
Commissie: Advocatuur
Categorie: Bevoegdheid
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
ADV10-0130
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de kwaliteit van dienstverlening van de advocaat ter zake van haar bijstand aan de cliënt in een procedure met zijn ex-echtgenote tot afwikkeling van een pensioenverzekering en de declaratie die de advocaat voor haar werkzaamheden bij de cliënt in rekening heeft gebracht. Overeenkomstig het reglement van de commissie heeft de cliënt het openstaande declaratiebedrag van € 2.344,50 bij de commissie in depot gestort. Standpunt van de advocaat Voor het standpunt van de advocaat verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het betoog van de advocaat op het volgende neer. De advocaat heeft haar advies strekkende tot verdeling van de pensioenverzekering bij brief van 30 juli 2009 aan de cliënt bevestigd. Volgens de advocaat heeft zij voortvarend gehandeld. Zij betwist dat zij een procedure heeft geïnitieerd. De advocaat heeft vanaf het eerste moment de cliënt geadviseerd de helft van de contante waarde van de pensioenverzekering te voldoen. Het ligt in de risicosfeer van de cliënt dat hij de betaling in ieder geval tot 28 september 2009, niet heeft verricht. Door het indienen van een conclusie van antwoord heeft de advocaat juist niet verwijtbaar gehandeld. Bij gebreke van indiening zou de cliënt worden veroordeeld tot betaling van de helft van ruim € 7.000,– te vermeerderen met de proceskosten. De advocaat betwist dat de cliënt schade zou hebben geleden. De cliënt heeft de schade niet onderbouwd. De advocaat verzoekt de commissie de cliënte te veroordelen tot betaling van de openstaande declaratie van € 2.344,50 en de vordering van de cliënt af te wijzen. Standpunt van de cliënt Voor het standpunt van de cliënte verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het betoog van de cliënt op het volgende neer. De cliënt stelt dat de advocaat hem nooit heeft gewezen op de kansloosheid van de procedure. De advocaat heeft bij de wederpartij de indruk gewekt dat er een mogelijkheid bestaat om de vereffening van de pensioenen te bespreken, dit terwijl de cliënt uitdrukkelijk heeft aangegeven dat niet van het convenant zal worden afgeweken. Het advies van de advocaat schiet tekort. Bovendien is het tarief van de advocaat onduidelijk gebleven voor de cliënt. De advocaat heeft een voorschot gevraagd zonder een status van de voorlopige vordering mede te delen. Zelfs bij verzoek tot betalen van een voorschot wordt geen overzicht gegeven van de voorlopige declaratie, waardoor geen zicht wordt gekregen op de kosten van de dienstverlening. Op grond van het voorgaande verzoekt de cliënt de commissie een vergoeding vast te stellen van € 8.295,78 bestaande uit € 2.105,78 ter zake declaratie kosten, € 1.190,- ter zake andere advocaatkosten en € 5.000,– ter zake materiële en morele schade. Beoordeling van het geschil Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de commissie het volgende. Alvorens de commissie tot een inhoudelijke beoordeling van het geschil kan overgaan, dient zij te toetsen of zij bevoegd is kennis te nemen van en te beslissen in het geschil over de door de cliënt gevorderde schadevergoeding. De commissie stelt vast dat in het onderhavige geval sprake is van een door beide partijen ondertekende akte van compromis, een voorgedrukt formulier waarin partijen middels aankruising van een viertal hokjes moeten aangeven op welke punten een geschil tussen hen is ontstaan, terwijl partijen vervolgens door middel van ondertekening met elkaar afspreken om dit geschil voor te leggen aan de commissie. De commissie stelt vervolgens vast dat op de door beide partijen ondertekende akte van compromis d.d. 4 augustus 2010 respectievelijk 16 augustus 2010 twee hokjes zijn aangekruist; ‘de kwaliteit van de dienstverlening’ en ‘de hoogte van de declaratie(s)’. De commissie is van oordeel dat de door partijen gekozen vorm letterlijk en strikt moet worden geïnterpreteerd en derhalve geen ruimte biedt voor de behandeling van andere dan het aangegeven geschil, tenzij beide partijen kenbaar maken dat de omvang van het geschil tevens een niet-aangekruist hokje omvat zoals in casu de gevorderde schadevergoeding. Anders dan de cliënt heeft betoogd is de commissie van een dergelijke instemming van beide partijen niet gebleken. Temeer nu de advocaat niet ter zitting is verschenen en omtrent het bovenstaande niet haar visie aan de commissie kenbaar heeft kunnen maken. Dat de advocaat in haar verweerschrift de gevorderde schadevergoeding heeft betwist, doet daar niet aan af. De commissie komt dan ook tot de conclusie dat zij zich onbevoegd dient te verklaren om kennis te nemen van het geschil over de vordering tot schadevergoeding. De door de cliënte geuite klachten hebben betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening door de advocaat en de in rekening gebrachte declaratie. Het geschil omvat het bij de commissie in depot gestorte bedrag van € 2.344,50. Eind juli 2009 heeft de cliënt zich tot de advocaat gewend voor juridische bijstand in zijn geschil met zijn ex-echtgenote. De zaak betrof de afwikkeling van een pensioenverzekering. De cliënt had van de verzekeringsmaatschappij een bedrag ontvangen van € 4.508,–. Deze verzekering was echter niet opgenomen in het echtscheidingsconvenant van 24 oktober 2008. De advocaat heeft voorgesteld om de zaak te schikken met een bedrag van circa € 2.300,–. De wederpartij heeft voorgesteld om de dagvaarding in te trekken door te royeren, zodat beide partijen ieder de helft van de eigen kosten zou dragen en dat de pensioenen zouden worden verevend. De cliënt heeft aan de advocaat te kennen gegeven zich niet in dit voorstel van de wederpartij te kunnen vinden. Met instemming van de cliënt heeft de advocaat bij brief van 8 oktober 2009 aan de advocaat van de wederpartij meegedeeld dat de cliënt de zaak niet wenste te royeren. Om een overlegsituatie te creëren heeft de advocaat voorgesteld om de zaak op de slaaprol te laten plaatsen. Dienovereenkomstig heeft de advocaat – mede uit oogpunt van kostenbesparing – aan de advocaat van de wederpartij voorgesteld bij de eerst volgende roldatum te laten verzoeken de zaak op de slaaprol te plaatsen. In de overgelegde stukken – mede in het licht van het bovenoverwogene – treft de commissie geen gronden of aanwijzingen aan voor de door de cliënt geformuleerde en door de advocaat gemotiveerd weersproken bezwaren. De verwijten van de cliënt vinden geen steun in de correspondentie noch in de processtukken, en ook op de zitting van de commissie is niet van nadere onderbouwing gebleken. De enkele omstandigheid dat de genomen stappen niet hebben geleid tot het door de cliënt gewenste resultaat maakt nog niet dat de advocaat tekort is geschoten in de uitvoering van de opdracht. Bij de uitvoering van de opdracht door de advocaat is immers in beginsel sprake van een inspanningsverbintenis en niet van een resultaatsverbintenis. De prestatie bestond niet in het behalen van een bepaald resultaat maar bestond daarin dat de advocaat zich daarvoor diende in te spannen. Met haar werkwijze is de advocaat haar inspanningsverplichtingen correct nagekomen. De commissie beslist naar redelijkheid en billijkheid met inachtneming van de tussen partijen gesloten overeenkomst, waarbij zij als maatstaf voor het handelen van de advocaat hanteert dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat. De commissie is van oordeel dat de advocaat inzake de onderhavige zaak als zodanig heeft gehandeld. Voor wat betreft de kosten van de overige door de advocaat verrichte werkzaamheden is de commissie niet gebleken dat de advocaat is afgeweken van het tussen partijen onderling overeengekomen uurtarief, dan wel dat de hoogte of de omvang van het in rekening gebrachte, gelet op de verrichte werkzaamheden, bovenmatig of buitenproportioneel is. De commissie overweegt daarbij dat de advocaat bij brieven van 30 juli 2009 en 4 september 2009 aan de cliënt haar uurtarief heeft kenbaar gemaakt. De stelling van de cliënt dat het uurtarief van de advocaat voor hem onduidelijk is gebleven, kan de commissie dan ook niet plaatsen. Gelet op het vorenstaande alsmede de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is de commissie van oordeel dat de klachten van de cliënt ongegrond zijn. Hetgeen partijen ieder voor zich verder nog naar voren hebben gebracht, behoeft – naar het oordeel van de commissie – geen verdere bespreking, nu dat niet tot een ander oordeel kan leiden. Derhalve dient als volgt te worden beslist. Beslissing De commissie verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van het geschil over de vordering tot schadevergoeding. De commissie verklaart de klachten van de cliënt ongegrond. Met inachtneming van het vorenstaande wordt het depotbedrag van € 2.344,50 aan de advocaat overgemaakt. Het door de cliënt verzochte wordt afgewezen. Aldus beslist door de Geschillencommissie Advocatuur op 15 december 2010