Bedenktermijn van 14 dagen voor herroeping gaat pas in als de consument beschikt over de door de ondernemer van de dienst in bruikleen te geven hardware.

  • Home >>
  • Telecommunicatiediensten >>
De Geschillencommissie




Commissie: Telecommunicatiediensten    Categorie: Ontbinding, opzegging en tussentijdse beëindiging    Jaartal: 2017
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 106275

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft het aangaan van een overeenkomst.
 
De consument heeft de klacht tijdig aan de ondernemer voorgelegd.

Standpunt van de consument

De consument is 30 maart 2016 een telecommunicatie-overeenkomst aangegaan met de ondernemer via een tussenpersoon; later bleek haar dat zij minder snelheid kreeg voor een hogere prijs dan haar lopende contract. Zij wilde daarop per 21 april 2016 de overeenkomst ontbinden via het inroepen van de bedenktijd. De ondernemer stelde dat de termijn daarvoor was verstreken en vordert van de consument tenminste een betaling van 12 maanden abonnementsgeld, te weten € 500,–. De consument heeft ook de installateur afgezegd; de levering is nimmer tot stand gekomen. De consument heeft het gevorderde bedrag van € 500,– niet voldaan en € 250,– bij de commissie in depot gestort.
De consument verlangt dat de overeenkomst alsnog kosteloos zal worden ontbonden.

Standpunt van de ondernemer

De ondernemer heeft in hoofdzaak het volgende gesteld.

De consument dient op de hoogte te zijn van wat zij al geleverd krijgt van haar huidige provider en wat het aanbod dat zij van de verkoopadviseur krijgt daaraan toevoegt. Teleurgestelde verwachtingen zijn onvoldoende reden om een aangegane overeenkomst te ontbinden.

Afgezien daarvan was de consument te laat met haar inroeping van de bedenktijd; deze is immers 14 dagen en die heeft zij overschreden.

De ondernemer treft geen verwijt; aan alle vereisten voor een dergelijke koop is voldaan.

De ondernemer concludeert tot ongegrondheid van de klacht.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

Tussen partijen is niet in geschil dat op 30 maart 2016 een overeenkomst tot stand gekomen is. Partijen zijn het niet eens omtrent het ingangstijdstip van de bedenktijd van 14 dagen. De consument meent dat deze termijn in haar geval is aangevangen na installatie, terwijl de ondernemer van mening is dat de termijn is aangevangen direct bij het sluiten van de overeenkomst.

In artikel 6:230o van het Burgerlijk Wetboek is – voor zover hier van belang – bepaald:

De consument kan een overeenkomst op afstand of een overeenkomst buiten de verkoopruimte zonder opgave van redenen ontbinden tot een termijn van veertien dagen is verstreken, na:

a. bij een overeenkomst tot het verrichten van diensten: de dag waarop de overeenkomst wordt gesloten;
b. bij een consumentenkoop:
1° de dag waarop de consument of een door de consument aangewezen derde, die niet de vervoerder is, de zaak heeft ontvangen;
(…..)

De commissie is van oordeel dat in de onderhavige zaak sprake is van zowel een overeenkomst tot het verlenen van diensten, als van een bruikleenovereenkomst voor een modem.
In de memorie van toelichting op de Implementatiewet de Europese Richtlijn Consumentenrechten (Pb EU L 304) is ten aanzien van artikel 6:230o BW, de volgende tekst opgenomen:

“Lastiger zijn de gevallen waarbij de zaak ondergeschikt is aan de dienstverlening – bijvoorbeeld het bestellen van een pakket voor digitale televisie. In dit geval lijkt de termijn voor ontbinding van de overeenkomst overeenkomstig het regime van de levering van zaken het meeste met de aard en strekking van de richtlijn overeen te stemmen. Immers, de consument kan pas zien hoe de dienst concreet werkt nadat hij de digitale ontvanger heeft geïnstalleerd en de televisiesignalen ontvangt”.

Tussen partijen is niet in geschil dat de consument pas na afloop van de 14 dagen termijn de beschikking kreeg over de door de ondernemer van de dienst in bruikleen te geven hardware.

Daardoor kon de consument pas na aansluiting van dit hulpmiddel en aansluiting op het netwerk door de ondernemer over de betreffende dienst beschikken en dus ook pas op dat moment beoordelen of hij gebruik wil maken van deze dienst. De gedachte achter de bedenktijd dient te zijn dat de consument, die niet in staat is om het product daadwerkelijk te bekijken en te beoordelen of van de aard van de dienst(verlening) kennis te nemen, de mogelijkheid moet hebben om te beoordelen of het product of de dienst(verlening) aan zijn verwachtingen beantwoordt, en zo niet de overeenkomst binnen een redelijke termijn moet kunnen ontbinden (vergelijk Rb Arnhem 14 juni 2010, LJN BN0733).

Vorenstaande leidt tot het oordeel dat het in overeenstemming met de memorie van toelichting en de strekking van de in die memorie bedoelde richtlijn lijkt de bedenktermijn pas in te laten gaan nadat de consument daadwerkelijk van de dienst(en) van de ondernemer gebruik heeft kunnen maken. Onder die omstandigheden is de commissie van oordeel dat de bedenktermijn van 14 dagen is aangevangen op het moment dat de consument de benodigde aansluiting zou hebben ontvangen met als gevolg dat de consument binnen de bedenktijd de overeenkomst heeft ontbonden. Daarbij speelt wel een rol dat de consument de installateur heeft afgezegd, maar de commissie begrijpt uit het standpunt van de ondernemer dat dit eerst eind april 2016 heeft plaatsgevonden, dus na de ontbinding door de consument.

Nu ontbinding zonder opgave van redenen heeft kunnen plaatsvinden, wordt aan een oordeel over de bezwaren van de consument tegen de dienstverlening door de ondernemer niet toegekomen.

De klacht van de consument is gegrond.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De tussen partijen op 30 maart 2016 tot stand gekomen overeenkomst is binnen de bedenktijd van 14 dagen door de consument rechtsgeldig ontbonden.

De ondernemer dient overeenkomstig het reglement van de commissie het klachtengeld ad  € 50,– aan de consument te vergoeden.
Aangezien de ondernemer geen aanspraak kan maken op 12 maanden abonnementskosten, wordt het depotbedrag teruggestort naar de consument.

De commissie wijst het meer of anders verlangde af.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Telecommunicatiediensten, op 30 november 2016.