Als alle informatie over de alternatieven voor afsluiting in plaats van verwijdering van een gasaansluiting kenbaar zijn, kan de ondernemer de met opzegging verbonden redelijke kosten bij de consument in rekening brengen.

  • Home >>
  • Energie >>
De Geschillencommissie




Commissie: Energie    Categorie: Installatie    Jaartal: 2019
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 113858

De uitspraak:

Nader standpunt van de consument

Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie allereerst naar de door de consument ingediende stukken die hier als herhaald en ingelast dienen te worden beschouwd. In de kern komt het standpunt van de consument op het volgende neer.

De ondernemer komt het door de commissie gegeven bindend advies in deze zaak niet na. De ondernemer verzaakt duidelijk te maken welke redelijke kosten verbonden met de opzegging van de Aansluit- en Transportovereenkomst (verder te noemen: ATO) hij mij in rekening kan/mag brengen. Het is dus onduidelijk welke redelijke kosten in rekening kunnen worden gebracht. De ATO is beëindigd met mijn opzegging die is geëffectueerd op 17 mei 2018 zoals is bevestigd door de ondernemer. Daarmee erkent de ondernemer dat fysieke handelingen niet onlosmakelijk verbonden zijn met de beëindiging van de ATO. Er bestaan dus geen contractuele verplichtingen van mij jegens de ondernemer. De ondernemer zou blij moeten zijn met mijn voorstel om vanuit redelijkheid met een bedrag van € 138,02 (zijnde 1 jaar netwerk/meterkosten) bij te dragen aan de kosten voor de noodzakelijke handelingen. Ik verzoek de commissie om concreet te maken wat onder redelijke kosten moet worden verstaan. Ik vraag de commissie niet om een herziening van het eerdere bindend advies. Het door de ondernemer geïnitieerde onderzoek door Kiwa geeft aan dat er twee qua veiligheid equivalente opties zijn en bevestigt het oordeel van de commissie in het eerdere advies. De tarievencode gas vormt geen basis voor een betalingsverplichting van mij aan de ondernemer voor werkzaamheden waarvoor ik geen opdracht heb gegeven. Dat is een gedragscode voor netbeheerders en afnemers/consumenten zijn daarin geen partij. De ondernemer blijft ten onrechte proberen mij te willen laten betalen voor verwijdering van de aansluiting.
Maanden later na de uitspraak van de commissie is die uitspraak op een cruciaal punt voor wat betreft de redelijke kosten nog niet uitgevoerd. Het blijft gaan om de principiële vraag of er wel of niet en zo ja wat betaald moet worden bij de opzegging van de ATO.

Nader standpunt van de ondernemer

Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie allereerst naar de door de ondernemer overgelegde stukken die hier als herhaald en ingevoegd dienen te worden beschouwd. In de kern komt het standpunt van de ondernemer op het volgende neer.

De ondernemer heeft het bindend advies nageleefd. De opzegging van de ATO is op 17 mei 2018 geëffectueerd. Het klachtengeld is door de ondernemer aan de consument vergoed. Tot op heden heeft de ondernemer geen kosten bij de consument in rekening gebracht die samenhangen met de beëindiging van de ATO. De commissie heeft vastgesteld dat de ondernemer de redelijke kosten in verband met de afsluiting bij de consument in rekening mag brengen. De ondernemer zal daartoe overgaan zodra die kosten zijn gemaakt. De ondernemer heeft een onafhankelijk instituut, Kiwa, opdracht gegeven een onderzoek te doen naar de diverse varianten van afsluiting. Zodra de ondernemer daarover zal beschikken zal de ondernemer een beslissing nemen over de uit te voeren werkzaamheden en de met de afsluiting/beëindiging ATO verband houdende redelijke kosten bij de consument in rekening brengen. Met de stelling van de consument dat hij sowieso geen redelijke kosten verschuldigd zou zijn beoogt hij een nieuwe klacht in te dienen en een heropening van de klachtprocedure te bewerkstelligen hetgeen verder gaat dan de beoordeling van de naleving van het eerdere bindende advies in deze zaak. Voorzover het de bedoeling is van de consument om zijn klacht uit te breiden of opnieuw te laten behandelen verzoekt ook de ondernemer om het bindend advies in heroverweging te nemen omdat die volgens de ondernemer een zinsnede in het dictum bevat die in strijd is met de wet.
Het Kiwa rapport laat met het oog op een gewaarborgde veiligheid twee methodes/opties open. Naast het volledig verwijderen van de aansluiting is de veiligheid ook gewaarborgd indien de aansluitleiding buiten gebruik wordt gesteld conform NEN 7244-7 artikel 5.3, waarbij de aansluitleiding aan beide kanten voorzien wordt van een niet losneembare eindfitting.
Naar het oordeel van de ondernemer leidt de variant die op basis van het Kiwa rapport mogelijk zou zijn, waarbij de te verlaten gasaansluiting aanwezig blijft in de ondergrond, tot voortdurende wettelijke verplichtingen en/of verplichtingen tot verwijdering van de gasaansluiting op een later moment.
De ondernemer is van oordeel dat hij op basis van wettelijke verplichtingen gehouden is de te verlaten gasaansluiting te verwijderen uit de ondergrond. Na beëindiging van de ATO door een contractant is het volledig verwijderen van de aansluiting inclusief de meter de enige kosten efficiënte en duurzame methode. De ondernemer acht de passage in het bindend advies dat de ondernemer enkel de in verband met de afsluiting gepaard gaande redelijke kosten, niet zijnde de kosten die verband houden met het verwijderen van de aansluiting en meetinrichting onjuist en in strijd met de wet. Dat zou door de commissie geherformuleerd moeten worden. De tarievencode gas is een algemeen verbindend voorschrift dat rechtstreekse werking heeft op de verhouding tussen afnemers en netbeheerder.
De ondernemer heeft de omvang van de werkzaamheden (zoals genoemd in het Kiwa rapport bij de tweede variant) geheel in beeld maar de kosten staan nog niet vast (vanwege een verplicht aanbestedingstraject). De verwachting is overigens dat die kosten nagenoeg gelijk of zelfs hoger zullen zijn dan bij variant 1 (verwijdering).
Er zal een landelijk beleid en wijze van aanpak gaan komen van alle netbeheerders ter zake van deze problematiek en materie.

Verdere beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

Over de uitvoering/nakoming van het bindend advies van de commissie van 26 februari 2018 is een geschil tussen partijen ontstaan (aldus de consument) en de consument heeft de commissie verzocht daar nader op te beslissen. Op basis van het reglement van de commissie heeft de commissie ook de bevoegdheid om daarover nader te oordelen.

De commissie heeft in het bindend advies allereerst vastgesteld dat de opzegging van de ATO door de consument door de ondernemer geëffectueerd dient te worden. Vast staat dat dat op 17 mei 2018 is gerealiseerd en dus is uitgevoerd. Ook staat niet ter discussie dat het klachtengeld door de ondernemer aan de consument is vergoed zoals de commissie in het bindend advies had bepaald.
Tenslotte heeft de commissie in het bindend advies bepaald dat de ondernemer in deze zaak enkel de in verband met de afsluiting gepaard gaande redelijke kosten bij de consument in rekening mag brengen, niet zijnde de kosten die verband houden met het verwijderen van de aansluiting en meetinrichting.
Dat is nog niet gebeurd en daarover gaat dan ook de klacht van de consument.
In dit geschil gaat het uitsluitend om de beoordeling van de nakoming/uitvoering van dit deel van het bindend advies en niet om een daarmee gepaard gaande herziening/heropening van het grotendeels al eerder tussen partijen gevoerde debat over de vragen of enerzijds de consument gehouden is tot betaling van redelijke kosten die verband houden met de afsluiting (hetgeen de consument betwist) en anderzijds niet of uitsluitend verwijdering van de aansluiting en meetinrichting geboden is en waarvoor de consument dient te betalen zoals de ondernemer (opnieuw) stelt.

De commissie heeft in het bindend advies al uitgemaakt dat enerzijds de consument de met de opzegging verbonden redelijke kosten die voortvloeien uit werkzaamheden die proportioneel van aard zijn door de ondernemer in rekening mogen worden gebracht en anderzijds uitgemaakt dat de ondernemer onvoldoende duidelijk heeft gemaakt en onvoldoende heeft weersproken waarom alternatieve (voor de consument voordeligere) oplossingen zoals  bijvoorbeeld het volledig drukloos maken van leidingen onvoldoende veiligheid zouden bieden.
Overigens is een herziening of heropening door partijen ook niet (direct) beoogd zoals uit hun nadere stellingen blijkt.
Uit het door de ondernemer overgelegd rapport van Kiwa van 21 september 2018 blijkt dat naast de optie van verwijdering van de aansluiting de veiligheid ook gewaarborgd kan worden als de aansluitleiding buiten gebruik wordt gesteld conform NEN 7244-7 artikel 5.3. waarbij de aansluitleiding aan beide kanten wordt voorzien van een niet losneembare eindfitting. Het door de commissie in het bindend advies veronderstelde alternatief in plaats van verwijdering van de aansluiting bestaat derhalve zoals uit het Kiwa rapport naar voren komt. Dat de ondernemer tijd nodig heeft (gehad) om potentiële alternatieven voor afsluiting in plaats van verwijdering (op met name veiligheid maar ook kosten/efficiency) te laten beoordelen kan de commissie billijken. Zoals ter zitting is gebleken staan de kosten verbonden met de alternatieve afsluiting nog niet vast en is daarvoor nog een (Europese) aanbesteding nodig. Daarnaast zijn de netbeheerders bezig een uniform en algemeen visie/beleid te ontwikkelen voor wat betreft deze materie/problematiek. Dat is allemaal nog niet uitgekristalliseerd.
Pas als die volledige duidelijkheid er is zal de ondernemer in dit geval over kunnen gaan tot het doen uitvoeren van (proportionele) werkzaamheden die verbonden zijn aan de afsluiting en de met opzegging verbonden redelijke kosten bij de consument in rekening brengen. Zover is het nog niet zodat de commissie daarover ook niets kan beslissen. Wel gaat de commissie ervan uit dat de ondernemer voortvarend zal handelen zodat de consument niet nog heel veel langer daarover in het ongewisse zal verkeren.
Anders dan de consument verzoekt zal de commissie niet zelf bepalen wat de hoogte/omvang van de redelijke kosten zullen zijn die aan de consument in rekening kunnen worden gebracht door de ondernemer.
Op grond van artikel 3 van het reglement van de commissie heeft de commissie tot taak geschillen tussen de consument en de ondernemer te beslechten, voor zover deze betrekking hebben op de totstandkoming of de uitvoering van de overeenkomst met betrekking tot de aansluiting en/of levering van energie en daarmee samenhangende leveringen en diensten. De commissie is niet bevoegd te beslissen over de hoogte van in rekening gebrachte tarieven of kosten in zijn algemeenheid. De commissie heeft daarin slechts een marginale beoordelingsruimte. Behoudens in gevallen dat sprake is van evident onredelijke tarieven, is het niet aan de commissie om daarover verder een oordeel te geven. In dat verband wordt opgemerkt dat de ACM in principe verantwoordelijk is voor het toezicht op en de regulering van de tarieven/kosten op basis van de vigerende wetgeving en de ACM beoordeelt dan ook de redelijkheid van de gehanteerde tarieven/kosten. De ACM heeft op grond van de wet ook de bevoegdheid om daartoe gedetailleerde informatie op te vragen, welke bevoegdheid de commissie niet heeft. Het oordeel over de redelijkheid van kosten is dan ook primair aan de ACM.
Nu de kosten (van het alternatief) in deze zaak nog niet precies bekend zijn komt de commissie ook in het kader van haar marginale toetsingsbevoegdheid niet een beoordeling daarvan toe.

Op grond van het voorgaande acht de commissie de door de consument ingediende klacht ongegrond.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

Het nadere verzoek van de consument wordt afgewezen.

Aldus beslist door de geschillencommissie Energie, bestaande uit mr. J. Visser, voorzitter en mr. D.E. Valle Robles-Roomer en E.J.C. van Lier, leden, op 22 november 2018.