Commissie: Ziekenhuizen
Categorie: Informatieverstrekking
Jaartal: 2019
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ten dele gegrond
Referentiecode:
123062
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
Cliënt vindt de aard en kwaliteit van de behandeling door de oncoloog beneden de maat. Daarnaast klaagt cliënt over de communicatie en bejegening van de arts. Het ziekenhuis ziet dat voor de medische behandeling anders, maar de communicatie met de cliënt had beter gekund. De commissie oordeelt dat de oncoloog medisch inhoudelijk voldoende adequaat heeft gehandeld, maar dat hij de cliënt beter had moeten informeren. Voor een schadevergoeding is er geen reden.
Volledige uitspraak
In het geschil tussen
[Client], wonende te [woonplaats], gemachtigde: [naam], en Stichting Zuyderland Medisch Centrum,
gevestigd te Sittard, (verder te noemen: het ziekenhuis).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
Het geschil is ter zitting behandeld op 17 mei 2019 te Eindhoven.
De gemachtigde van de cliënt heeft ter zitting het standpunt van de cliënt toegelicht. Het ziekenhuis is met berichtgeving niet ter zitting verschenen.
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de (onjuiste) diagnose en behandeling door de oncoloog van het ziekenhuis.
Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. De klacht komt op het volgende neer.
1. Aard en kwaliteit van de behandeling
Nadat bij de cliënt in april 2018 een blaas-prostaat tumor is geconstateerd, is de cliënt doorverwezen naar de oncoloog.
Op 3 mei 2018 is in een zeer summier intakegesprek van 15 minuten de behandeling besproken. Dit gesprek en de uitleg riepen zoveel vragen op die niet door de oncoloog werden beantwoord, dat op
7 mei 2018 contact op is genomen met de doorverwijzer. Op 11 mei 2018 heeft na werktijd een gesprek met de doorverwijzer plaatsgevonden waarbij in een uur tijd alle informatie aan de hand van het dossier op het beeldscherm is doorgenomen en alle vragen zijn beantwoord. Dat gaf rust en vertrouwen. Op 16 mei 2018 heeft een bestraling van de rugwervels plaatsgevonden en op
18 mei 2018 is de chemobehandeling gestart.
Op 16 mei 2018 belde de oncoloog met de mededeling dat de nieren van de cliënt slecht waren. Op de vraag van de cliënt hoe dat kon, werd door de oncoloog niet ingegaan. De oncoloog deelde mee dat slecht functionerende nieren gebruikelijk waren bij een chemobehandeling, terwijl de chemobehandeling nog niet was gestart. De oncoloog bleek niet op de hoogte te zijn van het dossier van de cliënt, nu uit laboratoriumonderzoek van twee weken daarvoor bleek dat de nierfunctie binnen de normaalwaarden zat.
Op 18 mei 2018 is de chemobehandeling gestart en al vrij snel ontstonden pijnlijke buikklachten. De huisarts heeft op 23 mei 2018 met de oncoloog gebeld die zonder doorvragen en met een onjuiste diagnose een verkeerd behandeladvies heeft gegeven, namelijk dat de cliënt meer moet drinken. Dit advies bleek averechts te werken en de pijnklachten namen in hevigheid toe.
Op 25 mei 2018 volgde de tweede chemobehandeling. Opnieuw ontstonden zeer ernstige pijnklachten en op zaterdag 26 mei 2018 werd tot een spoedopname besloten. Na divers (scan)onderzoek bleek dat een urineleider was verstopt door de tumor. Op 27 mei 2018 heeft een spoedoperatie plaatsgevonden en is een nefrostomiekatheter aangebracht. Na vijf dagen heeft de cliënt op
30 mei 2018 het ziekenhuis verlaten. Er is van de oncoloog als behandelend arts geen bezoek tijdens deze opname en/of nazorg na het weekend geweest.
De cliënt heeft sinds de opname op zijn verzoek een andere oncoloog. De oncoloog heeft hierop niet gereageerd.
2. Communicatie en bejegening
Tijdens het summiere intakegesprek zijn de noodzakelijke vragen of de patiënt het begrepen heeft en vragen naar de (formele/impliciete) instemming van de patiënt met de gekozen behandeling niet aan de orde gekomen. In het medisch dossier zijn nauwelijks aantekeningen gemaakt van het gesprek en de verdere behandeling. De behandelingsstrategie met steeds een kuur van drie weken en een rustpauze werd heel slordig en onduidelijk achterop een formulier geschreven. De cliënt is naar de verpleging op de afdeling gegaan voor nadere uitleg. Ook bij de verpleging was onduidelijkheid over de behandeling, nu deze afweek van het gebruikelijke protocol.
3. Behandeling rond de ingediende klacht
Toen de cliënt op 22 juni 2018 een formele klacht heeft ingediend bij de klachtenfunctionaris van het ziekenhuis, heeft de oncoloog nog diezelfde dag contact opgenomen met de cliënt en vervolgens heeft een gesprek plaatsgevonden. Dit gesprek werd door de oncoloog gevoerd en de cliënt stond binnen 15 minuten weer buiten. Op de klachten met betrekking tot de behandeling werd niet ingegaan. Over de communicatie merkte de oncoloog op dat de verpleging beter geïnstrueerd zou worden. Vervolgens heeft de cliënt op 7 augustus 2018 een klacht ingediend bij de
klachtenfunctionaris van het ziekenhuis. Deze is op 8 oktober 2018 behandeld. De mededelingen en het verweer van de oncoloog waren zeer summier. Met betrekking tot het verkeerde advies aan de huisarts merkte de oncoloog slechts op dat de huisarts op dat moment de verantwoordelijke arts was die zelf zijn afweging en behandelstrategie kon kiezen.
De cliënt is op 9 mei 2019 overleden.
Standpunt van het ziekenhuis
Voor het standpunt van het ziekenhuis verwijst de commissie naar het verweer van het ziekenhuis d.d. 9 april 2019. In de kern komt het verweer op het volgende neer.
Het ziekenhuis verwijst voor de klachtonderdelen 1 en 2 naar het oordeel van de Raad van Bestuur d.d. 17 oktober 2018. In die brief wordt aangegeven dat de klachtencommissie klachtonderdeel 1 ongegrond heeft beoordeeld en klachtonderdeel 2 gegrond heeft beoordeeld. De Raad van Bestuur ziet geen aanleiding om hiervan af te wijken. De betrokken internist-oncoloog heeft laten weten dat hij naar aanleiding van deze casus in de toekomst zal verifiëren bij de patiënt of de door hem verstrekte informatie duidelijk is en of er nog verdere vragen zijn. Er zijn excuses aangeboden vanwege het feit dat dit in de beleving van de cliënt niet naar verwachting is verlopen.
Ten aanzien van klachtonderdeel 3 stelt het ziekenhuis dat de cliënt destijds bij de klachtencommissie heeft aangegeven dat hij daarover geen uitspraak behoefde voor zover het de klachtenfunctionaris betreft. Zijn klacht had betrekking op het optreden van de internist-oncoloog. Dit deel van de klacht inzake de klachtenfunctionaris is formeel niet aan de klachtencommissie dan wel de Raad van Bestuur voorgelegd, noch door hen behandeld. De cliënt dient op grond van artikel 6, eerste lid en onder a, van het Reglement van de Geschillencommissie Ziekenhuizen (hierna: het reglement) niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Beoordeling van het geschil
Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de commissie het
volgende.
De commissie stelt voorop dat voor aansprakelijkheid van het ziekenhuis is vereist dat voldoende aannemelijk is dat het ziekenhuis tekort is geschoten in de nakoming dan wel de uitvoering van de behandelingsovereenkomst. De aanwezigheid van een fout of nalaten is een vereiste voor aansprakelijkheid van het ziekenhuis. De tekortkoming moet aan het ziekenhuis kunnen worden verweten en de cliënt moet door deze tekortkoming schade zijn toegebracht.
De commissie dient thans de vraag te beantwoorden of het ziekenhuis tekort is geschoten in de behandeling van cliënt.
Ter zitting heeft de gemachtigde van de cliënt de klacht desgevraagd teruggebracht naar klachtonderdelen 1 en 2. Over klachtonderdeel 3 zal de commissie dan ook geen beslissing geven.
Ten aanzien van klachtonderdeel 1 blijkt naar het oordeel van de commissie uit de overgelegde stukken dat de oncoloog medisch inhoudelijk voldoende adequaat heeft gehandeld. Hoewel de commissie van oordeel is dat het niet juist is om achteraf te zeggen dat het aan de huisarts is om zijn advies om meer te drinken al dan niet op te volgen, is dat geen medisch zwaarwegend punt geweest.
Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Ten aanzien van klachtonderdeel 2 heeft de klachtencommissie van het ziekenhuis overwogen dat zij zich niet aan de indruk kan onttrekken dat het gesprek op 3 mei 2018 niet is gegaan zoals het behoort en dat het de oncoloog was die onvoldoende aandacht had voor (mogelijke) vragen van de cliënt.
Met name had het de oncoloog duidelijk moeten zijn dat het de cliënt niet alleen ging om het verloop van de verdere behandeling en de planning daarvan, maar vooral ook om fundamentele informatie over zijn ziekte en de gedane onderzoeken daarnaar – als context van de vervolgbehandeling. Het gesprek was opmerkelijk kort, mede gelet op wat daar besproken moest worden: een slecht nieuwstijding, informatie over de onderzoek- en behandelresultaten tot dan toe, de voorgestelde systemische palliatieve behandeling en de vraag of de cliënt bereid was om als proefpersoon mee te werken aan een experimentele behandeling in het kader van gerandomiseerd wetenschappelijk medisch onderzoek. De klachtencommissie gaat er van uit dat de misverstanden die aansluitend aan dit gesprek plaatsvonden over de planning van de chemotherapie, in wezen ook hun oorsprong hebben in een te vluchtige bespreking van de planning door de oncoloog en daardoor verkeerde verwachtingen bij de cliënt over bij wie hij welke informatie kon krijgen.
De commissie sluit zich aan bij hetgeen de klachtencommissie – zoals hiervoor weergegeven – heeft overwogen. De oncoloog heeft de gekozen behandeling niet op een goede manier aan de cliënt toegelicht en in het juiste perspectief geplaatst. Van een oncoloog mag – zeker gelet op het specialisme – meer worden verwacht wat betreft communicatie. Juist in dit soort precaire situaties wordt veel gevraagd van de communicatie. De commissie ziet veel ruimte voor verbetering. Niet gebleken is dat de oncoloog op enig moment uitdrukkelijk zijn excuses heeft aangeboden aan de cliënt. Dat had naar het oordeel van de commissie zeker op de weg van de oncoloog gelegen.
Voor het toekennen van een schadevergoeding/affectieschade ziet de commissie geen ruimte, omdat de wet daartoe op het moment van het overlijden van de cliënt, geen opening bood. De Wet vergoeding affectieschade is slechts van toepassing in situaties waarin het schadeveroorzakende incident op of na 1 januari 2019 heeft plaatsgevonden. Nu de klacht ten dele gegrond wordt verklaard, ziet de commissie wel aanleiding om te bepalen dat de zorgaanbieder het klachtengeld aan de cliënt dient te vergoeden.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
- verklaart klachtonderdeel 1 ongegrond;
- verklaart klachtonderdeel 2 gegrond;
- wijst de verlangde schadevergoeding af;
- bepaalt dat de zorgaanbieder overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 52,50 dient te vergoeden aan de cliënt terzake van het klachtengeld.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen bestaande uit de heer mr. H.A. van Gameren, voorzitter, de heer prof. dr. A.A.B. Lycklama à Nijeholt en de heer J. Donga, leden, op 17 mei 2019 in aanwezigheid van mevrouw mr. L. Kramer, secretaris.