Beroep op niet-ontvankelijkheid faalt. Cliënt heeft bij email geklaagd hetgeen ook als schriftelijk wordt aangemerkt. Bovenmatig veel tijd besteed aan voorbereiding advies.

  • Home >>
  • Advocatuur >>
De Geschillencommissie




Commissie: Advocatuur    Categorie: Ontvankelijkheid    Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 52018

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft de kwaliteit van dienstverlening van de advocaat ter zake van haar bijstand in een civielrechtelijk geschil, de declaratie die de advocaat bij de cliënt in rekening heeft gebracht en de door de cliënt gevorderde schadevergoeding.   De cliënt heeft deze declaratie niet aan de advocaat voldaan. Het openstaande bedrag van € 1.447,87 is overeenkomstig het Reglement van de commissie in depot gestort.   Standpunt van de cliënt   Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het betoog van de cliënt op het volgende neer.   De cliënt heeft zich voor juridische bijstand gewend tot [de advocaat] ten aanzien van de koop van een motor. De beoordeling van de juridische positie en het aandragen van een passend advies zou niet meer dan een paar uur in beslag nemen aangezien er geen sprake was van een gecompliceerd feitencomplex. De cliënt heeft aan de advocaat meegedeeld dat de kosten de baten niet mochten overstijgen. Tegen de afspraak in zijn er 404 minuten aan de zaak besteed.   Op grond van het voorgaande verzoekt de cliënt de commissie om het gefactureerde bedrag te matigen.   Standpunt van eiseres   Voor het standpunt van eiseres verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het betoog van eiseres op het volgende neer.   Eiseres stelt zich op het standpunt dat de cliënt niet ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn klacht. Onder verwijzing naar artikel 20 van de algemene voorwaarden van eiseres in samenhang met artikel 7 sub a van het Reglement van de commissie was de cliënt verplicht om de interne klachtenprocedure te doorlopen. De cliënt heeft dit niet gedaan. Ter zitting is namens eiseres bepleit dat de cliënt weliswaar een klacht heeft ingediend doch niet schriftelijk.   Voorts stelt eiseres zich op het standpunt dat de verrichtte werkzaamheden in redelijke verhouding staan tot de declaratie. Zowel tijdens de gesprekken op het spreekuur als in de bevestigingsbrief van 14 september 2010 is uitvoerig met de cliënt gesproken over de kosten van bijstand.   Op grond van het vorenstaande verzoekt de advocaat de commissie om de cliënt te veroordelen tot betaling van de openstaande declaratie van € 1.447,87 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldag tot aan de dag der algehele voldoening en te vermeerderen met de kosten van deze procedure.   Beoordeling van het geschil   Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de commissie het volgende. Alvorens tot een inhoudelijke beoordeling van het geschil te komen dient de commissie de ontvankelijkheid van de klacht van de cliënt te toetsen. Onder verwijzing naar artikel 20 van haar algemene voorwaarden in samenhang gelezen met artikel 7 sub a van het Reglement van de commissie, stelt eiseres zich op het standpunt dat de cliënt niet ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn klacht. De cliënt heeft de stelling van eiseres gemotiveerd weersproken. Conform artikel 7 lid 1 sub a Reglement verklaart de commissie – kort gezegd – op verzoek van de advocaat de cliënt in zijn klacht niet ontvankelijk indien deze de klacht niet eerst overeenkomstig de kantoorklachtenregeling bij de advocaat heeft ingediend. Vast staat dat de cliënt bij emailbericht van 9 oktober 2010 zijn ongenoegen heeft geuit over de hoogte van de declaratie van de advocaat. Bij emailbericht van 29 oktober 2010 heeft de advocaat daarop gereageerd. De cliënt heeft dan ook naar het oordeel van de commissie gehandeld overeenkomstig artikel 7 Reglement, in zoverre is de cliënt ontvankelijk in zijn klacht. Namens eiseres is ter zitting nog bepleit dat een email niet als schriftelijk kan worden beschouwd. Ook deze stelling van eiseres kan naar het oordeel van de commissie geen doel treffen. De commissie stelt daarbij voorop dat uit de overgelegde algemene voorwaarden van eiseres niet blijkt dat de cliënt schriftelijk bij eiseres dient te klagen. Daarbij merkt de commissie op dat de cliënt bij emailbericht van 9 oktober 2010 zijn klachten heeft geuit. Mede gelet op de ontwikkelingen in de moderne communicatie acht de commissie een emailbericht eveneens schriftelijk. Daar komt nog bij dat de advocaat eveneens gebruik maakt van de moderne communicatiemiddelen; eiseres stuurt per email van 14 september 2010 de opdrachtbevestiging aan de cliënt met als (digitale) bijlage haar algemene voorwaarden en reageert per email van 29 oktober 2010 op het emailbericht van de cliënt van 9 oktober 2010. Gelet op het vorenstaande, de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is de commissie van oordeel dat het beroep van eiseres op niet ontvankelijkheid van de klacht van de cliënt faalt. Dat eiseres kennelijk de klacht van de cliënt niet als zodanig heeft opgevat, kan de cliënt niet worden tegengeworpen en komt derhalve voor rekening en risico van eiseres.   Vaststaat dat de cliënt zich tot de advocaat heeft gewend met de vraag of hij juridische stappen kon ondernemen tegen een motorcentrum waar hij een motor had gekocht voor € 13.000,–. De cliënt heeft aangevoerd dat hij aan de advocaat heeft meegedeeld dat de kosten de baten niet mochten overstijgen. De advocaat heeft een declaratie, gedateerd 5 oktober 2010, aan de cliënt verstuurd van € 1.447,87 waarbij er voor 404 minuten aan werkzaamheden in rekening is gebracht. De cliënt heeft deze declaratie niet aan de advocaat voldaan. Bij de beoordeling van de klacht omtrent de omvang van de declaratie spelen in het onderhavige geval twee zaken een rol. Enerzijds is dat de geringe omvang van het dossier waarvan de bestudering naar het oordeel van de commissie niet bovenmatig veel tijd kan vergen. Anderzijds de betrekkelijk overzichtelijke problematiek die ter advisering aan de advocaat is voorgelegd. Gelet daarop komt het de commissie voor dat de advocaat bovenmatig veel tijd aan de voorbereiding van het advies heeft besteed en wel in die mate dat de commissie gemeten naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid het geraden acht de declaratie te matigen naar een bedrag dat een redelijk handelend advocaat voor een advies als het onderhavige in rekening kan brengen. Aldus stelt de commissie het te declareren bedrag vast op € 600,– inclusief BTW en kantoorkosten.   De door de advocaat verzochte wettelijke rente komt niet voor toewijzing in aanmerking. Immers, de commissie is op grond van artikel 2 van het Reglement niet bevoegd een uitspraak te doen over vorderingen tot vergoeding van rente indien zij beslist bij wege van bindend advies.   Nu de klacht van de cliënt ten dele gegrond wordt verklaard ziet de commissie daarin aanleiding de cliënt te veroordelen tot vergoeding van de helft van het klachtengeld derhalve een bedrag van € 37,50,–. Daarentegen dient de advocaat – overeenkomstig het reglement van de commissie – een bijdrage van € 57,50 in de behandelingskosten aan de commissie te voldoen.   Hetgeen partijen ieder voor zich verder nog naar voren hebben gebracht, behoeft – naar het oordeel van de commissie – geen verdere bespreking, nu dat niet tot een ander oordeel kan leiden.   Derhalve wordt als volgt beslist.   Beslissing   De commissie verklaart de klacht deels gegrond.   De commissie bepaalt dat de cliënt aan de advocaat nog een bedrag is verschuldigd van € 600,–. Met inachtneming van het vorenstaande wordt het depotbedrag van € 1.447,87 als volgt verrekend. Aan de advocaat wordt een bedrag van € 600,– overgemaakt. Aan de cliënt wordt een bedrag van € 847,87 gerestitueerd.   Overeenkomstig het reglement van de commissie wordt het klachtengeld over partijen verdeeld, zodat de cliënte aan de advocaat, die deze kosten heeft voldaan, een bedrag van € 37,50 dient te vergoeden   Overeenkomstig het reglement van de commissie is de advocaat aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag van € 57,50 (zijnde de helft van het vastgestelde bedrag aan behandelingskosten) verschuldigd.   De commissie wijst het meer of anders verzochte af.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Advocatuur op 22 juni 2011.