Commissie: Recreatie
Categorie: Prijs
Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
208294/227316
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De ondernemer heeft besloten de seizoenplaatsen te vervangen voor vaste jaarplaatsen. De consument heeft de factuur voor de nieuwe plaats niet willen betalen, omdat de plaats op dat moment nog niet bruikbaar was. Uiteindelijk is er tussen partijen geen overeenkomst omtrent de nieuwe plaats tot stand gekomen. De commissie is van oordeel dat beide partijen anders konden en moesten handelen dan zij hebben gedaan. Daarom wordt beslist dat van de gevorderde tegemoetkoming de helft aan de consument moet worden betaald. De klacht is gegrond.
De uitspraak
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij wijze van bindend advies door de Geschillencommissie Recreatie (hierna te noemen: de commissie) te laten beslissen.
Het geschil gaat over geleden schade als gevolg van het intrekken door de ondernemer van een aanbod voor een jaarplaats voor 2023.
Feiten
Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende weersproken – voor zover thans van belang – het volgende vast:
a. De consument heeft 9 jaar een seizoenplaats gehad op de camping totdat de ondernemer in de zomer van 2022 heeft besloten de seizoenplaatsen met ingang van het jaar 2023 te vervangen door vaste jaarplaatsen.
b. Op 17 oktober 2022 heeft de ondernemer de volgende e-mail aan de consument gezonden:
“Zoals bekend zijn de seizoenplaatsen opgeheven op ons recreatiepark. U heeft aangegeven te willen blijven staan met een jaarplaats. Dit is mogelijk op ons veld [naam veld], echter zullen wij eerst zoals reeds aangegeven allerlei voorzieningen in orde moeten maken. U dient uw plek 31 oktober 2022 volledig leeg op te leveren. Zodra het veld helemaal klaar is, zullen wij u uitnodigen om uw nieuwe plek te bekijken (…) Wij sturen u alvast de nieuwe jaarovereenkomst 2023 toe. Graag deze zo spoedig mogelijk invullen en retour”.
c. De consument heeft de seizoenplaats eind oktober 2022 leeg opgeleverd.
d. De ondernemer heeft op 10 februari 2023 de volgende e-mail aan de consument gezonden:
“Hiermee deel ik u mede dat uw kampeerplaats gereed is, u kunt uw caravan weer op uw plaats zetten, dit graag z.s.m. doen. Bijgevoegd is uw factuur deze ook graag spoedig betalen (…)”.
e. De bijbehorende factuur omvat een voor de jaarplaats 2023 ([naam veld]) door de consument te betalen bedrag van € 2.546,–, waarbij de volgende betalingsregeling vermeld staat:
“1e vervaldatum 01-02-2023 € 1.273,– (…)
2e vervaldatum 01-04-2023 € 1.273,– (…)”.
Op 22 februari 2023 heeft de ondernemer de volgende e-mail aan de consument gezonden:
“Vorige week hebben wij u gesproken over de betaling voor de staplaats op [naam veld]. Wij hebben toen afgesproken dat u binnen een week zou betalen, helaas hebben wij nog geen betaling van u ontvangen. Wij verzoeken u dringend per direct de eerste helft van het stageld te voldoen. Indien de betaling morgen (23 feb) niet op onze rekening staat, vervalt de aanbieding voor het jaarcontract. Dat houdt ook in dat u dan per direct uw caravan van ons terrein moet verwijderen. Voor verdere informatie kunt u contact opnemen met [naam] [telefoonnummer]. Wij hopen dat het niet zover hoeft te komen.”
g. Na ontvangst van deze e-mail heeft de consument contact opgenomen met de ondernemer en hem erop gewezen dat het veld nog helemaal open lag waardoor plaatsing van de caravan niet mogelijk was. De consument heeft de ondernemer om een compensatie gevraagd voor de maanden dat zij geen gebruik konden maken van het veld. Die compensatie heeft de consument niet gekregen en de door de ondernemer gevraagde eerste helft van het stageld heeft de consument niet betaald.
h. Op 29 maart 2023 heeft de ondernemer de volgende e-mail aan de consument gezonden:
“Tot op heden hebben wij, ondanks meerdere verzoeken, nog geen enkele betaling van het jaargeld van u ontvangen. Tot op heden heeft u ook geen jaarovereenkomst bij ons ingeleverd. Derhalve trekken wij ons aanbod voor een jaarplaats voor 2023 in. We verzoeken u binnen één week, uiterlijk
5 april, uw caravan van ons park te verwijderen.”
i. Na inschakeling van een advocaat door de ondernemer, heeft de consument aan het verzoek van de ondernemer voldaan. Met ingang van 10 april 2023 heeft de consument elders een stalling voor zijn caravan kunnen vinden.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De consument is van mening dat de ondernemer hem zonder enige goede reden van de camping heeft verwijderd. De consument heeft altijd aangegeven te willen betalen, maar wel als de plek klaar is. Als de ondernemer hem netjes had gecompenseerd, zoals de ondernemer bij anderen wel heeft gedaan, had de consument direct betaald en had de consument daar nog gewoon gestaan. Door de onterechte verwijdering heeft de consument onnodig kosten moeten maken voor de stalling van zijn caravan. Bovendien is bij het leeg opleveren van de seizoenplaats in oktober 2022 de voortent kapot gegaan. Voor de stalling en de tent wenst de consument een vergoeding van de ondernemer.
Standpunt van de ondernemer
De ondernemer vindt de klacht onterecht. Daartoe heeft hij in een brief van 7 november 2023 aan de commissie het volgende aangevoerd:
“In de zomer van 2022 hebben wij de familie [van de consument] en alle andere seizoen gasten kenbaar gemaakt dat de seizoen plaatsen komen te vervallen. Seizoen plaatsen mogen ten aller tijde worden opgezegd aan het einde van het seizoen. (zie recron voorwaarden) De hele familie heeft toen de aanbieding gekregen om een jaarplaats op hetzelfde veld te nemen. Het enige wat gedaan moest worden is hun caravan voor eind oktober te verwijderen zodat wij het veld opnieuw konden indelen en aanpassingen konden maken. Dit omdat er een verschil is tussen een seizoen plaats en een jaarplaats.
Later bleek dat niemand een stalling kon vinden om hun stacaravan te stallen. Wij hebben toen als compensatie een kampeerveld aangeboden waar zij zolang de caravan neer konden zetten. Hiervoor hebben wij geen enkele compensatie gevraagd terwijl een stalling ook gewoon geld kost. Tevens hebben wij als compensatie de 750 euro entreekosten kwijt gescholden die normaal gesproken bij een jaarplaats verschuldigd is.
Het enige wat wij hebben gevraagd is om de overeenkomst voor 2023 in te vullen. Dit is verplicht ieder jaar opnieuw en ook het eerste deel van het staangeld van 2023. Dit is ook een verplichting. Dit staat los van werkzaamheden die er gepleegd dienen te worden voor onderhoud. Dit blijft altijd op een recreatiepark dat er onderhoud nodig is. Helaas na iedere keer hier opnieuw om gevraagd te hebben gebeurde dit niet!! Zeker het invullen van een jaarovereenkomst moet toch niet zoveel moeite zijn toch.
Het feit dat een voortent stuk gaat bij het afbreken geeft toch wel aan dat deze niet meer in goede staat is. Hiervoor hoeven wij toch niet op te draaien?
Iedereen is verplicht om ieder jaar opnieuw een jaarovereenkomst in te vullen. Er wordt ook duidelijk aangegeven dat zonder een ingevulde overeenkomst er geen recht is op een jaarplaats. Aangezien dit na herhaaldelijk vragen om een overeenkomst en een betaling van het staangeld heeft ons doen besluiten om uiteindelijk de aanbieding doen te laten vervallen en het verzoek te doen om de caravan van ons terrein te verwijderen. Dit is gebeurd per email op 22 februari 2023. Uiteindelijk is er van alle betaalafspraken niets terecht gekomen. Er wordt iedere keer toegezegd te betalen zoals de laatste keer dat ze met hun zus en zwager naar het park zouden komen om te betalen. Alleen waren ze er niet en is er ook niet betaald die dag.
Zoals al eerder gezegd zonder ingevulde jaarovereenkomst is er geen overeenkomst. Uiteindelijk hebben wij op 29 maart 2023 de laatste email gestuurd. Zelfs anderhalve maand na de email van 22 februari nog steeds geen ingevulde overeenkomst of betaling. (…)
In principe zijn wij gedupeerd. Wij hebben de plekken al die tijd niet kunnen verhuren en een ander veld moeten opofferen waar dus geen caravans in die periode konden staan omdat wij dit beschikbaar aan hun hebben gesteld. Een andere zaak van deze familie is reeds voor de rechter geweest en hier is ook in besloten om geen vergoeding te hoeven betalen. (…)
Wij zijn niet van plan om enige vorm van vergoeding te gaan betalen. Dit heeft ons al geld en tijd genoeg gekost.”
Beoordeling van het geschil
1. De door de consument verzochte vergoeding van de tent wordt afgewezen. De consument heeft de tent zelf afgebroken en de ondernemer heeft daarin geen enkele bemoeienis gehad. Verder behoort de beslissing om seizoenplaatsen om te zetten in jaarplaatsen, waardoor de tent afgebroken moest worden, tot de beleidsvrijheid van de ondernemer.
2. Voor wat betreft de door de consument verzochte stallingskosten, waarvan de consument tijdens de mondelinge behandeling onweersproken heeft gesteld dat die van 10 april 2023 tot september 2023 (toen de caravan is verkocht) € 325,– hebben bedragen, geldt het volgende.
De commissie stelt voorop dat de ondernemer de consument op 22 februari 2023 op zichzelf terecht heeft verzocht het 1e gedeelte van het stageld te betalen. Gelet op de overeengekomen betalingsregeling was de consument immers ook verplicht dat bedrag van € 1.273,– uiterlijk op 1 februari 2023 te betalen.
Aan de andere kant vindt de commissie het van de consument op zichzelf ook niet onbegrijpelijk dat hij de ondernemer na ontvangst van de e-mail van 22 februari 2023 om een compensatie heeft verzocht voor de periode dat hij nog niet op het veld kon. Want anders dan de ondernemer in zijn e-mail van 10 februari 2023 vermeldde, bleek het veld op 22 februari 2023 nog helemaal niet gereed om de caravan van de consument op zijn plaats te zetten, zo heeft de consument tijdens de mondelinge behandeling onweersproken naar voren gebracht. Dat het daarbij ook om een legitiem verzoek om compensatie van de consument ging, blijkt wel uit het feit dat de ondernemer in die periode in ieder geval aan de familie [naam andere familie] een tegemoetkoming van € 313,– heeft toegekend, zo heeft de commissie tijdens de mondelinge behandeling aan de hand van een door de consument getoonde factuur van de ondernemer kunnen constateren. De consument heeft die vergoeding niet gekregen en zonder nadere toelichting van de ondernemer, die ontbreekt, valt niet in te zien waarom de ondernemer dit onderscheid heeft gemaakt. Verder is de commissie van kwijtschelding van € 750,– entreekosten, waarover de ondernemer in zijn brief van 7 november 2023 spreekt, niets gebleken. De consument heeft tijdens de mondelinge behandeling ook uitdrukkelijk betwist dat deze kosten verschuldigd zouden zijn, omdat zij alleen voor nieuwe gasten gelden.
De commissie is dus van oordeel dat de ondernemer de consument eind februari 2023 ten onrechte een tegemoetkoming van € 313,– heeft onthouden. Als deze tegemoetkoming destijds wel aan de consument zou zijn toegekend, vindt de commissie het voldoende aannemelijk dat de consument het dan nog resterende stageld wel betaald had en dat de consument dan ook nu nog een jaarplaats had gehad (en de stallingskosten dus niet had gemaakt).
Tegenover dit onjuiste juridische handelen van de ondernemer, bestaande uit het ten onrechte niet toekennen van een tegemoetkoming, heeft de consument zelf echter ook juridisch niet juist gehandeld. Op het moment dat de consument geen compensatie ontving van de ondernemer, had hij de ondernemer ofwel onder protest moeten betalen (onder de mededeling dat hij later op de compensatie terug zou komen) ofwel moeten waarschuwen dat hij bij niet ontvangen van compensatie van de camping zou vertrekken maar dat alle kosten daarvan dan mogelijk door hem op de ondernemer verhaald zouden worden.
Nu beide partijen in deze kwestie aldus niet juist hebben gehandeld, vindt de commissie het alles afwegend redelijk en billijk wanneer de helft van de schade van de consument door de ondernemer vergoed wordt en de andere helft voor eigen rekening van de consument blijft. Concreet betekent dit dat de ondernemer aan de consument een bedrag zal moeten betalen van € 162,50.
3. Omdat de klacht gedeeltelijk gegrond is, moet de ondernemer tevens het klachtengeld aan de consument vergoeden en is hij behandelingskosten aan de commissie verschuldigd.
4. Dit leidt de commissie tot de volgende beslissing.
Beslissing
De ondernemer dient aan de consument binnen 30 kalenderdagen na de verzending van deze beslissing een bedrag te betalen van € 162,50,-.
Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 52,50 aan de consument te vergoeden in verband met het klachtengeld.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Recreatie, bestaande uit de heer mr. J.L. Sierkstra, voorzitter, mr. M. de Rooij-Slager en de heer H.H. van der Linden, leden, op 13 november 2023.