Commissie: Kinderopvang
Categorie: Opzegging overeenkomst
Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
205069/235364
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Het geschil betreft de eenzijdige beëindiging van de plaatsingsovereenkomst voor de opvang van de dochter van de consument door de ondernemer nog voor de start van de overeengekomen opvangdatum. De reden van opzegging is dat er in het verleden facturen van de ondernemer (door onmacht) niet zijn betaald. De schuld is meegenomen in het schuldhulptraject van de consument. De ondernemer heeft aangegeven het risico niet te willen nemen dat de consument opnieuw niet zal betalen. De commissie oordeelt dat de betalingsachterstand uit het verleden geen grond is voor het ontbinden van een rechtsgeldig afgesloten overeenkomst. De ondernemer had de consument kunnen weigeren bij de inschrijving, maar heeft dit niet gedaan. Er is daarom sprake van een rechtsgeldig overeengekomen contract, welke niet zomaar kan worden ontbonden. In verband met de betalingsachterstand was een regeling getroffen met de Kredietbank. De commissie bepaalt dat de afgesloten opvangovereenkomst ongewijzigd van kracht blijft. De klacht is gegrond.
Volledige uitspraak
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de eenzijdige beëindiging van de plaatsingsovereenkomst voor de opvang van de dochter van de consument door de ondernemer nog voor de start van de overeengekomen opvangdatum.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De consument heeft een contract getekend voor de opvang van haar dochter met ingang van 2 januari 2023. Dit contract is eenzijdig opgezegd door de ondernemer, zonder wettelijke grond.
De reden van opzegging is dat er in het verleden enkele facturen van de ondernemer (door onmacht) helaas niet zijn betaald. De schuld is meegenomen in het schuldhulptraject van de consument.
De Kredietbank heeft met de ondernemer een bedrag afgesproken. De Kredietbank heeft met de ondernemer afgesproken dat de rest van de schuld wordt kwijtgescholden. De schuld die de consument had bij de ondernemer bestaat dus niet meer.
De ondernemer heeft aangegeven het risico niet te willen nemen dat de consument opnieuw niet zal betalen. Echter, de ondernemer heeft aangeboden dat als de consument een bedrag van € 3.293,07 betaalt, hij dit risico wel wil nemen. Dit heeft de consument niet.
De maatschappelijk werkster van de consument heeft aan de ondernemer de situatie en het feit dat er geen risico meer aanwezig is, uitgelegd, in de veronderstelling dat de ondernemer zijn beslissing zou herzien. Dat was niet het geval.
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Bij aanmelding door de consument in oktober 2022 heeft de contractadministratie de inschrijving niet aangemerkt als dubieuze debiteur anders was de aanmelding al bij inschrijving geweigerd.
Op 10 november 2022 heeft de ondernemer aan de consument laten weten dat op basis van het gegeven van dubieuze debiteur de plaatsing geweigerd wordt. De bewindvoerder van de consument heeft een voorstel gedaan van 40% van het uitstaande bedrag. De ondernemer heeft een tegenvoorstel gedaan inhoudende 60% van uitstaande bedrag met finale kwijting. Hier is geen reactie op gekomen.
Naar aanleiding van de klacht heeft de ondernemer de consument op 28 februari 2023 uitgenodigd voor een gesprek om te kijken naar een oplossing. Zonder aankondiging vooraf heeft de consument maatschappelijk werk meegenomen naar het gesprek. Daar was de ondernemer niet op voorbereid en heeft het gesprek geannuleerd. Op 24 oktober 2023 nogmaals geprobeerd een gesprek te voeren in het belang van de kinderen. De uitnodiging werd niet aanvaard. De ondernemer concludeert daaruit dat helaas door de consument niet wordt gehandeld in het belang van de kinderen. De ondernemer is altijd bereid om mee te werken aan een oplossing. “Stiekem” weer inschrijven terwijl de ondernemer voor meer dan € 5.000,– benadeeld is, getuigt niet van samen willen werken. De ondernemer is een maatschappelijke kinderopvangorganisatie met heel kleine marges. Gesprekken leveren veel meer op dan polariserende klachtenprocedures waarbij partijen alleen maar meer tegenover elkaar komen te staan. De ondernemer roept op gewoon het gesprek aan te gaan.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Partijen zijn op 21 oktober 2022 een plaatsingsovereenkomst aangegaan voor de opvang van de dochter van de consument met ingang van 2 januari 2023. Op de overeenkomst zijn de Algemene Voorwaarden van de Maatschappelijke Ondernemers Groep en de Branchevereniging Ondernemers in de kinderopvang en de door de ondernemer opgestelde huisregels van toepassing. Op 10 november 2022 heeft de ondernemer de consument per aangetekende brief laten weten dat de getekende overeenkomst per 11 november 2023 wordt ontbonden. Als reden hiervoor wordt aangevoerd dat de consument als dubieuze debiteur bekend staat bij de ondernemer. De ondernemer stelt dat er in het verleden een betalingsachterstand is opgebouwd, welke nooit geheel door de consument is betaald. Nu de ondernemer de overeenkomst heeft willen ontbinden vóór de aanvangsdatum van de opvang, is sprake van een annulering van de overeenkomst. In artikel 7 van de Algemene Voorwaarden is bepaald dat de ouder het recht heeft de overeenkomst te annuleren vanaf de ingangsdatum tot de aanvangsdatum. De ondernemer heeft dit recht niet. Alleen al om die reden kan de ontbinding van de overeenkomst geen stand houden.
De commissie is voorts van oordeel dat evenmin sprake is van een zwaarwegende reden, wat grond zou kunnen zijn voor het tussentijds opzeggen van de overeenkomst na de aanvangsdatum. De betalingsachterstand die in het verleden is ontstaan, is geen grond voor het ontbinden van een rechtsgeldig afgesloten overeenkomst. De ondernemer had de consument, gelet op de contractsvrijheid die de ondernemer heeft, kunnen weigeren bij de inschrijving, maar heeft dit niet gedaan. Er is thans sprake van een rechtsgeldig overeengekomen contract, welke niet zomaar kan worden ontbonden. Bovendien blijkt uit de stukken dat terzake de betalingsachterstand een regeling is getroffen met de Kredietbank. Op welke grond de ondernemer meent alsnog een afspraak te kunnen maken met de consument tot betaling van een bedrag van € 3.293,07, waarna de opvang wel kan doorgaan, ontgaat de commissie.
Het komt de commissie voor dat van een maatschappelijke kinderopvang als de ondernemer een andere houding en instelling verwacht zou mogen worden jegens een persoon als de consument. De toon en inhoud van het verweerschrift, waarin de ondernemer de consument beticht van het ‘stiekem’ inschrijven bij de ondernemer en het zonder aankondiging meenemen van maatschappelijk werk naar het gesprek, geven geen blijk van een welwillende houding van de ondernemer naar de consument die blijkens haar stukken uit een heel moeilijke situatie komt en erg haar best doet om haar leven weer op te pakken. De commissie vindt het te betreuren dat de ondernemer heeft gemeend op deze wijze met deze kwestie te moeten omgaan en het zover heeft laten komen.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht van de consument gegrond;
– bepaalt dat de afgesloten opvangovereenkomst ongewijzigd van kracht is;
– bepaalt dat de ondernemer het door de consument betaalde klachtgeld van € 25,– binnen twee weken na ontvangst van dit bindend advies aan haar vergoedt.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, de heer Y. Dragstra, de heer mr. P. P. van der Neut, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. M. Gardenier, secretaris, op 10 april 2024.