetaling mede namens de cliënte te hebben voldaan. De commissie bepaalt dat het bedrag dat eiser terzake van de arbitragekosten heeft voldaan in zijn geheel komt te vervallen aan de Stichting Geschillencommissies voor Beroep en Bedrijf en veroordeelt de cliënte tot betaling aan eiser van helft van deze kosten. Derhalve wordt als volgt beslist. Beslissing De commissie: In conventie: – veroordeelt [naam cliënte] binnen één maand na verzenddatum van dit vonnis aan [naam advocaat] ([naam advocatenkantoor]) te betalen een bedrag van € 2.517,50 inclusief kantoorkosten en BTW. In reconventie: – veroordeelt [naam advocaat] ([naam advocatenkantoor]) binnen één maand na verzenddatum van dit vonnis aan [naam cliënte] een bedrag van € 400,– inclusief BTW te betalen. In conventie en reconventie: – bepaalt dat de arbitragekosten over partijen worden verdeeld in die zin dat elk der partijen wordt veroordeeld in de helft van de kosten van deze arbitrage en veroordeelt [naam cliënte] terzake tot betaling van een bedrag van € 44,63 aan [naam advocaat] ([naam advocatenkantoor]) – wijst het meer of anders gevorderde af. Deze uitspraak is aldus gewezen te Utrecht op 26 januari 2006.