Commissie: Reizen
Categorie: Beëindiging
Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
REI04-0389
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op 9 oktober 2003 via een boekingskantoor met de reisorganisator totstandgekomen overeenkomst. De reisorganisator heeft zich daarbij verplicht tot het leveren van een vliegreis voor twee personen naar Istanbul in Turkije met verblijf in een hotel op basis van logies met ontbijt, voor de periode van 21 november t/m 25 november 2003 voor de som van € 714,–.
Standpunt van klager
Het standpunt van klager luidt in hoofdzaak als volgt.
Op 20 november 2003 meldde het nieuws bomaanslagen in Istanbul. Ik heb toen naar de klantenservice van de reisorganisator gebeld met de vraag wat de mogelijkheden waren bij het niet afreizen. De reis naar een later tijdstip overboeken zou mogelijk zijn. Vervolgens werd ik weer teruggebeld met de mededeling dat het doorschuiven naar een latere datum niet mogelijk was. Er was nog geen negatief reisadvies en ik kon alleen voor eigen rekening annuleren. Ik besloot niet op een eventueel negatief reisadvies te wachten en heb de reis geannuleerd. ’s Avonds om 23.30 uur stond op teletekst dat Buitenlandse Zaken adviseerde toeristische trekpleisters te mijden en waakzaam te zijn; de ANVR vroeg reisorganisaties coulant te zijn met reizigers die de reis wilden annuleren. Spanje gaf een negatief reisadvies en Engeland raadde af naar de grote steden te reizen. Daarna heb ik nogmaals naar de klantenservice gebeld, die adviseerde de volgende morgen nogmaals contact op te nemen. De volgende morgen bleek de reisorganisator bij zijn standpunt te blijven.
De wet op de reisovereenkomst (artikel 503, lid 3) geeft de reiziger de mogelijkheid de reis kosteloos te annuleren, indien er sprake is van een niet aan hem toe te rekenen omstandigheid. Blijkens de toelichting op dit artikel behoeft de reden tot opzegging niet gelegen zijn in een aan de reisorganisator toe te rekenen omstandigheid; ook een omstandigheid die is toe te rekenen aan een derde die niet bij de uitvoering van de reisovereenkomst betrokken is, geeft de reiziger het recht tot kosteloos annuleren. Gelet op de omstandigheden van het geval – verblijf in Istanbul waar net twee bomaanslagen hadden plaatsgevonden en het advies om toeristische trekpleisters te vermijden – wordt er met recht een beroep gedaan op dit artikel. De reisorganisator dient derhalve de reissom te restitueren.
De Stichting Calamiteitenfonds wijst de reizigers nadrukkelijk op deze mogelijkheid. Het is dus mogelijk dat in geval van een calamiteit de Stichting Calamiteitenfonds geen dekkingsbeperking afgeeft omdat een beroep op artikel 503, lid 3 mogelijk is en een dekkingsbeperking niet nodig is. De reisorganisator stelt echter dat indien er geen dekkingsbeperking is afgegeven door de Stichting Calamiteitenfonds, de reiziger geen beroep kan doen op artikel 503, lid 3. Zou dit echter het geval zijn, dan blijft de reiziger altijd in de kou staan.
De vergelijking van de reisorganisator met de artikelen 9 en 11 van de ANVR voorwaarden is niet juist. Artikel 503 heeft een ruimere strekking en prevaleert boven de reisvoorwaarden.
Klager verlangt een in redelijkheid en billijkheid vast te stellen vergoeding.
Standpunt van de reisorganisator
Het standpunt van de reisorganisator luidt in hoofdzaak als volgt.
Op de reisovereenkomst zijn de reisvoorwaarden van de ANVR van toepassing. Deze voorwaarden zijn gebaseerd op en in harmonie met de wet op de reisovereenkomst. Artikel 9 van de voorwaarden is een uitvloeisel van artikel 7:503 BW en artikel 11 van de voorwaarden van artikel 7:503, lid 3 BW. De reiziger heeft op basis van artikel 7:503 BW te allen tijde het recht de reisovereenkomst op te zeggen. Of de reiziger hiervoor kosten verschuldigd is aan de touroperator, is afhankelijk van de vraag of de reden waarom hij annuleert hem is toe te rekenen of niet. Is de reden hem aan te rekenen, dan is hij ex artikel 7:503 lid 2 BW annuleringskosten aan de touroperator verschuldigd. Is deze hem niet toe te rekenen, dan is artikel 7:503, lid 3 BW van toepassing.
Klager beroept zich op artikel 7:503, lid 3 BW en daarmede op artikel 11 van de voorwaarden van de ANVR en stelt dat hij de reis kosteloos kan opzeggen, daar de bomaanslagen hem niet toe te rekenen zijn. Weliswaar zijn de bomaanslagen hem niet toe te rekenen, doch dit is feitelijk niet de reden van klager tot opzegging van de overeenkomst. De werkelijke reden ligt in casu op het persoonlijke vlak, namelijk de angst om af te reizen naar Istanbul. Deze angst is klager toe te rekenen en dientengevolge is lid 2 en niet lid 3 van artikel 7:503 BW van toepassing. Derhalve is klager verplicht tot vergoeding van de door ons geleden schade.
Op het moment van de annulering gold er voor Istanbul geen negatief reisadvies dat ons als touroperator bond. Om deze reden is de annulering van klager een reguliere annulering en dientengevolge zijn annuleringskosten in rekening gebracht.
Louter uit coulance hebben wij klager een reischeque ter waarde van € 100,00 aangeboden.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De commissie deelt het kernpunt van het standpunt van de reisorganisator, namelijk dat in dit geval artikel 7: 503, lid 2 BW van toepassing is. De door klager genomen beslissing om van deelname aan de reis af te zien, ligt inderdaad op het persoonlijke vlak en ligt dan ook binnen zijn risicosfeer, hoe begrijpelijk het ook is dat de bomaanslagen in Istanbul klager hebben gealarmeerd. Voldoende aanknopingspunten om tot de conclusie te komen dat de bestemming Istanbul voor toeristen daarna dusdanig onveilig was, dat het van de reisorganisator niet verantwoord is geweest om de reis doorgang te laten vinden ontbreken. Een negatief reisadvies vanuit Nederland ontbrak, reizen naar Istanbul zijn normaal uitgevoerd, van exceptionele maatregelen van de lokale autoriteiten in Istanbul ter beperking van de bewegingsvrijheid van toeristen aldaar is niet gebleken. Hedentendage houdt het reizen naar vele vakantiebestemmingen het risico in dat de reiziger na een gebeurtenis als waarvan hier sprake is geweest, gevoelens van angst of spijt ervaart. Hoewel een reisorganisator in een dergelijke situatie ook zijn eigen verantwoordelijkheid dient te nemen en niet uitsluitend kan volstaan met te wachten of het al dan niet komt tot een negatief reisadvies, gaat het te ver van de reisorganisator te verlangen dat hij de gevolgen van een persoonlijke afweging door de reiziger onder al dergelijke omstandigheden voor zijn rekening dient te nemen.
Uitgaande van het betoog van klager was de reis reeds geannuleerd op 20 november 2003, toen klager via teletekst het advies aan reiziger vernam om toeristisch trekpleisters te mijden en het advies aan reisorganisatoren om coulant te zijn tegenover reiziger die wilden annuleren. Klager heeft het derhalve niet aangedurfd om de ontwikkelingen af te wachten. Overigens zijn beide adviezen vrijblijvend van aard geweest en werd het verder aan de reisorganisatoren overgelaten zelf de actuele stand van zaken in te schatten.
Tot slot wordt opgemerkt dat de Stichting Calamiteitenfonds Reizen binnen de haar gegeven bevoegdheden een eigen verantwoordelijkheid draagt, evenals dit bij de Geschillencommissie Reizen het geval is. De verwijzing naar artikel 7: 503, lid 3 BW in de standaardinformatie van de Stichting Calamiteitenfonds is van algemene aard. Verder is het aan de commissie om in een aan haar voorgelegd geschil na te gaan of de gebleken omstandigheden objectief bezien de gevoelens van angst, die de reizigers hebben doen besluiten om van deelname aan de reis af te zien, rechtvaardigen.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
Het door klager verlangde wordt afgewezen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Reizen op 27 juli 2004.