Commissie: Telecommunicatiediensten
Categorie: Totstandkoming overeenkomst
Jaartal: 2018
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
113711
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft beëindiging van een tussen partijen gesloten overeenkomst en restitutie van in elk geval een deel van het betaalde.
Een bedrag van € 75,– heeft de consument bij de commissie gedeponeerd.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
In december 2016 heb ik telefonisch gesproken met de ondernemer. Ik heb gevraagd of zij hetzelfde kon leveren als [naam provider], waar ik een overeenkomst mee had. Dat werd bevestigd. Omdat de ondernemer een goedkoper aanbod had, heb ik daarop een overeenkomst met de ondernemer gesloten. De televisie-aansluiting zou door een monteur geregeld worden. Bij de installatie door de monteur begin januari 2017 bleek dat ik voor mijn tweede televisietoestel een tweede decoder nodig had, dat mijn derde televisietoestel niet aangesloten kon worden, dat de bekabeling door de hal van mijn huis zou lopen, dat een regionale zender niet ontvangen kon worden en dat ik mijn cinemaset niet kon aansluiten.
De consument verlangt ontbinding van de overeenkomst en restitutie van een deel van het betaalde.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
Op 2 december 2016 bestelt consument internet, telefonie en televisie. Het betreft een installatie met monteur. Diezelfde dag wordt aan consument een bevestiging gestuurd. Op 4 januari 2017 wordt het bestelde opgeleverd. Op die dag bezoekt de monteur consument. Consument heeft de monteur weggestuurd. Diezelfde dag geeft consument aan van het contract af te willen. Consument had voor het afsluiten van de overeenkomst zich kunnen oriënteren over de mogelijkheden bij ons. Op onze website staan de mogelijkheden. Hij heeft 14 dagen na de welkomstbrief van 2 december 2016 de tijd gehad om de overeenkomst op te zeggen; dat heeft hij niet tijdig gedaan. Wij houden hem aan de overeenkomst.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De commissie overweegt dat het hier gaat om een consumentenkoop die op afstand gesloten is. Van toepassing is dan artikel 6:230o Burgerlijk Wetboek, dat zegt dat een dergelijke overeenkomst door de consument zonder opgave van reden ontbonden kan worden binnen 14 dagen na het sluiten van de overeenkomst tot levering van een dienst, dan wel binnen 14 dagen na ontvangst van de zaak. In casu is het de vraag of consument op 4 januari 2017 de overeenkomst nog kon ontbinden Kennelijk gaat de ondernemer ervan uit dat het gaat om de levering van een dienst, hoewel de apparatuur van de televisie eerst op 4 januari 2017 opgeleverd is door installatie door een monteur.
De commissie verwijst naar de Memorie van toelichting op de wet waarmee artikel 6:230o is ingevoerd, met name de toelichting op onderhavig artikel (wetsvoorstel 33520, Tweede Kamer 2012-13, nr, 3), waarin het volgende vermeld is:
“Lastiger zijn de gevallen waarbij de zaak ondergeschikt is aan de dienstverlening – bijvoorbeeld het bestellen van een pakket voor digitale televisie. In dit geval lijkt de termijn voor ontbinding van de overeenkomst overeenkomstig het regime van de levering van zaken het meeste met de aard en strekking van de richtlijn overeen te stemmen. Immers, de consument kan pas zien hoe de dienst concreet werkt nadat hij de digitale ontvanger heeft geïnstalleerd en de televisiesignalen ontvangt. Ook in de Nederlandse jurisprudentie is een dergelijke uitleg aangenomen (Rb Arnhem 14 juni 2010, LJN BN0733). De uiteindelijke uitleg is voorbehouden aan het Hof van Justitie van de Europese Unie.”
De commissie overweegt, in lijn met eerdere uitspraken van de commissie (zie uitspraken met nummer 106275 en 10582) dat het in overeenstemming met de memorie van toelichting en de strekking van de in die memorie bedoelde richtlijn lijkt de bedenktermijn in dit geval pas in te laten gaan nadat de consument daadwerkelijk van de dienst(en) van de ondernemer gebruik heeft kunnen maken. Onder die omstandigheden is de commissie van oordeel dat de bedenktermijn van 14 dagen is aangevangen op het moment dat de consument de benodigde hardware ontving en deze geïnstalleerd werd met als gevolg dat de consument binnen de bedenktijd, namelijk op 4 januari 2017 de overeenkomst, onweersproken bij ondubbelzinnige verklaring (de ondernemer verklaart dat consument op die dag aangeeft van het contract af te willen), heeft ontbonden.
Nu de overeenkomst ontbonden is, behoeft de vraag of de consument mondeling toegezegd is dat de ondernemer hetzelfde kon leveren als [naam provider] geen bespreking.
De consequentie van de ontbinding is dat hetgeen de consument aan de ondernemer betaald heeft, gerestitueerd dient te worden.
Omtrent het depotbedrag overweegt de commissie dat de ondernemer verklaard heeft geen vordering op consument te hebben en dan ook geen depotbedrag te verlangen. Consument heeft ter zitting verklaard niets in depot gestort te hebben. Navraag bij de administratie van de commissie bracht naar voren dat het bedrag door de rechtsbijstandsverzekeraar van consument gestort is. Nu er kennelijk bij de ondernemer geen openstaand bedrag ten laste van de consument openstaat, dient het in depot gestorte bedrag aan de rechtsbijstandsverzekeraar gerestitueerd te worden.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is.
Beslissing
De overeenkomst d.d. 2 december 2016 wordt ontbonden verklaard. Dit betekent dat de ondernemer al hetgeen consument aan haar betaald heeft dient te restitueren.
Een en ander dient te geschieden binnen een termijn van twee weken na de verzenddatum van dit bindend advies.
Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 50,– aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.
Met in achtneming van het bovenstaande wordt het depotbedrag als volgt betaald: € 75,– aan de rechtsbijstandsverzekeraar van consument.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Telecommunicatiediensten op 11 januari 2018.