Commissie: Water
Categorie: Jaarrekening
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
62420
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil Het geschil betreft een naheffing van de ondernemer ad € 617,50 ter zake van de jaarafrekening d.d. 10 augustus 2011 wegens door de ondernemer aan de consument geleverd water. Door de consument is een bedrag ad € 617,50 bij de commissie in depot gestort. De consument stelt dat de klacht op 10 augustus 2011 is ontstaan en heeft de klacht op 7 september 2011 schriftelijk aan de ondernemer voorgelegd. Standpunt van de consument Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt. Bij de eindafrekening d.d. 10 augustus 2011 werd de consument over de periode vanaf 31 juli 2010 tot en met 19 juli 2011 waterverbruik van 583 m3 door de ondernemer in rekening gebracht. Sinds de datum waarop de consument de woning heeft betrokken, te weten 17 december 2001, is het verbruik jaarlijks steeds geschat. Op 19 juli 2011 werd voor het eerst de meterstand door een meteropnemer opgenomen. Dit betekent dat de eindafrekening feitelijk een naheffing is van niet in rekening gebracht waterverbruik over de periode vanaf 17 december 2001 tot 19 juli 2011. De consument verzoekt om de zogenoemde methode-Vink toe te passen, d.w.z. dat uitsluitend het te weinig in rekening gebrachte verbruik gedurende 3 jaar voor de laatste meteropname door de ondernemer bij de consument in rekening wordt gebracht. Volgens de consument is die periode later teruggebracht tot 2 jaar, zodat zij haar verzoek dienovereenkomstig aanpast. Zij heeft een berekening gemaakt, die zich in het dossier bevindt. De consument wenst tevens een vergoeding voor het door haar geleden ongemak. Het geschil heeft haar veel tijd gekost en ergernis bezorgd. De ondernemer weigerde de factuur aan te passen en dreigde met afsluiting. De consument maakt tenslotte nog bezwaar tegen de kosten betalingsverwerking. De ondernemer berekent een bedrag ad € 1.50 per toegezonden acceptgiro en brengt over de periode 2010 en 2011 een bedrag ad € 6,– per periode in rekening. Standpunt van de ondernemer De ondernemer betwist niet dat in de periode vanaf 17 december 2001 tot 19 juli 2011 geen meteropname door de ondernemer plaatsvond. Bij brieven d.d. 17 juli 2009, 12 juli 2010 en 11 juli 2011 heeft de ondernemer aan de consument verzocht de watermeterstand zelf aan de ondernemer door te geven. Volgens de Algemene Voorwaarden kan de ondernemer van de consument verlangen dat zij de stand zelf opneemt en doorgeeft. Hieraan is door de consument geen gehoor gegeven. Bij brief d.d. 28 november 2011 heeft de ondernemer aan de consument een schikkingsvoorstel gedaan inhoudende dat de ondernemer alsnog bereid is het meerverbruik gedurende de afgelopen jaren te corrigeren door middel van de methode-Vink. De door de ondernemer gemaakte berekening bevindt zich in het dossier. Bovendien heeft de ondernemer aan de consument laten weten bereid te zijn het door de consument betaalde klachtengeld te vergoeden. De consument accepteerde dit schikkingsvoorstel van de ondernemer niet maar kwam met een aanvullende eis en verlangde een kostenvergoeding voor de door haar bestede tijd en geleden ongemak, waartoe de ondernemer niet bereid is. Ter zitting is namens de ondernemer – in hoofdzaak – het navolgende aangevoerd. De ondernemer heeft vanaf 17 december 2001 tot 19 juli 2011 jaarlijks aan de consument verzocht om de meterstand zelf door te geven. Hieraan heeft de consument nimmer gehoor gegeven. Het is op zich correct dat de ondernemer aanvankelijk het meerverbruik over de gehele periode van de consument vorderde, maar de ondernemer heeft vervolgens de consument een schikkingsvoorstel gedaan waarbij de naheffing conform de methode-Vink werd berekend over de laatste 3 jaren en waarbij het klachtengeld aan de consument zou worden vergoed. De kosten verbonden aan de betalingsverwerking ad € 1,50 per acceptgiro zijn redelijk. Beoordeling van het geschil De commissie overweegt het volgende. De commissie sluit zich aan bij eerdere uitspraken van de commissie waarbij met betrekking tot de methode-Vink onder meer het volgende werd overwogen. De Algemene Voorwaarden gaan uit van jaarlijkse opneming door de ondernemer. Daarnaast voorzien zij in de mogelijkheid dat de ondernemer de consument verzoekt zelf de standen op te nemen en door te geven. Gelet op de ongewenste effecten die het gevolg kunnen zijn als de consument door nalatigheid of onzorgvuldigheid niet, niet tijdig of niet correct de meterstanden doorgeeft, brengt de zorgplicht welke de ondernemer ten opzichte van zijn afnemers heeft – het gaat hier om als primaire levensbehoeften te beschouwen nutsvoorzieningen – met zich mee dat minstens eenmaal per drie jaar de standen daadwerkelijk door de ondernemer worden opgenomen. Daarbij maakt de commissie in dit verband geen onderscheid tussen geschatte standen en standen die door de consument zijn opgegeven. In de onderhavige zaak staat vast dat de meterstanden vanaf 17 december 2001 tot 19 juli 2011 niet daadwerkelijk door de ondernemer zijn opgenomen. De consument heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat de naheffing over de genoemde periode beperkt dient te blijven tot de laatste 3 jaren. De ondernemer was hiertoe in eerste instantie niet bereid, maar heeft – overigens pas na het indienen van de klacht door de consument bij de commissie – een schikkingsvoorstel aan de consument gedaan, waarbij wel werd uitgegaan van de juiste berekeningsmethode. De commissie verwijst in dit verband naar die berekening (de bijlage behorend bij de brief van de ondernemer van 28 november 2011) welke zich in het dossier bevindt. Tegen die berekening heeft de consument bij nader inzien nog ingebracht dat niet uitgegaan zou moeten worden van een periode van 3 jaar, maar van 2 jaar. Dit berust echter op een misverstand bij de consument. Op de levering van energie (gas en elektra) door een ondernemer aan een consument is de 2-jarige wettelijke verjaringstermijn van de consumentenkoop van toepassing. In het onderhavige geval gaat het echter om levering van water en is die termijn van 2 jaar niet van toepassing. Gelet op het vorenstaande acht de commissie het redelijk dat de ondernemer zijn schikkingsvoorstel – dat overigens pas gedaan werd nadat de klacht door de consument bij de commissie was ingediend – gestand doet en bovendien de consument het door haar betaalde klachtengeld vergoed. Nu de ondernemer in eerste instantie niet bereid was om de juiste berekeningswijze toe te passen en – naar op zich niet door de ondernemer is betwist – zelfs met afsluiting dreigde, heeft dit bij de consument stellig voor het nodige ongemak gezorgd. Daartegenover staat echter dat de consument problemen zoveel mogelijk had kunnen voorkomen door ook zelf de meterstanden aan de ondernemer door te geven. Alles afwegende vindt de commissie een door de ondernemer aan de consument te betalen vergoeding wegens ongemak van € 50,– redelijk en billijk. De consument heeft – opgemerkt wordt dat dit punt op zich geen onderdeel uitmaakt van de oorspronkelijke klacht – nog bezwaar gemaakt tegen de in rekening gebrachte kosten betalingsverwerking. Teneinde daarover mogelijke problemen bij de financiële afwikkeling tussen partijen te voorkomen, merkt de commissie voor alle duidelijkheid op dat de commissie in een reeks van uitspraken heeft beslist dat deze door de ondernemer aan de consument in rekening gebrachte kosten redelijk zijn. Aan het betalingsverkeer per acceptgiro zijn voor de ondernemer immers aanzienlijke kosten verbonden, waarvan het door de ondernemer aan de consument in rekening gebrachte bedrag van € 1,50 exclusief BTW per acceptgiro een redelijk en acceptabel bedrag is. Derhalve wordt als volgt beslist. Beslissing De commissie is van oordeel dat de klacht gegrond is. De ondernemer dient binnen 1 maand na verzending van deze uitspraak de eindafrekening d.d. 10 augustus 2011 te herzien aldus dat de naheffing conform de hierboven genoemde bijlage behorend bij de brief d.d. 28 november 2011 beperkt wordt tot het meerverbruik van de laatste 3 jaren, waarbij het meerverbruik van 465 m3 van de voorliggende jaren gecrediteerd wordt. Een uit de herberekening voortvloeiend nog door de consument te betalen of te ontvangen bedrag dient tussen partijen te worden verrekend. De ondernemer dient een bedrag ad € 50,– aan de consument te vergoeden wegens het door haar geleden ongemak. Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie ter zake van het klachtengeld een bedrag ad € 25,– aan de consument te vergoeden. Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 25,–. Met inachtneming van het vorenstaande wordt het depotbedrag ad € 617,50 als volgt verrekend. De ondernemer ontvangt een bedrag ad € 567,50 (depotbedrag minus € 50,–). De consument ontvangt een bedrag van € 50,– wegens vergoeding ongemak. Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie en Water, op 3 februari 2012.