Commissie: Water
Categorie: Waterschade
Jaartal: 2017
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
106428
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil heeft betrekking op schade als gevolg van een lekkage in de meterkast. Daardoor is het appartement van de consument onder water komen te staan met schade aan de vloer als gevolg.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
De lekkage heeft plaatsgevonden in de leiding nog vòòr de watermeter dus in het deel waarvoor de ondernemer verantwoordelijk is. De monteur die erbij is geweest heeft gesteld dat zo’n lekkage een bekend probleem is en vaker voorkomt.
Aan de ondernemer is verzocht de schade te komen opnemen maar daarvan heeft deze geen gebruik gemaakt. De ondernemer stelt dat de consument moet aantonen dat de ondernemer aansprakelijk is en men wil hoogstens op basis van een vast te stellen dagwaarde de schade uitkeren. Partijen komen er samen niet meer uit.
De consument verlangt vergoeding van de kosten voor vervanging van de laminaatvloer, vinylvloer, deurmat en strips. Een en ander is nader toegelicht in een e-mail van 8 oktober 2016. Het gaat om een bedrag van in totaal € 3.383,40 volgens een in het geding gebrachte offerte van 3 augustus 2016 van de betreffende woninginrichter, die eerder in augustus 2008 de laminaatvloer heeft gelegd voor een bedrag van in totaal € 2.650,- zoals blijkt uit een in het geding gebrachte factuur van 15 augustus 2008 van deze woninginrichter.
Ter zitting is namens de consument nader toegelicht, hetgeen ook reeds in de stukken was vermeld, dat de schadeverzekeraar een bedrag van € 498,91 heeft uitgekeerd gebaseerd op de waarde van de vloer als gevolg van de in de verzekeringsbranche gebruikelijke regels voor afschrijving. De vloer bevindt zich nog steeds in de beschadigde toestand want het herstel heeft nog niet plaatsgevonden in afwachting van de uitspraak in de onderhavige kwestie.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
De ondernemer geeft in zijn verweer een overzicht van de contacten tussen partijen en verwijst vervolgens naar de van toepassing zijnde algemene voorwaarden in het bijzonder art. 19.2 en 19.4.
Voorts stelt de ondernemer dat eenieder geacht wordt zijn eigen schade te dragen tenzij deze op grond van een wettelijke bepaling op een derde kan worden verhaald dan wel door een verzekering wordt vergoed.
In casu gaat het erom dat de consument stelt dat de volledige kosten voor het vervangen van de beschadigde vloer moet worden vergoed terwijl door de ondernemer in eerste instantie is verwezen naar de eigen verzekering. Daarnaast is tevens aangegeven dat een vergoeding alleen kan geschieden op basis van de dagwaarde.
Verder moet ook rekening gehouden worden met het beginsel “geen nieuw voor oud“.
De betreffende vloer was ten tijde van de beschadiging reeds acht jaar oud. Laminaatvloer wordt in 10 jaar afgeschreven dus ten tijde van de schade was de vloer al voor 80% afgeschreven zodat een eventuele vergoeding 20% zal bedragen van de vervangingskosten.
Vaststaat dat de consument de schade ook bij de eigen verzekering heeft geclaimd. Navraag bij de verzekeraar leerde dat het dossier inmiddels gesloten was. Onduidelijk is of de schade vergoed is. De consument heeft geen inzage verschaft in de afhandeling door de verzekeraar.
De conclusie is dat de wettelijke verplichting om de volledige vervangingskosten te vergoeden ontbreekt. Daarnaast vermoedt de ondernemer dat de eigen verzekering van de consument de schade inmiddels heeft vergoed. De commissie wordt verzocht de klacht van de consument ongegrond te verklaren.
Ter zitting heeft de vertegenwoordiger van de ondernemer nog gesteld dat er intussen wel duidelijkheid is over de vergoeding die de verzekeraar van de consument heeft uitbetaald, namelijk een bedrag van € 498,91.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De commissie acht de ondernemer in beginsel aansprakelijk voor de onderhavige schade. De commissie acht het standpunt van de ondernemer echter juist dat in gevallen als de onderhavige rekening gehouden moet worden met een afschrijving van de vloer. Omstreden is gebleven dat volgens in de branche gebruikelijke termijnen de onderhavige vloer een afschrijvingstermijn heeft van 10 jaar. Op het moment van de schade was de vloer acht jaar oud zodat, zoals de ondernemer ook stelt, maximaal 20% van de vervangingskosten van de vloer voor uitbetaling in aanmerking komt.
De vervangingskosten bedragen volgens de opgave van de consument van 3 augustus 2016
€ 3.383,40. 20% daarvan bedraagt € 676,68. Uitbetaald is € 498,91 zodat er nog een verschil bestaat van € 177,77.
Gelet op de stellingname van de ondernemer acht de commissie het redelijk dat de ondernemer dit bedrag in het kader van de schadeafwikkeling aan de consument uitbetaalt. Tot uitbetaling van een hoger bedrag is hij gelet op het voorgaande niet gehouden. Dan zou er immers sprake zijn van bevoordeling hetgeen in strijd is met het in het verzekeringsrecht geldende indemniteitsbeginsel.
De klacht van de consument die stelt dat hoe dan ook het totale vervangingsbedrag dient te worden uitgekeerd is gelet hierop derhalve op dat punt ongegrond.
De commissie ziet wel aanleiding om het door de consument betaalde klachtengeld had € 27,50 ten laste van de ondernemer te brengen, nu de klacht gedeeltelijk gegrond is.
Er dient als volgt te worden beslist.
Beslissing
De klacht is gedeeltelijk gegrond.
De ondernemer dient ten titel van schadeafwikkeling binnen vier weken na verzending van dit bindend advies aan de consument uit te keren bedrag van € 177,77.
Voor het overige wordt de klacht van de consument ongegrond verklaard.
De ondernemer dient voorts binnen de genoemde termijn van vier weken het door de consument betaalde klachtengeld ad € 27,50 aan de consument te vergoeden.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Water op 24 januari 2017.