Beschadiging gasleiding; consument aansprakelijk voor herstel, nu een door hem ingeschakelde derde schade heeft aangericht aan een goed van de ondernemer.

  • Home >>
  • Energie >>
De Geschillencommissie
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Energie    Categorie: Installatie    Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: ENE06-1821

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft de kosten van het wijzigen van de aansluiting.

De consument heeft een bedrag van € 1.715,86 niet betaald en bij de commissie gedeponeerd.

De consument heeft in juli 2006 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.

Standpunt van de consument

Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.

In februari 2006 is bij werkzaamheden van een aannemer op onze grond de gasleiding beschadigd. De ondernemer heeft een reparatie uitgevoerd voor € 400,– die de aannemer heeft betaald. Daarna heeft het vijf maanden, waarin een onveilige situatie bleef bestaan, geduurd voordat definitief herstel is uitgevoerd. De ondernemer wenst daarvoor kosten in rekening te brengen, maar ten onrechte. Ten eerste vind ik dat in het tijdsverloop een reden ligt om niet te hoeven betalen. Ten tweede heeft de aannemer al betaald. Ten derde vind ik, dat de kosten voor het in de grond leggen van de leiding voor rekening van de ondernemer komen. Overigens bestrijd ik het aantal in rekening gebrachte uren en enkele andere posten.
De aannemer had een KLIC-melding gedaan. Na het schadevoorval zijn er verschillende medewerkers van de ondernemer geweest die niet wisten of overeenkomstig mijn voorstel de leiding op de bestaande plaats in de grond kon worden gelegd, dan wel of deze verplaatst moest worden. Een vierde persoon besliste om mij onduidelijke redenen dat deze verplaatst moest worden.

Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.

Wij bewonen de helft van een oud schoolgebouw. Links van ons wordt de andere helft bewoond door andere mensen. De gasleiding liep oorspronkelijk vanuit onze voordeur met een bocht naar links, langs de andere helft van het schoolgebouw.
Vóór onze woning wilden wij aan aanbouw met kelder plaatsen, met een gangetje vanuit onze woning naar die aanbouw. Die gang kwam dan (naar later bleek) over die gasleiding te lopen.
Bij het slaan van een damwand heeft de aannemer de gasleiding geraakt.

Bij het uitvoeren van de definitieve wijzigingen is de leiding naar rechts omgelegd, zodat deze nu via het erf van onze buren ter rechterzijde loopt.

Wij hebben de stellige indruk dat de factuur naar de offerte is toegerekend.
Waar wij vooral moeite mee hebben, is de communicatie met en bejegening door de ondernemer.
Wij zijn eventueel best bereid iets bij te betalen, doch in geen geval meer dan de offerte.

De consument verlangt dat de commissie zal bepalen dat zij verder niets verschuldigd is, althans minder verschuldigd is dan gevorderd.

Standpunt van de ondernemer

Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.

Uit het schaderapport van de aannemer blijkt dat geen KLIC-melding was gedaan. Overigens was bekend waar de gasleiding lag. De € 400,– had betrekking op een voorlopige voorziening; het werk van de aannemer was nog niet af.
De reden dat er volgens ons een nieuwe aansluiting moest worden gelegd was daarin gelegen dat er over de bestaande aansluiting was gebouwd. Degene die daartoe besliste was daartoe bevoegd.
Op de offerteaanvraag van 11 april 2006 was niet duidelijk gemaakt of het ging om een nieuwe aansluiting of om wijziging van de bestaande aansluiting; in dat geval zijn wij bevoegd een keuze te maken.
Of de consument instemde met onze offerte van 11 mei 2006 of niet was voor ons niet van belang, wij zouden hoe dan ook de kosten op hem verhalen.
De consument heeft de offerte niet aanvaard. Het tijdsverloop is evenmin aan ons te wijten, maar aan het feit dat de consument enkele maanden heeft gewacht met de aanvraag en vervolgens de offerte niet heeft aanvaard.

Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.

De heer ###:

Ik ben pas iets later bij de zaak betrokken geraakt, nadat de schade al was ontstaan. Van een collega had ik gehoord, dat er uit coulance een noodvoorziening boven de grond was aangebracht om er enerzijds voor te zorgen dat de bouw door kon gaan en anderzijds de mensen toch van gas te blijven voorzien.
Het probleem was, dat de leiding zonder daarvoor geschikte voorziening – zoals een mantelbuis – onder de nieuwe gang liep. Dat is niet toegestaan. Er was geen andere mogelijkheid dan die leiding te verleggen op de wijze waarop wij dat hebben gedaan.
Er was strikt genomen geen nieuwe aansluiting; het ging om wijziging van een bestaande aansluiting. Dat mag overigens nooit meer kosten dan een nieuwe aansluiting en verwijderen van de oude aansluiting.

Bij de offerte werd uitgegaan van vaste tarieven. Omdat de offerte niet werd aanvaard, hebben wij de werkzaamheden doen uitvoeren en het volle bedrag in rekening gebracht.

Nadat er schade was ontstaan, moest een tijdelijke voorziening worden getroffen; voor een definitieve voorziening moest een aanvraag worden gedaan.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

Hoe zeer ook het onwenselijk is dat een eventueel minder veilige situatie langer dan nodig heeft voortbestaan, er bestaat geen verband daartussen en de kosten van definitief herstel. In het tijdsverloop is dus geen argument gelegen voor afwijzing van de vordering van de ondernemer.
De consument kan in gemoede niet hebben begrepen, dat de door de aannemer betaalde € 400,– voor een noodvoorziening tevens de kosten dekte van definitief herstel. Voor dat herstel was de consument aansprakelijk, nu een door hem ingeschakelde derde schade heeft aangericht aan een goed van de ondernemer, dat in de grond van de consument lag.

Op grond van de uitleg ter zitting is voldoende aannemelijk geworden, dat er praktisch geen andere mogelijkheid was dan het omleggen van de leiding.

In beginsel is het niet onjuist dat de ondernemer, toen de offerte niet werd aanvaard, gemeend heeft achteraf het volle bedrag, als ware dit uitgevoerd in regie, in rekening te mogen brengen.

In de omstandigheden van dit geval brengen de redelijkheid en billijkheid echter met zich mede, dat aan de consument de gevolgen van het niet aanvaarden van de offerte niet kunnen worden toegerekend. Duidelijk is, dat er problemen in de communicatie zijn geweest, al lag dat niet enkel aan de ondernemer. Onbegrijpelijk echter acht de commissie het dat de ondernemer, toen de aanvraag onduidelijk was, zonder overleg gemeend heeft voor de ene of andere variant te kunnen kiezen.
Voorts rustte, ook al duurde het enige tijd voordat de consument de aanvraag had gedaan, op de ondernemer een eigen verantwoordelijkheid om op korte termijn een veilige en definitieve aansluiting tot stand te brengen. Hoewel – zoals hierboven overwogen – er geen oorzakelijk verband is tussen het tijdsverloop en de hoogte van de schade, brengt de omstandigheid dat er nodeloos is getalmd met zich mede dat het redelijk is om bij wijze van tegemoetkoming enige korting toe te passen.
De commissie is van oordeel dat aan een en ander in voldoende mate tegemoet gekomen kan worden door te bepalen dat de consument voor het werk een bedrag verschuldigd is overeenkomstig de oorspronkelijke offerte.

Dat bedrag is verschuldigd inclusief BTW. De ondernemer heeft bij de uiteindelijke rekening geen BTW berekend omdat er sprake zou zijn van herstel, doch dat is onjuist; de schade was al hersteld, en het ging bij die nota om verplaatsing als gevolg van het feit dat er over de leiding was gebouwd. De omstandigheid dat de ondernemer toen echter naar alle waarschijnlijkheid op dit punt een onjuist standpunt had ingenomen laat onverlet dat de consument het gehele bedrag van de offerte verschuldigd is.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ten dele gegrond is.

Beslissing

De consument is een bedrag van € 1.141,77 verschuldigd. Het meer door de ondernemer gevorderde is de consument niet verschuldigd.

Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 25,– aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.

Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 25,–.

Met in achtneming van het bovenstaande wordt het depotbedrag als volgt verrekend.

Van het gedeponeerde bedrag groot € 1.715,86 wordt € 1.091,77 doorbetaald aan de ondernemer. Een bedrag van € 599,09 (inclusief het klachtengeld) wordt terugbetaald aan de consument. Een bedrag van € 25,– verblijft aan de commissie wegens behandelingskosten.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie en Water op 9 oktober 2006.