Commissie: Energie
Categorie: Ondeugdelijke levering
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
OPN-D02-0628
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft schade als gevolg van een enkele uren durende overspanning op het net.
De consument heeft op 28 december 2001 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
Op 30 oktober 2001 heeft er gedurende enkele uren 380 Volt op het net gestaan. Daardoor heb ik schade aan allerlei apparatuur geleden van bijna € 1.500,–.
Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
Ik aanvaard in beginsel de geldigheid van de Algemene Voorwaarden en dus ook de bevoegdheid van uw commissie. Ik beroep me echter op de nietigheid van de overmachtbepaling, nu ik van die voorwaarden geen kennis heb kunnen nemen.
Ik vraag me af of de kabel wel diep genoeg heeft gelegen Vanaf omstreeks 1970 ben ik op dit adres aangesloten. Destijds heb ik geen Algemene Voorwaarden ontvangen. Ik heb ook het Hoogheemraadschap en de Provincie aangesproken, maar die vonden dat zij niet verantwoordelijk waren.
De consument verlangt schadevergoeding.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
De storing is ontstaan doordat derden in de sloot waaronder de kabel lag hebben geveegd en deze hebben geraakt en beschadigd. Er was een "hap" uit de kabel genomen. Onze monteur heeft waargenomen dat de nul-ader tegen een fase was aangekomen waardoor er een spanning van 380 Volt ontstond. Wij beroepen ons op overmacht.
Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
Wij zijn in 1985 opgericht. Ik weet niet of toen Algemene Voorwaarden aan klanten zijn verzonden.
In beginsel wordt bij een sloot een zinkerbord geplaatst als er een kabel onder ligt. Deze borden verdwijnen soms. Bij een woonhuis-aansluiting zoals hier wordt die regel overigens wat soepeler gehanteerd.
Als een kabel onder een sloot wordt gelegd, ligt deze op een bepaalde diepte. Naar de sloot toe ligt deze op afschot. Als bij het schonen van de sloot teveel van het talud wordt weggehaald, kan die kabel ondieper komen te liggen.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Voldoende aannemelijk is geworden, dat de schade is ontstaan doordat gedurende enige tijd 380 Volt op het net heeft gestaan als gevolg van een beschadiging van de kabel door een derde.
De ondernemer heeft zich op overmacht beroepen, meer in het bijzonder op artikel 20 uit de Algemene Voorwaarden.
De consument heeft de nietigheid van het bewuste beding uit algemene voorwaarden ingeroepen op de grond dat die voorwaarden hem niet waren toegezonden; desgevraagd heeft hij zich uitdrukkelijk beroepen op partiële nietigheid en daarbij te kennen gegeven het beding inhoudende de geschillenregeling in stand te willen laten.
Het bewuste artikel uit de algemene voorwaarden luidt, met weglating van de niet relevante passages daaruit aldus:
"De netbeheerder is … voorts aansprakelijk voor schade … ten gevolge van een gebrekkige aansluiting of een gebrekkig transport… doch niet, indien de schade het gevolg is van een tekortkoming die de netbeheerder niet kan worden toegerekend."
Ten aanzien van het beroep van de consument op partiële nietigheid:
Terecht heeft de rechtskundig adviseur van de consument geconcludeerd dat partiële vernietiging mogelijk is op grond van art. 6:233 B.W., ook indien zich de situatie voordoet van lid b van dat artikel.
Zulks blijkt uit V.V. II Inv. bij dit artikel (6.5.2A.2), zie PG pag. 1583:
"Vervolgens vroeg zij of de algemene voorwaarden ook partieel vernietigbaar zijn indien deze niet zijn gekend en de wederpartij zulks begreep of behoorde te begrijpen en niet de redelijke mogelijkheid tot kennisneming heeft verschaft. Geoordeeld werd dat deze vraag bevestigend beantwoord zou moeten worden gezien de aanhef van artikel 6.5.2A.2."
Dat betekent dat de consument dat deel van de algemene voorwaarden waarin de geschillenregeling is opgenomen in stand kan laten en een ander beding daaruit, in casu de overmachtregeling, kan vernietigen.
Overigens staat tussen partijen niet vast of de consument met recht een beroep kan doen op deze vernietiging aangezien niet vast staat dat de voorwaarden niet aan de consument ter hand zijn gesteld resp. hem onvoldoende gelegenheid is gegeven daarvan kennis te nemen. Om daaromtrent meer zekerheid te krijgen, zou nadere bewijslevering nodig zijn.
De commissie ziet daar echter om de navolgende redenen van af.
Het artikel, zoals hiervoor geciteerd, wijkt niet wezenlijk af van art. 6:74 en 75 B.W., luidende (met weglating van minder relevante gedeelten):
Art. 74 lid 1:
Iedere tekortkoming in de nakoming van een verbintenis verplicht de schuldenaar de schade die de schuldeiser daardoor lijdt te vergoeden, tenzij de tekortkoming te schuldenaar niet kan worden toegerekend.
Art. 75:
Een tekortkoming kan de schuldenaar niet worden toegerekend, indien zij niet is te wijten aan zijn schuld, noch krachtens … in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt."
Vervolgens komt aan de orde of de ondernemer terecht een beroept doet op overmacht.
Werknemers van de ondernemer hebben geconstateerd, dat de kabel door een van buiten komende oorzaak was beschadigd; er was een "hap" uit de kabel genomen. Voorts hebben zij waargenomen dat de sloot, waar de kabel onderdoor was gelegd, was geschoond. Niet is achterhaald kunnen worden wie dat heeft gedaan; volgens de Provincie en het Hoogheemraadschap hadden zij dat niet gedaan of laten doen; het Hoogheemraadschap deelde mede dat het ging om een "overige watergang" waarvan het onderhoud is opgedragen aan de eigenaars van de aangrenzende percelen.
Onvoldoende is aannemelijk geworden dat bij gelegenheid van het aanleggen de kabel onvoldoende diep is gelegd en dat daardoor de schade is kunnen ontstaan.
Van schuld aan de zijde van de ondernemer is dus niet gebleken.
Naar het oordeel van de commissie komt voorts een dergelijke beschadiging naar verkeersopvattingen niet voor rekening van de ondernemer. Nutsbedrijven hebben miljoenen aansluitingen liggen door het hele land; deze lopen onder straten, spoorlijnen, en watergangen door; dat is onvermijdelijk om de aangeslotenen van stroom e.d. te voorzien; als dan door externe oorzaken schade optreedt, dan komt de schade aan die kabels zelf voor risico van de ondernemer als de veroorzaker onbekend blijft, maar niet valt in te zien waarom dan ook de gevolgschade voor haar rekening zou moeten komen.
De commissie besliste in gelijke zin reeds eerder: 88.032; 97.149; 97.165
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.
Beslissing
Het door de consument verlangde wordt afgewezen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Openbare Nutsbedrijven op 15 april 2003.