Bedrijfseconomische motieven zijn voor risico van de reisorganisator.

De Geschillencommissie
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Reizen    Categorie: Aansprakelijkheid    Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: REI06-0666

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil vloeit voort uit een op 28 januari 2006 met de reisorganisator totstandgekomen overeenkomst. De reisorganisator heeft zich daarbij verplicht tot het leveren van een vliegreis voor vijf personen naar Bodrum in Turkije met verblijf in een hotel op basis van “all inclusive”, voor de periode van 29 april t/m 6 mei 2006 voor de som van € 3.390,– in totaal.   Standpunt van klager   Het standpunt van klager luidt in hoofdzaak als volgt.   Op 17 februari 2006 ontvingen wij de mededeling dat de geboekte reis werd geannuleerd. Desgevraagd werd als reden de in Turkije geconstateerde vogelgriep opgegeven, waardoor het risico zou bestaan dat het vliegtuig niet vol zou geraken. Wij hebben deze annulering niet geaccepteerd en nakoming van de overeenkomst verlangd, subsidiair een vergoeding gelijk aan de totale reissom. Op 22 februari werd ons medegedeeld dat de annulering definitief was, waarop wij de claim van schadevergoeding hebben herhaald met verzoek de annulering toe te lichten binnen de ANVR reisvoorwaarden. Hierop werd niet gereageerd, waarna wij bij mail van 22 april ons verzoek nogmaals hebben herhaald. De reisorganisator heeft bij mail van 24 april gereageerd met een verwijzing naar artikel 2, lid 3 van de ANVR voorwaarden, op basis waarvan hij meent het recht te hebben de reis te annuleren.   Naar onze mening heeft de reisorganisator de overeenkomst echter zonder gegronde redenen geannuleerd. Er is geen sprake van een groepsreis met een minimum aantal deelnemers. De reisorganisator heeft geen gewichtige redenen aangevoerd overeenkomstig artikel 10, lid 1 van de voorwaarden en deze kunnen ook niet worden aangevoerd omdat zij er niet zijn. De site van de ANVR stelde namelijk ten tijde van de annulering dat de vogelgriep geen reden vormde om de betreffende landen te mijden. Ook de reisorganisator vloog en vliegt gewoon op Turkije. Het beroep van de reisorganisator op de vermelding onder het kopje “de vliegreis” dat hij het recht heeft de reis te annuleren wanneer er minder dan twintig deelnemers zijn, is naar onze mening niet in overeenstemming met artikel 2, lid 3 van de voorwaarden, waarin wordt gerefereerd naar de publicatie en bovendien was hier sprake van een annulering tweeënhalve maand vóór gepland vertrek.   Kort na de annulering hebben wij nagegaan of er nog een andere reis naar Bodrum te boeken was. Dit bleek niet het geval te zijn.   Klager verlangt een vergoeding van € 3.245,–.   Standpunt van de reisorganisator   Het standpunt van de reisorganisator luidt in hoofdzaak als volgt.   Naast de ANVR voorwaarden hanteren wij onze eigen voorwaarden, welke zowel in onze brochure als op onze internetsite staan vermeld. Eén van die voorwaarden heeft betrekking op een minimum aantal deelnemers en is als volgt geformuleerd: “Voor alle reizen geldt een minimum aantal deelnemers van 20 bij vier weken voor de vertrekdatum. Indien er minder dan 20 reizigers hebben geboekt, heeft [de reisorganisator] het recht om de reis te annuleren”. Deze voorwaarde wordt gesteund door artikel 12, lid 3 van de ANVR voorwaarden. Hierin staat tevens vermeld dat in dit geval de artikelen 12 en 13 (met betrekking tot schadevergoeding) niet van toepassing zijn.   Door verschillende redenen (vogelpest, angst voor terrorisme en minder behoefte aan het “all inclusive” concept, dat vooral in Turkije wordt gehanteerd) waren de boekingsaantallen voor deze bestemming enorm achtergebleven vergeleken met voorgaande jaren. Hierdoor hadden wij voor de vlucht van 29 april (aan het begin van de meivakantie) niet voldoende deelnemers (op het moment van de annulering zeven personen).   Aan het feit dat wij niet tot vier wekken vóór vertrek hebben gewacht ligt ten grondslag, dat er ondanks diverse acties, aanbiedingen en promotiestunts gedurende vier maanden bijna geen boekingen waren gemaakt voor deze bestemming. Daarnaast meenden wij klager de gelegenheid te moeten bieden een andere vakantie te kunnen boeken door hem ruim op tijd te informeren.   Wij hebben klager aangeboden te kijken naar een andere mogelijkheid. Klager heeft daarvan geen gebruik willen maken. De reis is vervolgens kosteloos geannuleerd en klager heeft de reeds gedane betaling terugontvangen.   Beoordeling van het geschil   De commissie heeft het volgende overwogen.   Hier is sprake van een definitieve overeenkomst, waaraan beide partijen in principe zijn gebonden. De reden die de reisorganisator aanvoert voor het gegeven dat hij eenzijdig de overeenkomst heeft beëindigd, te weten tegenvallende boekingsresultaten, kunnen niet worden aangemerkt als gewichtige omstandigheden in de zin van artikel 10 van de ANVR reisvoorwaarden. Bedrijfseconomische motieven liggen binnen de risicosfeer van de reisorganisator.   De reisorganisator meent zich te kunnen beroepen op een in het algemeen gemaakt voorbehoud in de door hem zelf opgestelde aanvullende voorwaarden, waarbij hij voor alle reizen een minimum aantal deelnemers van twintig bij vier weken – elders weer twee weken – vóór aanvang van de reis laat gelden. De reisorganisator baseert dit voorbehoud van zijn kant op het bepaalde in artikel 2, lid 3 van de ANVR reisvoorwaarden met inhoud als volgt: “De reisorganisator heeft het recht de overeenkomst met onmiddellijke ingang op te zeggen, indien het aantal aanmeldingen kleiner is dan het vereiste minimum aantal, vermeld in de publicatie. De opzegging dient binnen de in de publicatie genoemde termijn en schriftelijk te geschieden”. De interpretatie van vermeld artikel door de reisorganisator komt er op neer dat hij op elk hem goed dunkend moment kan beslissen tot opzegging van de overeenkomst wegens tegenvallende boekingsresultaten, mits dit maar voor afloop van de gepubliceerde termijn gebeurt. Deze interpretatie wordt niet door de commissie gedeeld.   Ten eerste is een dergelijk in het algemeen gemaakt voorbehoud waarbij de reiziger het recht wordt ontnomen de overeengekomen prestaties te verlangen voor de reiziger naar het oordeel van de commissie onredelijk bezwarend. Een voorbehoud met betrekking tot het minimum aantal deelnemers is aanvaardbaar, indien het is opgenomen in het specifieke gepubliceerde reisaanbod waarvoor de reiziger heeft geboekt, zoals in de georganiseerde reiswereld gebruikelijk gebeurt bij reisaanbiedingen met een groepskarakter. Ten tweede dient de reisorganisator zelf de termijn in acht te nemen en derhalve de beslissing over het al dan niet doorgaan van de reis tot kort vóór afloop van die termijn uit te stellen. In het voorliggende geschil heeft de reisorganisator die beslissing ruim twee maanden vóór aanvang van de reis genomen. De opzegging heeft hier voortijdig plaatsgevonden en aldus heeft de reisorganisator het op hem rustende risico van tegenvallende boekingsresultaten te vroeg op klager afgewenteld. Overigens is deze opzegging formeel bezien niet rechtsgeldig, nu deze niet schriftelijk is gedaan.   De opzegging van de overeenkomst wordt op de hiervoor vermelde gronden de reisorganisator toegerekend. De reisorganisator is er niet in geslaagd met klager overeenstemming te bereiken over een reis naar een andere bestemming en de reissom, voorzover reeds voldaan, is aan klager terugbetaald.   Schade die klager van deze opzegging heeft ondervonden, komt voor vergoeding in aanmerking. Materiële schade heeft klager aangetoond, noch aannemelijk gemaakt. De ondervonden schade bestaat uit de ervaren teleurstelling dat de overeengekomen reis naar Bodrum geen doorgang heeft gevonden. Bijzondere omstandigheden voor de keuze van deze vakantiebestemming zijn niet gesteld of gebleken. Klager heeft de commissie er voorts niet van kunnen overtuigen dat hem ruim twee maanden voor gepland vertrek geen andere mogelijkheid meer restte dan in dit tijdvak af te zijn van een vakantieverblijf elders. De verlangde vergoeding voor gemist reisgenot gelijk aan de reissom oordeelt de commissie dan ook buiten proporties. Ervan uitgaande dat het klager ook in dit tijdvak waarin de meivakantie viel, zeer wel mogelijk zal zijn geweest ter beperking van de schade elders een vervangende reis naar wens te boeken, ziet de commissie slechts aanleiding tot toewijzing van een verhoudingsgewijs bescheiden financiële genoegdoening.   Op grond van het voorgaande en alle aan de commissie gebleken feiten en omstandigheden in aanmerking nemende, is de commissie van oordeel dat de reisorganisator zodanig tekort is geschoten en klager daardoor zodanig ongerief heeft ondervonden, dat de reisorganisator klager een vergoeding verschuldigd is. De commissie stelt deze vergoeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid vast op het hierna te noemen bedrag.De commissie is dan ook van oordeel dat de klacht gegrond is.   Derhalve wordt als volgt beslist.   Beslissing   De reisorganisator betaalt aan klager een vergoeding van € 150,–. Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies. Indien betaling niet tijdig plaatsvindt, betaalt de reisorganisator bovendien de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de verzenddatum van het bindend advies.   De commissie wijst het meer of anders verlangde af.   Bovendien dient de reisorganisator overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 60,– aan klager te vergoeden ter zake van het klachtengeld.   Overeenkomstig het reglement van de commissie is de reisorganisator aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 205,–.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Reizen op 18 juli 2006.