Behandelen klacht kan niet bij de cliënt in rekening worden gebracht

De Geschillencommissie




Commissie: Advocatuur    Categorie: Interne klachtprocedure    Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: ADV04-0097

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil
 
Het geschil betreft de kwaliteit van de dienstverlening van de advocaat ter zake van de echtscheiding van de cliënte, de hoogte van de(onbetaalde) declaraties die de advocaat in rekening heeft gebracht en de schade die de cliënte tengevolge van het handelen c.q. nalaten van de advocaat stelt te hebben geleden.
 
De cliënte heeft van de declaratie een bedrag ter grootte van € 3.983,22 niet voldaan en dit bedrag overeenkomstig het Reglement van de commissie in depot gestort.
 
Standpunt van de cliënte
 
Het standpunt van de cliënte luidt in hoofdzaak als volgt.
 
De advocaat heeft verzuimd de cliënte erop te wijzen dat zij een toevoeging bij de Raad voor Rechtsbijstand kon aanvragen. De declaratie is gebaseerd op de uiteindelijke toekenning van alimentatie, die de cliënte dankzij de opvolgend advocaat heeft verkregen.
 
Bovendien heeft de advocaat verzuimd de cliënte voldoende te informeren over de geringe slagingskansen van de voorlopige voorzieningsprocedure omtrent het gebruik van de echtelijke woning, terwijl de advocaat direct over voldoende informatie beschikte om deze procedure af te raden. Ook heeft de advocaat verzuimd in dezelfde procedure alimentatie te vragen en heeft de opvolgend advocaat hiervoor een nieuwe procedure moeten aanvangen, met alle kosten van dien.
 
De advocaat heeft de ongecorrigeerde versie van het verzoekschrift aan de Rechtbank en wederpartij gezonden. Deze versie bevatte een aantal cruciale fouten ondermeer over het huwelijksgoederenregiem en de eigendom van de woning. Dit heeft tot irritatie bij de wederpartij en de rechtbank geleid. Hoewel de advocaat ervan op de hoogte was dat de onjuiste versie was verzonden, kwam hij, althans zijn kantoorgenoot, anders dan afgesproken te laat bij de mondelinge behandeling om de zaak (door) te spreken.
 
In de periode van 25 maart tot 17 april 2002 hebben zich vier advocaten met de zaak beziggehouden, die zich iedere keer weer in de materie moesten inlezen. De cliënte heeft zich gestoord aan het slordige en nonchalante bedrag van de advocaten.
 
De advocaat heeft op de vraag van de cliënte gesteld dat de uitspraak de wederpartij op 17 april 2002 niet bekend kon zijn. Dit bleek echter toch het geval te zijn waardoor de cliënte zich overvallen zag door haar (ex-)echtgenoot die haar met onmiddellijke ingang uit de woning zette. Dit laatste strookte evenmin met de informatie van de advocaat dat de cliënte bij verlies minimaal 2 weken zou hebben om de woning te verlaten. Door de korte termijn waarop de cliënte de woning diende te verlaten, was zij genoodzaakt extra kosten te maken voor het aanschaffen van nieuwe spullen.
 
Op grond van het vorenstaande meent de cliënte dat de door de advocaat verzonden declaratie ad € 3.983,22 onterecht is en stelt de cliënte schade te hebben geleden en verzoekt de commissie een vergoeding naar redelijkheid en billijkheid vast te stellen.
 
Standpunt van de advocaat
 
Het standpunt van de advocaat luidt in hoofdzaak als volgt.
 
De mogelijkheid van het aanvragen van een toevoeging is tijdens het eerste gesprek aan de orde geweest. Aangezien de cliënte beschikte over voldoende vermogen, bestaande uit sieraden en de beschikking over (het saldo van) een bankrekening, is de conclusie geweest dat zij op betalende basis zou worden bijgestaan. Dit is bevestigd bij brief van 27 maart 2002. Na overdracht van het dossier is besloten de discussie over het honorarium op te schorten totdat duidelijk werd of de cliënte voor een toevoeging in aanmerking zou komen; hetgeen achteraf niet het geval was.
 
Gedurende de periode dat de zaak heeft gelopen, te weten van 26 maart tot 22 april 2002, hebben zich twee advocaten met de behandeling beziggehouden. De advocaat heeft uitsluitend als patroon van de behandelend advocaat marginaal bemoeienis met de zaak gehad. Aangezien de behandelend advocaat op de dag van de mondelinge behandeling verhinderd was, is de zaak toen waargenomen door een andere advocaat. Er zijn geen uren dubbel gedeclareerd.
 
Alimentatie was niet dringend nodig omdat de cliënte zelf inkomen had en toegang tot de tegoeden van een gemeenschappelijke rekening. Het ging de cliënte uitsluitend om het behoud van de woning. Aangezien de advocaat anders dan de advocaat van de (ex-)echtgenoot niet tevens procureur is in het arrondissement waar de zaak behandeld werd, heeft de man de beslissing eerder ontvangen. Dit kan niet aan de advocaat worden verweten, temeer niet omdat hem bij navraag bij de rechtbank te verstaan was gegeven dat er nog geen uitspraak was.
 
De advocaat heeft geen garantie verstrekt over de afloop van de procedure omdat de rechter beslist. Het kan de advocaat niet worden tegengeworpen dat de beslissing negatief is uitgevallen noch kunnen de daarop volgende kosten voor rekening van de advocaat komen. Deze kosten zijn bovendien niet veroorzaakt door de voorlopige voorziening, temeer niet omdat een definitief standpunt over alle zaken toen nog moest worden verzocht.
 
De cliënte is goed en naar beste vermogen bijgestaan en de cliënte dient dan ook de declaratie, die bovendien gematigd is, integraal te voldoen.
 
Beoordeling van het geschil
 
Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de commissie het volgende.
 
De commissie stelt vast dat het geschil zich toespitst op de vraag of het indienen van een verzoekschrift tot voorlopige voorziening omtrent het gebruik van de echtelijke woning (het voeren van) een kansloze procedure inhield en of de advocaat dit had kunnen voorzien. Voor de beantwoording van deze vragen gaat de commissie uit van de volgende vaststaande feiten. De (ex-)echtgenoot van de cliënte oefende zijn bedrijf vanuit de echtelijke woning uit, de woning was eigendom van de (ex-)echtgenoot, het huwelijk was gesloten onder huwelijkse voorwaarden die koude uitsluiting kenden en uit het huwelijk waren geen kinderen geboren. De advocaat c.q. zijn kantoorgenoot was bekend met deze feiten.
 
De commissie is van oordeel dat de advocaat gelet op voornoemde feiten en het kenbare geringe belang van de cliënte bij het gebruik van de echtelijke woning had kunnen c.q. moeten voorzien dat de kans dat het verzoek zou worden toegewezen vrijwel uitgesloten was. Onder die omstandigheid had de advocaat de cliënte moeten behoeden voor het bewandelen van deze weg door haar te adviseren van deze procedure af te zien. Ook de feitelijke adviezen van de advocaat c.q. zijn kantoorgenoot – zoals het vervangen van de sloten van de woning en het opnemen van gelden van de gemeenschappelijke rekening – zijn naar het oordeel van de commissie kwestieus en hebben in elk geval een escalerende werking gehad. Dit geldt evenzeer voor het verzoekschrift dat de advocaat namens de cliënte heeft ingediend. Hiervan heeft de cliënte onweersproken gesteld dat de advocaat de ongecorrigeerde versie aan de Rechtbank en de wederpartij heeft gestuurd en dat deze versie een aantal storende feitelijke onjuistheden bevatte.
 
De commissie is van oordeel dat de kosten die de advocaat in verband met het voeren van de kansloze procedure en als gevolg van de kwestieuze adviezen heeft gemaakt voor eigen rekening dienen te blijven omdat deze niet gemaakt zouden zijn indien er sprake was geweest van juiste advisering.
 
Daarnaast plaatst de commissie vraagtekens bij de uren die de advocaat blijkens de overgelegde urenlijst na de zitting van 4 april 2002 in deze zaak heeft geschreven. Uit deze urenlijst maakt de commissie op dat de advocaat het gesprek van 19 april 2002 waarin cliënte, althans haar vertegenwoordigers, haar klachten over de gang van zaken c.q. de dienstverlening tot dusverre heeft geuit, volledig heeft geschreven en in rekening heeft gebracht. De commissie is van oordeel dat dergelijke besprekingen niet in rekening mogen worden gebracht nu zij met de zaak zelf niet van doen hebben. Bovendien stelt de commissie vast dat de advocaat na afloop van de zitting in totaal 2,5 uur heeft geschreven voor de bestudering van het dossier. Gelet op het feit dat de zitting toen reeds had plaatsgevonden en zich op dat moment geen verwikkelingen voordeden die een dergelijke studie kunnen rechtvaardigen, kunnen ook deze uren niet in rekening worden gebracht.
 
Met betrekking tot de toevoeging stelt de commissie vast dat ter zitting is gebleken dat partijen wel hebben gesproken hebben over een toevoeging maar dat deze uiteindelijk niet is verleend, zodat de cliënte geen belang meer heeft bij de behandeling van deze klacht.
 
Op grond van het vorenstaande komt de commissie tot de conclusie dat de advocaat c.q. zijn kantoorgenoten niet hebben gehandeld zoals van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat mag worden verwacht. Hierin ziet de commissie aanleiding de openstaande declaratie naar redelijkheid en billijkheid te verminderen en de totale resterende betalingsverplichting van de cliënte vast te stellen op een bedrag van € 300,– inclusief BTW.
 
Gelet op het vorengaande behoeven de overige klachten van de cliënte geen behandeling meer.
 
De door de cliënte gevorderde schadevergoeding komt niet voor vergoeding in aanmerking nu de cliënte niet aannemelijk heeft gemaakt dat er verband is tussen de adviezen van de advocaat en deze pretense schade.
 
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is.
 
Derhalve wordt als volgt beslist.
 
Beslissing
 
De commissie stelt de betalingsverplichting van de cliënte vast op € 300,– inclusief BTW.
 
Bovendien dient de advocaat overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 90,– aan de cliënte te vergoeden terzake van het klachtengeld.
 
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de advocaat aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 115,–.
 
Met in achtneming van het bovenstaande wordt het depotbedrag als volgt verrekend.
Aan de cliënte wordt een bedrag van € 3.773,22 (€ 3.983,22 minus € 300,– plus € 90,–) gerestitueerd.
Aan de advocaat wordt een bedrag van € 95,– (€ 300,– minus € 90,– minus € 115,–) overgemaakt.
Het restant van € 115,– verblijft aan de commissie.
 
De commissie wijst het meer of anders verlangde af.
 
Aldus beslist op 29 november 2004 door de Geschillencommissie Advocatuur.