Arts mag afzien van vervolgbehandeling als de behandeling medisch niet zinvol lijkt

De Geschillencommissie




Commissie: Zelfstandige Klinieken    Categorie: schadevergoeding/ dienstverlening    Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 190182/200460

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

Cliënte is niet tevreden met de neuscorrectie die door de zorgaanbieder is uitgevoerd. De zorgaanbieder begrijpt de klacht, maar durft een heroperatie niet aan. Cliënte wordt vervolgens verwezen naar een arts in het UMC voor een second opinion die de operatie wel aandurft, zij het niet in het ziekenhuis, maar in zijn privékliniek. Cliënte wenst de kosten die zij voor deze ingreep heeft moeten maken, vergoed te zien door de zorgaanbieder. De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder volgens professionele standaard heeft gehandeld bij het uitvoeren van de ingreep en aan zijn inspanningsverplichting heeft voldaan. De klacht is ongegrond en de vordering tot schadevergoeding wordt daarom afgewezen.

De uitspraak

In het geschil tussen

mevrouw [naam], wonende te [plaatsnaam] (hierna te noemen: de cliënte)

en

Equipe Zorgbedrijven, gevestigd te Rotterdam
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Zelfstandige Klinieken (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 25 augustus te Den Haag.

Partijen hebben ter zitting hun standpunten nader toegelicht.

De zorgaanbieder werd ter zitting vertegenwoordigd door mevrouw mr. [naam] van [naam advocatenkantoor] en de heer dr. [naam], medisch directeur.

Beoordeling
De commissie overweegt als volgt.

Cliënte stelt de zorgaanbieder aansprakelijk voor de materiële schade, een totaalbedrag van € 7.500,–, die zij heeft geleden als gevolg van onzorgvuldig handelen van de zorgaanbieder.

Op grond van de geneeskundige behandelingsovereenkomst moet de zorgaanbieder bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 van het Burgerlijk Wetboek). Deze zorgplicht houdt in dat de zorgaanbieder die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.

De verplichting die voor de zorgaanbieder voortvloeit uit een geneeskundige behandelingsovereenkomst, wordt in beginsel niet aangemerkt als een resultaatsverplichting, waarbij de zorgaanbieder moet instaan voor het bereiken van een bepaald resultaat, maar als een inspanningsverplichting, waarbij de zorgaanbieder zich verplicht voor het bereiken van een bepaald resultaat in te spannen. De reden hiervoor is dat het bij een geneeskundige behandeling meestal niet mogelijk is een bepaald resultaat te garanderen, omdat het menselijk lichaam in het (genezings-)proces een ongewisse factor vormt; zelfs bij onberispelijk medisch handelen, kan het beoogde resultaat uitblijven. Van een tekortkoming kan dan ook pas worden gesproken indien komt vast te staan dat de behandelend arts zich onvoldoende heeft ingespannen of bij de inspanning een fout heeft gemaakt.

De commissie zal de klacht van cliënte, afgezet tegen het hierboven geschetste toetsingskader, beoordelen.

De commissie heeft het volgende vastgesteld.

Cliënte is dertig jaar geleden geopereerd aan haar neus. Zij heeft zich tot de zorgaanbieder gewend voor een neuscorrectie. De arts heeft haar foto’s laten zien van mogelijke resultaten en zij had vertrouwen in de ingreep. Na de ingreep was het resultaat niet wat zij ervan had verwacht. Haar neus was een half jaar na de operatie dik en plomp. Cliënte denkt dat de arts een inschattingsfout heeft gemaakt. De arts wilde haar niet meer opereren en heeft haar verwezen naar zijn collega. Ook deze arts durfde een heroperatie niet aan en verwees cliënte naar een plastisch chirurg in het UMC. De zorgaanbieder kon zelf geen afspraak met deze arts maken, omdat hij een patiëntenstop zou hebben, maar via haar huisarts is cliënte toch op zijn spreekuur gezien. Deze arts heeft haar uiteindelijk niet in het UMC, maar in zijn privékliniek geopereerd. De kosten van deze ingreep, afgezien van het verzekerde deel, heeft zij zelf moeten voldoen.

De zorgaanbieder heeft gesteld dat er geen sprake is geweest van een inschattingsfout. De ingreep is lege artis uitgevoerd. Een derde reconstructie durfde de behandelaar en zijn opvolger niet aan, omdat het resultaat niet beter zou worden bij een vervolgoperatie. De uitkomst zou volledig onvoorspelbaar zijn vanwege de oncontroleerbare littekenvorming waarvan na de operatie in november 2020 significant sprake was. Als opnieuw zou worden geopereerd, zou de (onder)huid alleen maar meer last krijgen van verlittekening en retractie met verder kans op huidverkleuring en doorbloedingsproblemen. Dat zou de uitkomst van een nieuwe operatie onvoorspelbaar en potentieel risicovol maken. De zorgaanbieder heeft cliënte verwezen naar een gespecialiseerde arts in het UMC, omdat cliënte zeker wilde weten dat er geen andere mogelijkheden waren voor een reconstructie. In het UMC zou misschien met een meer geavanceerde en ingrijpende operatie dan bij de zorgaanbieder mogelijk is, wel tegemoetgekomen kunnen worden aan de wens van cliënte.

Naar het oordeel van de commissie kan niet worden gesteld dat de zorgaanbieder ten aanzien van de neuscorrectie onzorgvuldig heeft gehandeld. Uit de overgelegde stukken is voldoende gebleken dat cliënte voorafgaande aan de ingreep is gewezen op de risico’s en eventuele complicaties en op het resultaat (waaronder asymmetrie) van de ingreep, temeer daar het ging om een revisie van een eerdere neuscorrectie. De commissie is van oordeel dat de operatie volgens de professionele standaard is uitgevoerd. Dat cliënte niet tevreden is geweest over het resultaat van de ingreep, betekent niet dat de zorgaanbieder onzorgvuldig heeft gehandeld. De commissie heeft niet kunnen vaststellen dat de zorgaanbieder niet voldaan heeft aan zijn inspanningsverplichting.

Ook het feit dat cliënte een derde neusreconstructie heeft ondergaan bij een andere zorgaanbieder, betekent niet dat de zorgaanbieder onzorgvuldig heeft gehandeld. Het is de discretionaire bevoegdheid van een arts om af te zien van een vervolgbehandeling indien hij van oordeel is dat een dergelijke behandeling medisch niet zinvol is.
De behandelend arts en zijn opvolger hebben op basis van de bevindingen uit anamnese en onderzoek geoordeeld dat een derde revisie geen goede kans van slagen zou hebben, omdat het resultaat noch cosmetisch, noch functioneel zou verbeteren. Dat een andere zorgaanbieder de operatie toch heeft aangedurfd, maakt dit niet anders.

Voor een aanspraak op een schadevergoeding is ten minste vereist dat de zorgaanbieder in enig opzicht toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de behandelingsovereenkomst. Nu hiervan niet is gebleken, zal de commissie de vordering tot vergoeding van de kosten van de derde neusreconstructie afwijzen.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie verklaart de klacht ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Zelfstandige Klinieken, bestaande uit de heer mr. H.A. van Gameren, voorzitter, mevrouw dr. M. van Hal, de heer J. Zomerplaag, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. W. Hartong van Ark, secretaris, op 25 augustus 2023.