Arbiters leggen schikking partijen vast

De Geschillencommissie




Commissie: Advocatuur Zakelijk    Categorie: Schikking    Jaartal: 2022
Soort uitspraak: Arbitraal Vonnis   Uitkomst: Schikking   Referentiecode: 121767/130222/123049

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De advocaat heeft een geschil aanhangig gemaakt tegen twee ondernemingen. Partijen hebben inmiddels een schikking bereikt en hebben de arbiters gevraagd deze schikking vast te leggen. Derhalve is de schikking bij arbitraal vonnis vastgelegd.

De uitspraak

Ondergetekenden:
de heer mr. J. van der Groen te Wassenaar, de heer mr. T.B.M. Kersten te Nieuwegein, de heer mr. C.J.J. Havermans te Den Haag, die in het onderhavige geschil als arbiters optreden, hebben het volgende vonnis gewezen.

Bevoegdheid arbiters en plaats van arbitrage
De bevoegdheid van de arbiters berust op een overeenkomst tot arbitrage, zoals vervat in een opdrachtbevestiging d.d. 7 april 2016 en de toepasselijke algemene voorwaarden, waarbij partijen zich voor de beslechting van alle geschillen ontstaan naar aanleiding van de totstandkoming en/of uitvoering van de dienstverlening, inclusief alle declaratiegeschillen, onderwerpen aan arbitrage door de Geschillencommissie Advocatuur (hierna te noemen: de commissie). Aldus is voldaan aan de eis van artikel 1021 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering. Partijen zijn tevens overeengekomen dat alle geschillen – zoals hiervoor omschreven – zullen worden beslecht overeenkomstig het Reglement Geschillencommissie Advocatuur (hierna te noemen: het Reglement).

De bevoegdheid van ondergetekenden om het geschil tussen partijen als arbiters te beslechten is gezien het vorenstaande gegeven. Zij dienen gelet op het bepaalde in artikel 31 van het Reglement te beslissen als goede personen naar billijkheid, waarbij zij met in achtneming van de tussen partijen gesloten overeenkomst als maatstaf voor het handelen van de advocaat hanteren dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat.

Als plaats van arbitrage is Den Haag vastgesteld.

Standpunt van eiser
Voor het standpunt van eiser verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Verweersters hebben verzuimd om twee facturen te betalen, (i) de factuur met het factuurnummer 20161061 van 27 juni 2016 met een openstaand bedrag van € 1.629,29 (hoofdsom was € 2.943,02) en (ii) de factuur met het factuurnummer 20171811 van 20 februari 2017 met een openstaand bedrag van € 1.037,58.

Eiser verlangt een veroordeling van verweersters tot betaling van de hoofdsom en daarbij te bepalen dat het bedrag overgemaakt dient te worden naar het rekeningnummer van eiser onder tenaamstelling van de facturen.

Standpunt van verweersters
Voor het standpunt van verweersters verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Er is geen sprake van rechtsopvolging door verweerster 2 van verweerster 1 en de overeenkomst is tussen eiser en verweerster 1. Verweerster 2 staat derhalve los van deze kwestie.

Verweerster 1 heeft noodgedwongen verschillende vestigingen opgeheven toen zij de locatie van de Markthal heeft overgedragen. De opvolgende eigenaar zou ook de schulden op zich nemen maar heeft dit verzuimd.

Behandeling van het geschil
Op 19 januari 2022 heeft te Den Haag de mondelinge behandeling ten overstaan van de arbiters plaatsgevonden, bijgestaan door mevrouw mr. C.C.J. de Jong fungerend als plaatsvervangend secretaris.

Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen om ter zitting te verschijnen. Zij hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid ter zitting hun standpunten nader toe te lichten.

Beoordeling van het geschil
Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de commissie het volgende.

De commissie stelt vast dat partijen in deze een minnelijke regeling hebben bereikt en hebben verzocht aan de commissie dit vast te leggen in een arbitraal vonnis. Zij begrijpt dat er een schikking is getroffen met verweerster 1 en dat verweerster 2 hier buiten staat.

Deze schikking luidt – zo begrijpt de commissie – als volgt:

Een deel van het openstaande bedrag (€ 666,87) wordt kwijtgescholden en het resterende bedrag van       € 2.000,– wordt door de heer [EIGENAAR] voldaan in vier maandelijkse termijnen van € 500,– waarbij de eerste termijn voldaan diende te worden uiterlijk 1 januari 2022. Er wordt geen nieuwe procedure gestart door eiser (jegens [VERWEERDER 2] of de heer [EIGENAAR]) met betrekking tot de bij de commissie ingediende vorderingen indien het totale bedrag van € 2.000,– uiterlijk 1 mei 2022 is voldaan door de heer [EIGENAAR]. Er is geheimhouding afgesproken rondom de inhoud van de schikking hetgeen inhoudt dat slechts indien dat wettelijk verplicht is of op een rechterlijk verzoek of in het kader van de procedure bij uw Geschillencommissie mededelingen gedaan mogen worden over het bestaan en de inhoud van voornoemde vaststellingsovereenkomst. Over de proceskosten is expliciet niets afgesproken maar het door eiser betaalde klachtengeld blijft voor rekening van eiser.

De commissie neemt de inhoud van de schikking over tegen verweerster 1 en zal dit in haar beslissing opnemen.

De commissie bepaalt dat eiser niet ontvangen kan worden inzake de vordering tegen verweerster 2. De commissie stelt vast dat eiser deze partij niet noemt in de schikking en er expliciet inhoudelijk verweer is gevoerd tegen de verschuldigdheid van enige gelden door verweerster 2. Eiser heeft thans geen belang bij handhaving van de vordering tegen verweerster 2, mede nu het schikkingsvonnis voor executie vatbaar is tegen verweerster 1.

De commissie zal eiser veroordelen in de kosten van deze arbitrage, die worden vastgesteld op € 90,75 van het door de Stichting Geschillencommissies voor Beroep en Bedrijf (SGB) vastgestelde bedrag aan honorarium en verschotten van de arbiters. Gelet op de inhoud van de beslissing wordt eiser geacht de arbitragekosten bij wijze van voorschotbetaling te hebben voldaan en vervalt dit bedrag aan de commissie.

Beslissing
De commissie:

  • verklaart de klacht tegen verweerster 2 niet-ontvankelijk;
  • bepaalt dat er een schikking is getroffen tussen eiser en verweerster 1 zoals hiervoor cursief is weergegeven en bepaalt deze afspraken bindend tussen partijen;
  • bepaalt dat het bedrag dat eiser ter zake de arbitragekosten heeft voldaan in zijn geheel komt te vervallen aan de commissie.