Commissie: Energie
Categorie: Overeenkomst
Jaartal: 2019
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
119641
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
Bij de opzegging van de overeenkomst moet de netbeheerder de noodzakelijke handelingen verrichten zoals de twee opgenomen opties in het KIWA-rapport; zolang de aansluiting bestaat de moet consument de kosten betalen.
De netbeheerder heeft deze uitspraak voorgelegd aan de kantonrechter. Die besliste op 14 augustus 2019 dat het bindend advies met kenmerk 119641 vernietigd moet worden. De verwijderkosten komen voor rekening van de consument. Daarnaast moet de consument mee werken aan de verwijdering van de aansluiting.
De link naar het volledige vonnis staat onderaan deze pagina.
Volledige uitspraak
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de terugkerende kosten van vastrecht gas en de kosten van het verwijderen van de gasaansluiting.
De consument heeft op 25 mei 2018 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
De consument kan bij de ondernemer de gasmeter, niet zonder betaling, laten verwijderen of afdoppen. De ondernemer wil alleen voor een bedrag van € 680,– de volledige gasleiding tot aan de perceelsgrens en de gasmeter verwijderen. De consument wil geen vastrechtkosten meer betalen voor de gasaansluiting die niet wordt gebruikt. De consument wil niet 30% van de overheidssubsidie voor een warmtepomp besteden aan het verwijderen van een gasmeter die niet eens eigendom van de consument is. De consument verlangt dat de mogelijkheid geboden wordt tot het afdoppen (verzegelen) van de gasmeter voor een redelijk bedrag (€ 150,–) en dat de consument geen vastrechtkosten hoeft te betalen voor een afgesloten gasleiding die niet wordt gebruikt.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
Als de aansluit- en transportovereenkomst wordt beëindigd en de gasaansluiting permanent niet meer nodig is, dan is de consument – op grond van de toepasselijke algemene voorwaarden, de Tarievencode Gas en de Gaswet – de kosten verschuldigd voor de eenmalige verwijderwerkzaamheden. Deze verwijderwerkzaamheden zijn een rechtstreeks gevolg van de beëindiging door de consument en vloeien voort uit de aansluit- en transportovereenkomst.
De ondernemer kan en mag deze verwijderwerkzaamheden ook zonder nadere opdracht voor rekening van de consument uitvoeren. Het tarief dat de ondernemer in rekening brengt is een kostendekkend tarief dat de ondernemer non-discriminatoir bij al haar afnemers in rekening brengt en moet brengen, overeenkomstig het kostenveroorzakingsbeginsel, dat de grondslag is voor de relevante wet- en regelgeving.
De ondernemer stelt dat bij uitvoering van zijn exclusieve wettelijke taak rekening gehouden dient te worden met artikel 10 van de Gaswet waarin de aspecten van economische voorwaarden, veiligheid, doelmatigheid, betrouwbaarheid en het milieu zijn opgenomen. Daarbij geeft de ondernemer aan dat hij alle belangen moet afwegen en zelf de keuze mag maken dat uitsluitend optie 1, verwijdering, aan de consument wordt aangeboden en dat de consument gehouden is die keuze te accepteren en de daaraan verbonden kosten dient te dragen.
De ondernemer heeft bij zijn verweerschrift overgelegd een rapport getiteld ‘Alternatieven voor het verwijderen van de gasaansluiting’, afkomstig van Kiwa N.V. en gedateerd 21 september 2018. Aan Kiwa is gevraagd om te beoordelen of het volledig verwijderen van de aansluiting de enige mogelijkheid is om de veiligheid te kunnen waarborgen.
De conclusie in dit document luidt als volgt:
Voor het “Gasloos” maken van woningen en andere panden is naar de mening van Kiwa, naast
het volledig verwijderen van de aansluiting, de veiligheid gewaarborgd indien de aansluitleiding
buiten gebruik wordt gesteld conform NEN 7244-7 artikel 5.3 en waarbij de aansluitleiding aan
beide uiteinden voorzien wordt van een niet-losneembare eindfitting.
Bij andere opties waarbij de aansluiting verbonden blijft met de hoofdleiding is naar de mening
van Kiwa de veiligheid niet gewaarborgd.
De ondernemer heeft recht en belang bij de verwijdering van de gasaansluiting op grond van een reeks samenhangende vereisten: een veilige eindsituatie, het niet belasten van het milieu met een buiten gebruik gestelde gasleiding, het onder economische voorwaarden beheren van het net, het doelmatig handelen en het beperken van de gevolgen van een eigendom (te weten: de buiten gebruik gestelde gasleiding) in de grond van een ander.
De ondernemer concludeert dat na beëindiging van de aansluit- en transportovereenkomst door de consument het volledig verwijderen van de aansluiting inclusief de meter de enige efficiënte en duurzame methode is.
De consument erkent dat hij voor eenmalige werkzaamheden een vergoeding verschuldigd is, maar meent ten onrechte dat € 150,– voldoende is voor de werkzaamheden die volgens de consument zouden volstaan. Het verzegelen van de gasaansluiting zoals de consument wenst is uit oogpunt van veiligheid niet afdoende.
Ten overvloede meldt de ondernemer dat alle regionale netbeheerders hetzelfde beleid hanteren. De beëindiging van de aansluit- en transportovereenkomst moet gevolgd worden door een volledige verwijdering van de gasaansluiting. Afsluiting/verzegeling waarbij de aansluiting onder druk blijft, wordt alleen toegepast en toegestaan voor een periode van 12 maanden waarna de aansluiting weer in bedrijf moet worden genomen of de aansluiting moet alsnog op kosten van de afnemer verwijderd worden.
De ondernemer meent dat de commissie niet bevoegd is om te oordelen of de ondernemer zijn wettelijke taak goed uitvoert: die bevoegdheid komt toe aan de Autoriteit Consument en Markt. De commissie is slechts bevoegd bindend advies te geven over de totstandkoming en uitvoering van de aansluit- en transportovereenkomst.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Tussen partijen is een aansluit- en transportovereenkomst gesloten, waarop van toepassing zijn de Algemene Voorwaarden voor aansluiting en transport elektriciteit en gas voor kleinverbruikers (hierna: de Algemene Voorwaarden).
Artikel 18.2 van de Algemene Voorwaarden biedt de consument (en de ondernemer) de mogelijkheid een geschil over de totstandkoming of de uitvoering van een aansluit- en transportovereenkomst aan de commissie (of de bevoegde rechter) voor te leggen. Artikel 3 van het Reglement Geschillencommissie Energie (hierna: het Reglement) bepaalt dat de commissie tot taak heeft geschillen tussen consument en ondernemer te beslechten, voor zover deze betrekking hebben op de totstandkoming of de uitvoering van overeenkomsten met betrekking tot de aansluiting en/of de levering van gas, warmte of elektrische energie en daarmee samenhangende leveringen en diensten.
De commissie oordeelt dat het door de consument voorgelegde geschil betrekking heeft op de vaststelling/bepaling van de over en weer bestaande rechten en verplichtingen van partijen bij de (definitieve) opzegging van een aansluit- en transportovereenkomst gas (hierna: ook de ATO) door de consument en de commissie is op basis van de toepasselijke algemene voorwaarden en haar reglement bevoegd om daarover een uitspraak te doen.
Voor de opzegging van de ATO is artikel 3.6 van de Algemene Voorwaarden bepalend en dat luidt als volgt:
“Elk der partijen is gerechtigd de aansluit- en transportovereenkomst schriftelijk met inachtneming van een opzegtermijn op te zeggen. Uiterlijk tien werkdagen voordat de aansluit- en transportovereenkomst beëindigd dient te worden, dient de contractant zijn leverancier op de met de leverancier overeengekomen wijze van de gewenste beëindiging van de aansluit- en transportovereenkomst op de hoogte te stellen en, voor zover dit nog niet gebeurd is, zijn leverancier te machtigen de aansluit- en transportovereenkomst voor hem op te zeggen. Indien niet voldaan is aan deze vereisten, alsmede indien de netbeheerder niet binnen de opzegtermijn in de gelegenheid is gesteld de voor de beëindiging van de aansluit- en transportovereenkomst noodzakelijke handelingen te verrichten, blijft de contractant gebonden aan hetgeen in of krachtens de aansluit- en transportovereenkomst is bepaald totdat hij aan al zijn daaruit voortvloeiende verplichtingen heeft
voldaan. De opzegtermijn voor de netbeheerder bedraagt minimaal dertig dagen. De netbeheerder zal
slechts opzeggen in de gevallen waarin opzegging wegens zwaarwichtige belangen is gerechtvaardigd.”
De consument heeft de ATO conform artikel 3.6 van de Algemene Voorwaarden opgezegd en daaruit vloeit voort dat de ondernemer de voor de beëindiging van de ATO noodzakelijke handelingen dient te verrichten (zonder dat daartoe een separate opdracht door de consument behoeft te worden gegeven). Onder de “noodzakelijke handelingen” verstaat de commissie het op een veilige en verantwoorde manier ontkoppelen/afkoppelen van de aansluitleiding van het transportnetwerk van de ondernemer waardoor er geen aansluiting meer bestaat en geen transport meer mogelijk is en aldus de aansluiting vervalt en het transport definitief wordt beëindigd.
Uit het door de ondernemer bij zijn verweerschrift overgelegde Kiwa rapport van 21 september 2018 kan worden vastgesteld dat met het oog op een gewaarborgde veiligheid twee opties mogelijk zijn. Naast het volledig verwijderen van de aansluiting (hierna ook: optie 1, verwijdering) is de veiligheid ook gewaarborgd indien de aansluitleiding buiten gebruik wordt gesteld conform NEN 7244-7 artikel 5.3 waarbij de aansluitleiding aan beide kanten voorzien wordt van een niet losneembare eindfitting (hierna ook: optie 2, afdoppen). Bij andere opties waarbij de aansluiting verbonden blijft met de hoofdleiding is de veiligheid niet gewaarborgd. De commissie neemt de conclusies van Kiwa (die verder door de consument onbestreden zijn gelaten) over en oordeelt dat bij het beëindigen van de ATO uit oogpunt van veiligheid slechts de twee door Kiwa beschreven mogelijkheden bestaan.
Op grond van het voorgaande gaat de optie van het verzegelen van de aansluiting, die de consument voorstaat niet op, omdat daarmee de veiligheid niet is gewaarborgd zoals blijkt uit het Kiwa rapport en aangezien het alleen een tijdelijke optie is en geen veilige permanente eindsituatie. Voorts merkt de commissie op dat zolang er een aansluiting is en bestaat de consument gehouden is de maandelijkse kosten (vastrecht) voor het in stand houden van de aansluiting te betalen.
De commissie is van oordeel dat de beide door Kiwa aangegeven opties kunnen worden aangemerkt als door de ondernemer te verrichten “noodzakelijke handelingen” bij de opzegging/definitieve beëindiging van de ATO in de zin van de Algemene Voorwaarden.
De ondernemer stelt dat hij vanuit zijn publiekrechtelijke taak op grond van artikel 10 van de Gaswet (waarin aspecten van economische voorwaarden, veiligheid, doelmatigheid, betrouwbaarheid en het milieu genoemd worden) alle belangen moet afwegen en zelf de keuze mag maken dat uitsluitend optie 1, verwijdering aan de consument wordt aangeboden en dat de consument gehouden is die keuze te accepteren en de daaraan verbonden kosten dient te dragen.
Dat de ondernemer vanuit zijn brede publiekrechtelijke verantwoordelijkheid en taak er voor kiest om uitsluitend optie 1, verwijdering aan te bieden, is zijn goed recht. De exclusieve publiekrechtelijke verantwoordelijkheid voor het gastransportnetwerk ligt immers bij de ondernemer en die kan en mag daarin ook een eigen keuze maken. Het is niet aan de commissie om over de invulling van zijn publiekrechtelijke taak een oordeel te geven. Maar door te stellen dat de consument vervolgens alle kosten daarvan dient te dragen, miskent de ondernemer de beperktere privaatrechtelijke verhoudingen tussen de ondernemer en de consument zoals bepaald in de ATO en de van toepassing zijnde algemene voorwaarden. Noodzakelijk in de zin van artikel 3.6 van de Algemene Voorwaarden is naar het oordeel van de commissie niet dat de handelingen bijdragen tot de in artikel 10 van de Gaswet genoemde aspecten. Dit artikel is op basis van de Algemene Voorwaarden ook niet van toepassing op de overeenkomst tussen partijen. Conclusie is dan ook dat de kosten van wat de ondernemer ziet als haar wettelijke taak en daarmee de kosten van optie 1, verwijdering, niet 1 op 1 aan de individuele consument kunnen worden doorberekend. Zoals de commissie hiervoor al heeft bepaald verstaat zij onder de noodzakelijke handelingen in artikel 3.6 van de Algemene Voorwaarden de twee in het Kiwa rapport beschreven opties.
Uit het voorgaande volgt dat de ondernemer alle twee de opties aan de consument dient aan te bieden met daarbij een kostenspecificatie/onderbouwing zoals ook voorgeschreven en bepaald in artikel 2.5.1.19 van de Tarievencode gas (die op basis van algemene voor waarden voor partijen gelding heeft) zodat de consument een weloverwogen keuze kan maken. De kosten van de door de consument gekozen optie (optie 1, verwijdering of optie 2, afdoppen) komen voor rekening van de consument hetgeen eveneens volgt uit artikel 14 van de algemene voorwaarden en artikel 2.5.1.12 van de tarievencode gas. Dat ligt ook in de lijn van eerdere uitspraken van de commissie waarin is bepaald dat de aan de opzegging van de ATO verbonden (redelijke) kosten die voortvloeien uit proportionele werkzaamheden (noodzakelijke handelingen) die verbonden zijn aan de afsluiting (optie 1 verwijdering of optie 2 afdoppen zoals uit het Kiwa rapport blijkt) door de ondernemer bij de consument in rekening mogen worden gebracht.
Indien de consument kiest voor optie 2 (afdoppen) en de ondernemer toch optie 1 (verwijdering) wenst dan is de consument gehouden om daaraan mee te werken indien de ondernemer de eventuele meerkosten van die optie 1 voor haar rekening neemt.
De ondernemer concludeert dat het volledig verwijderen van de aansluiting inclusief de meter de enige kosten efficiënte en duurzame methode is en meldt voorts dat deze optie als regionaal beleid door alle netbeheerders wordt uitgevoerd. Hieruit volgt dat de ondernemer de consument slechts optie 1 aanbiedt en de consument aldus geen keuzemogelijkheid tussen de twee opties heeft gekregen. De commissie acht de handelswijze van de ondernemer in dat kader onzorgvuldig.
De consument geeft aan dat de verwijderingskosten van optie 1 die de ondernemer aanbiedt te hoog zijn. De commissie heeft ten aanzien van door de ondernemer in rekening gebrachte tarieven slechts een marginale beoordelingsruimte. Behalve in gevallen dat sprake is van evident onredelijke tarieven is het niet aan de commissie maar aan de Autoriteit Consument en Markt om daarover een oordeel te geven. De kosten van optie 1, verwijdering heeft de ondernemer gespecificeerd en onderbouwd en de commissie is van oordeel dat die kosten niet evident onredelijk zijn. Omdat de kosten van optie 2 (afdoppen) nog niet precies bekend zijn en verder niet zijn gespecificeerd en onderbouwd komt de commissie in het kader van haar marginale toetsingsbevoegdheid (nog) niet aan een beoordeling daarvan toe.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ten dele gegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie stelt vast dat de opzegging van de consument van de aansluit- en transportovereenkomst door de ondernemer conform het vorenstaande zal worden geëffectueerd. Daarbij dient de ondernemer binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak een kostenspecificatie met onderbouwing van optie 2 (afdoppen) aan de consument te overleggen, nu vaststaat dat de kosten van optie 1 (verwijdering) reeds door ondernemer zijn gespecificeerd en onderbouwd. Vervolgens zal de consument binnen vier weken zijn keuze aan de ondernemer kenbaar maken en is de consument gehouden te betalen voor de door hem gekozen optie indien de ondernemer zal overgaan tot de door hem in dat kader te verrichten noodzakelijke handelingen (optie 1 of optie 2).
Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 52,50 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie, bestaande uit
mr. A.E. Zweers, voorzitter, mr. F.J. Pirard en H.W. Zuur, leden, op 28 november 2018.
Nota Bene
Op 14 augustus 2019 heeft de kantonrechter vonnis gewezen in het beroep dat de netbeheerder heeft aangespannen tegen het bindend advies d.d. 28 november 2018 met kenmerk 119641. Omdat de vordering van de netbeheerder niet is weersproken door de consument, is de gevorderde vernietiging van het bindend advies toegewezen. Daarmee is vast komen te staan dat gebondenheid aan het bindend advies naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Dit betekent dat de gevorderde verwijderkosten voor rekening van de consument komen. Daarnaast is de consument verplicht om mee te werken aan de verwijdering van de aansluiting.
Voor het bindend advies zie de uitspraak hierboven met kenmerk 119641.
Voor het volledige vonnis van de rechtbank Gelderland: https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBGEL:2019:3921