Commissie: Geestelijke Gezondheidszorg
Categorie: Zorgvuldigheid
Jaartal: 2019
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Ongegrond
Referentiecode:
124175
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
Cliënte wilde leren omgaan met de tinnitus, maar de diverse behandelaren van de zorgaanbieder hebben dit aangehoord, maar er niets mee gedaan. In de drie jaar van de behandeling door de zorgaanbieder is cliënte steeds wanhopiger geworden en heeft hulp buiten de zorgaanbieder gezocht. De zorgaanbieder geeft aan dat de psychologische behandeling zich op de angst- en paniekklachten heeft gericht, niet op de tinnitus. De zorgaanbieder is daarin ook niet gespecialiseerd. De zorgaanbieder heeft cliënte ondersteund bij het vinden van een geschikte behandeling voor de tinnitus. De commissie oordeelt dat cliënte er zelf voor heeft gekozen om naar haar oude behandelaars te gaan en daarom mocht verwachten dat de zorgaanbieder zou voortborduren op de eerder behandeling van de angst- en paniekklachten.
Volledige uitspraak
In het geschil tussen
[Cliënte], wonende te [woonplaats] en Parnassia Groep B.V., gevestigd te Den Haag (verder te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij wege van bindend advies door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (verder te noemen: de commissie) te laten belechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
Het geschil is ter zitting behandeld op 15 juli 2019 te Rotterdam.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.
Partijen hebben ter zitting hun standpunten toegelicht. Cliënte werd bijgestaan door haar partner, [naam]. Namens de zorgaanbieder zijn verschenen: [naam], psychiater, [naam], psychiater/leidinggevende zorg en [naam], jurist.
Onderwerp van het geschil
Het geschil heeft betrekking op de behandeling van cliënte door de zorgaanbieder in de periode 2015 – 2018.
Standpunt van cliënte
Voor het standpunt van cliënte verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. De door cliënte overgelegde stukken dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd. In de kern komt het standpunt van cliënte op het volgende neer.
Na een opname van tien dagen in een crisiscentrum als gevolg van tinnitus (oorsuizen) is cliënte aangemeld bij de zorgaanbieder, waar zij eerder in behandeling is geweest voor andere klachten.
Cliënte heeft gedurende de behandeling, die drie jaar heeft geduurd, in elk gesprek aangegeven dat zij niet kan leven met tinnitus en dat dit haar grootste klacht is. Cliënte wilde leren omgaan met de tinnitus. De diverse behandelaren van de zorgaanbieder hebben dit aangehoord, maar er niets mee gedaan. Zij zijn aan de oorzaak van haar angst en paniek voorbijgegaan.
Voor de tinnitus heeft cliënte via het Erasmus ziekenhuis een geluidsmaskeerder gekregen. Er liep verder geen traject bij dit ziekenhuis.
In de drie jaar van behandeling door de zorgaanbieder is cliënte steeds wanhopiger geworden. Cliënte heeft zelf buiten de zorgaanbieder naar hulp gezocht. De behandelaren van de zorgaanbieder hebben niet met haar meegedacht in haar zoektocht naar geschikte hulp. Zij heeft daartoe steeds zelf het initiatief moeten nemen.
Omdat cliënte geen andere oplossing meer zag, heeft zij zich aangemeld bij de levenseindekliniek. Uiteindelijk is er, wederom op eigen verzoek van cliënte, een verwijzing geweest naar de afdeling psyche en somatiek van PsyQ. Cliënte heeft vier maanden op de wachtlijst gestaan. Zij heeft zichzelf daar weer van af laten halen, omdat zij er geen vertrouwen meer in had.
Cliënte heeft vervolgens een klachtprocedure gestart bij de zorgaanbieder. Cliënte is niet tevreden over de klachtafhandeling. De zorgaanbieder verschuilt zich achter het behandelplan uit het verleden.
Cliënte heeft de behandeling bij de zorgaanbieder stopgezet en is nu in behandeling bij een vrijgevestigde psycholoog.
Cliënte heeft emotionele schade opgelopen door het drie jaar niet gehoord zijn. Hierdoor is haar herstel gestagneerd en is haar vertrouwen in de geestelijke gezondheidszorg verloren gegaan.
Cliënte verzoekt de commissie haar een vergoeding van € 7.000,– toe te kennen voor de door haar ten gevolge van het handelen en/of nalaten van de zorgaanbieder geleden schade.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. Het standpunt van de zorgaanbieder luidt als volgt.
Na een opname in het crisiscentrum is cliënte is in april 2015 opnieuw aangemeld bij de zorgaanbieder vanwege een angst- en paniekstoornis. De toename van de klachten werd geluxeerd door oorsuizen (tinnitus). Op het moment van de intake is besloten om de psychologische behandeling weer op te starten, gericht op de angst- en paniekklachten. Voor de tinnitus liep een ander traject. Tijdens de intake is duidelijk gemaakt dat de behandeling door de zorgaanbieder zich niet zou richten op het omgaan met tinnitus. De zorgaanbieder is daarin ook niet gespecialiseerd.
Gedurende de behandeling is er aandacht geweest voor de angst- en paniekklachten, middels psychotherapie en farmacotherapie. Cliënte heeft behandeling gehad voor tinnitus en ging zelf op zoek naar een psycholoog voor verdere behandeling. De coördinerend behandelaar van de zorgaanbieder heeft wel samen met cliënte op internet gekeken naar geschikte vervolgbehandeling en daarbij aangegeven zelf niet de tinnitus te behandelen. In de gesprekken is steeds de indruk geweest dat overeenstemming bestond over dit heeft beleid.
De stelling van cliënte dat er niet is meegedacht om een passende behandeling specifiek voor de tinnitus te vinden, is naar het idee van de zorgaanbieder niet terecht.
Tijdens de gesprekken bij de zorgaanbieder is de wens van cliënte om een einde aan haar leven te maken, ter sprake gekomen. De zorgaanbieder heeft desgevraagd, met instemming van de zorgaanbieder, informatie met betrekking tot de behandeling naar de levenseindekliniek verstuurd. In deze gesprekken is de onvrede over de behandeling duidelijk geworden. Na enkele opties overwogen te hebben, is contact gelegd met PsyQ.
Tot een vervolgbehandeling opgestart zou zijn, is cliënte in de gelegenheid gesteld de gesprekken bij de zorgaanbieder te vervolgen. Omdat cliënte het vertrouwen in de behandeling bij de zorgaanbieder had verloren, betrof dit een laagfrequent, telefonisch contact.
In reactie op de door cliënte ingediende klacht heeft de zorgaanbieder aangegeven dat de behandelaren een behandeling altijd starten met het bespreken van het behandelplan. Hierbij is besproken dat de zorgaanbieder geen expertise heeft op het gebied van tinnitus en dat de
angst-, paniek- en stressklachten van cliënte aandacht kunnen krijgen met behulp van het werken met schema’s. De tinnitusklachten kwamen wel steeds ter sprake, maar in de gesprekken lag de focus op wat cliënte kon doen om voor afleiding te zorgen, stress terug te dringen en balans te houden tussen rust en activiteit.
De zorgaanbieder betreurt het dat cliënte de behandeling zo heeft ervaren. Toen cliënte opnieuw bij hem in behandeling kwam, heeft de zorgaanbieder getracht helder en duidelijk te zijn in wat hij wel en niet kan aanpakken. De zorgaanbieder heeft cliënte ondersteund bij het vinden van een geschikte behandeling voor de tinnitus. Cliënte heeft vóór de indiening van de klacht bij de zorgaanbieder geen onvrede over de geboden zorg uitgesproken.
De zorgaanbieder verzoekt de commissie – naar de commissie begrijpt – de klacht van cliënte ongegrond te verklaren en het door haar verlangde af te wijzen.
Beoordeling van het geschil
Naar aanleiding van het door partijen over en weer gestelde overweegt de commissie het volgende.
De commissie stelt voorop dat voor aansprakelijkheid van de zorgaanbieder vereist is dat voldoende aannemelijk is dat de zorgaanbieder tekort is geschoten in de uitvoering van de behandelingsovereenkomst. De aanwezigheid van een fout of nalaten is een vereiste voor aansprakelijkheid van de zorgaanbieder. De tekortkoming moet aan de zorgaanbieder kunnen worden verweten en cliënt dient daarvan nadeel te hebben ondervonden.
De commissie dient concreet de vraag te beantwoorden of verantwoorde zorg is verleend op basis van goed zorgverlenerschap. Dit zorgverlenerschap dient patiëntgericht te zijn en afgestemd op de reële behoefte van de cliënt.
De commissie constateert dat de kern van de klacht van cliënte is dat de zorgaanbieder de behandeling niet heeft gericht op het omgaan met tinnitus.
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting staat vast dat cliënte zich naar aanleiding van de bij haar spontaan opgetreden tinnitus tot de zorgaanbieder heeft gewend. Vast staat voorts dat de zorgaanbieder bekend was met cliënte in verband met angst- en paniekklachten van haar van een aantal jaren geleden, waarvoor zij door de zorgaanbieder was behandeld.
Juist in het kader van die vorige behandeling en gelet op het feit dat de klachten van cliënte in lijn lagen met haar klachten in het verleden, heeft de zorgaanbieder zich naar het oordeel van de commissie terecht gericht op de behandeling van de angst- en paniekklachten die cliënte ten gevolge van de tinnitus ervoer. Dit komt de commissie als een logisch te bewandelen pad voor.
Daarbij neemt de commissie in aanmerking dat cliënte zelf ervoor heeft gekozen naar haar oude behandelaars toe te gaan en dat het daarom ook voor cliënte te verwachten was dat de zorgaanbieder zou voortborduren op de eerdere behandeling. De commissie wijst in dit verband ook naar de behandeling die cliënte voor haar tinnitus onderging bij het Erasmus ziekenhuis
Gelet op het voorgaande kan naar het oordeel van de commissie onder de gegeven omstandigheden niet de conclusie worden getrokken dat de zorgaanbieder een verwijt valt te maken in het kader van de behandeling van cliënte.
De commissie acht de klacht van cliënte daarom ongegrond en zal het door cliënte verlangde afwijzen.
Hetgeen partijen ieder voor zich verder nog naar voren hebben gebracht, behoeft geen verdere bespreking, nu dat niet tot een ander oordeel kan leiden.
Derhalve beslist de commissie als volgt.
Beslissing
De commissie verklaart de klacht van cliënte ongegrond en wijst het door haar verlangde af.
Aldus beslist op 15 juli 2019 door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, mevrouw mr. M.M. Kok en mevrouw S.R. de Moor-Bullinga, leden, waarbij mevrouw mr. drs. I.M. van Trier als plaatsvervangend secretaris fungeerde.