
Commissie: Water
Categorie: Afsluiting
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
30247
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de afsluiting van de watertoevoer. De consument heeft op 16 april 2009 de klacht voorgelegd aan de ondernemer. Standpunt van de consument Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt. De ondernemer heeft op 9 april 2009 mijn drinkwatervoorziening afgesloten. Ondanks mijn bezwaar heb ik de ondernemer een bedrag van € 370,– betaald, omdat het leven zonder water voor mij en mijn kind onmogelijk is. De verschuldigdheid van de incassokosten wordt door mij betwist. Ik erken slechts de verschuldigdheid van de hoofdsom. Voor het meerdere heb ik onder protest betaald. Ik wil benadrukken dat erkenning van het recht op water een sanitatie is, dus een explicitering van dit element van bestaande rechten. In dit verband heeft Nederland op de zevende zitting van de mensenrechten op 3 tot 25 maart 2008 te Genève het recht op water en sanitatie als mensenrecht erkend. Dit recht is ook besloten in reeds lange gecodificeerde en door Nederland erkende rechten, in het bijzonder het recht op een adequate levensstandaard en het recht op gezondheid. Het kantongerecht in Heerlen oordeelde op 25 juni dat de waterleidingmaatschappij niet de watertoevoer mocht afsluiten van de wanbetaler in kwestie, omdat dit in strijd zou zijn met diens recht op water. Hetzelfde is ook op mij van toepassing. Gezien het feit dat de ondernemer de enige waterleverancier in de regio is, ben ik van mening dat hier sprake is van misbruik van een monopoliepositie. De maatregel staat ook geenszins in verhouding tot de verschuldigde hoofdsom. Op 16 april 2009 heb ik een verzoek ingediend bij de ondernemer om mij de afsluitkosten terug te betalen. Op 27 april 2009 heeft de ondernemer mij bij brief laten weten dat hij conform de bestaande procedure heeft gehandeld en voor het overige dat mijn verzoek tot terugbetaling van de afsluitkosten niet wordt gehonoreerd. Gelet op bestaande jurisprudentie ten aanzien van vergelijkbare zaken ben ik van mening dat de ondernemer in dit geval onrechtmatig heeft gehandeld en als gevolg hiervan heb ik schade geleden. De consument verlangt dat de beslissing van de ondernemer wordt vernietigd en voor het overige dat de commissie zijn recht op schadevergoeding vaststelt. Ter zitting heeft de consument desgevraagd dat hij het geld wel had om te betalen, maar dat hij door familieomstandigheden zodanig in de war was, dat hij er niet aan heeft gedacht te betalen, dit ondanks de vele aanmaningen die hij had gehad. Standpunt van de ondernemer Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt. Op 27 november 2008 ontvangen wij van de consument nog een betaling voor de factuur van september 2008. Hierna volgt langere tijd geen enkele betaling of reactie van zijn kant, ondanks de vele betalingsherinneringen en aanmaningen die wij verzenden. De consument heeft drie herinneringen/ aanmaningen ontvangen en op enig moment is er een incasseerder bij hem langs geweest voordat uiteindelijk op 9 april 2009 de waterlevering is onderbroken. Nog diezelfde dag neemt de consument contact op met ons. Hem wordt uitgelegd wat er is gebeurd en waarom. Tevens wordt aangegeven wat er gedaan dient te worden voor heraansluiting. De dag hierna, 10 april 2009, ontvangen wij een geldig betalingsbewijs, waarna de levering wordt hervat. Op de overeenkomst met de consument zijn de Algemene Voorwaarden Drinkwater van toepassing (hierna: de Voorwaarden). Artikel 9 van de Voorwaarden bieden expliciet de mogelijkheid om de levering te onderbreken. Het recht om tot afsluiting over te gaan, is door de commissie ook herhaaldelijk bevestigd. Wel is hierbij aangetekend dat niet lichtvaardig met dit uiterste middel mag worden omgesprongen. Ook de politiek heeft zich met deze materie beziggehouden. Op 26 september 2008 heeft de toenmalige minister van VROM aan de Tweede Kamer het volgende bericht: ”Tegen deze achtergrond acht ik de toepassing van de bevoegdheid die drinkwaterbedrijven hebben om (bijvoorbeeld in geval van betalingsachterstanden) in het uiterste geval tot afsluiting over te gaan niet in strijd met het mensenrecht op water”. Artikel 14 van de Voorwaarden geeft aan dat de verbruiker bedragen verschuldigd is volgens de tarievenregeling. Artikel 7.7.1 tot en met 7.7.5 van deze tarievenregeling geven de tarieven die gepaard gaan met de aanmaning, het bezoek van de incasseerder, de afsluitmonteur en de afsluiting. Omdat deze tarieven onlosmakelijk verbonden zijn met de Voorwaarden en deze deel uitmaken van de overeenkomst, zijn deze tarieven voor alle klanten bindend. Uit bovengenoemde regelgeving blijkt dat wij niet onrechtmatig gehandeld hebben op het moment dat wij de levering aan de consument hebben gestaakt. De consument is vele malen gewaarschuwd dat er een betalingsachterstand was en dat afsluiting zou kunnen volgen. Van enige schadevergoeding uit onrechtmatige daad kan dan ook geen sprake zijn. De tarieven die wij in rekening brengen in geval van wanbetaling zijn vaste tarieven conform de tarievenregeling die voor de consument bindend zijn. Beoordeling van het geschil De commissie heeft als volgt overwogen. De consument heeft ter zitting aangevoerd dat hij als gevolg van familieomstandigheden zodanig in de war was, dat hij, ondanks vele aanmaningen van de kant van de leverancier, niet is overgegaan tot betaling van het verschuldigde bedrag. De commissie kan zich voorstellen dat de door de consument genoemde familieomstandigheden zwaar op hem hebben gedrukt en wellicht nog steeds op hem drukken, maar ziet daarin geen aanleiding om niet tot betaling van het verschuldigde bedrag over te gaan. Bij het afsluiten van de overeenkomst tot levering van water heeft de consument zich akkoord verklaard met de Algemene Voorwaarden Drinkwater. Ingevolge artikel 9 van de Voorwaarden kan de levering van water worden onderbroken. Het recht om tot afsluiting over te gaan, is inderdaad door de commissie herhaaldelijk bevestigd, waarbij is aangetekend dat niet lichtvaardig met dit uiterste middel mag worden omgesprongen. Gelet op de vele betalingsherinneringen en aanmaningen die de ondernemer heeft verstuurd naar de consument, alsmede gelet op het feit dat uiteindelijk een incasseerder naar de consument is gegaan, hetgeen er overigens ook niet toe heeft geleid dat de consument tot betaling van het verschuldigde bedrag is overgegaan, kan niet gezegd worden dat de ondernemer in dit geval lichtzinnig tot afsluiting van de watertoevoer is overgegaan, temeer niet daar de consument is gewaarschuwd dat tot afsluiting zou worden overgegaan indien niet zou worden betaald. De commissie is dan ook van oordeel dat de ondernemer niet onrechtmatig heeft gehandeld door onder de gegeven omstandigheden de watertoevoer bij de consument af te sluiten. De consument heeft de verschuldigdheid van de incassokosten betwist. De commissie merkt in dit verband op dat de consument gehouden is om de in rekening gebrachte incassokosten te voldoen, aangezien de ondernemer op grond van het betalingsgedrag van de consument extra administratieve handelingen heeft moeten verrichten, waarvoor hij de in de Algemene Voorwaarden vastgestelde tarieven in rekening mag brengen. De consument heeft nog aangevoerd dat de ondernemer een monopoliepositie bezit waar het gaat om de levering van water. Niet duidelijk is wat de consument heeft bedoeld hiermee te zeggen in de context van de afsluiting van de watertoevoer. Voor zover de consument heeft bedoeld daarmee te zeggen dat bij een andere waterleverancier wellicht niet tot afsluiting van de watertoevoer zou zijn overgegaan, deelt de commissie deze zienswijze niet. Niet aannemelijk is dat een andere leverancier bij niet-betaling en na vele betalingsherinneringen niet tot afsluiting zou zijn overgegaan. Gelet op het voorgaande zal de klacht ongegrond worden verklaard. Derhalve wordt als volgt beslist. Beslissing De commissie verklaart de klacht ongegrond, zodat het door de consument verlangde wordt afgewezen. Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie en Water, op 25 augustus 2010.