Commissie: Reizen
Categorie: Totstandkoming
Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
REI05-0457
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op 11 mei 2004via een boekingskantoor met de reisorganisator totstandgekomen overeenkomst. De reisorganisator heeft zich daarbij verplicht tot het leveren van een bootreis voor twee personen over de Rijn en Neckar, met verblijf op het [naam motorschip] op basis van volpension, voor de periode van 11 juli 2004 tot en met 21 juli 2004 voor de som van € 1.398,–. Klager heeft op 31 augustus 2004 de klacht voorgelegd aan de reisorganisator. Standpunt van klager Het standpunt van klager luidt in hoofdzaak als volgt en is uitgebreid beschreven in aan partijen bekende brieven aan de reisorganisatie. Tijdens onze Rijnreis is er brand uitgebroken aan boord van [naam motorschip]. Het betekende dat we onze reis moesten afbreken en eerder moesten terugkeren naar huis. Al met al hebben we vier vaardagen gemist. Een vergoeding krijgen we echter niet op basis van de annuleringsverzekering die op advies van het boekingskantoor werd afgesloten, terwijl anderen die bij een andere maatschappij verzekerd zijn wel een vergoeding hebben ontvangen. We hebben van de reisorganisator reischeques met een waarde van € 500,– ontvangen die zijn gebruikt voor een reis die inmiddels is gemaakt. Klager verzoekt de commissie in redelijkheid en billijkheid een vergoeding vast te stellen. Standpunt van de reisorganisator Het standpunt van de reisorganisator luidt in hoofdzaak als volgt en is uitgebreider beschreven in de aan partijen bekende brieven aan klager. Het is aan de annuleringsverzekeringsmaatschappij om al dan niet tot vergoeding over te gaan en dat hangt samen met de verzekeringsvoorwaarden. Ook onze eigen aansprakelijkheidsverzekeraar keert niet uit omdat er sprake is van een overmachtsituatie: er is brand ontstaan door een defecte dimmer die door de vorige scheepseigenaar niet conform de Duitse en Nederlandse voorschriften was aangebracht. Omdat dit gebrek niet zichtbaar was, is het defect niet verholpen. In dit geval was sprake van een overmachtsituatie in de zin van artikel 12 ANVR Voorwaarden. Naar onze mening zijn we als reisorganisator niet verantwoordelijk voor de procedures die verzekeringsmaatschappijen hanteren bij het al dan niet toewijzen van een vergoeding. We hebben voldaan aan onze verplichting tot hulp en bijstand (volgens artikel 13 ANVR Voorwaarden) en lid 2 houdt in dat iedere partij dan de eigen schade draagt. De reisorganisator heeft d.d. 19 juli 2004 een vergoeding aangeboden in de vorm van een reischeque van € 250,– per persoon. Beoordeling van het geschil De commissie heeft het volgende overwogen. Dat tijdens klagers Rijnreis brand uitbrak aan boord van het schip waar hij verbleef, valt als overmacht te kenschetsen (volgens artikel 12 ANVR Voorwaarden) nu de bewuste dimmer kennelijk al was aangebracht voordat de huidige eigenaar de boot kocht, er inmiddels diverse tochten waren gemaakt en slechts een uitgebreid onderzoek het mankement aan het licht zou hebben gebracht. Dat betekent dat iedere partij de eigen schade dient te dragen. Voorts heeft de reisorganisator zich behoorlijk gekweten van de plicht tot het verlenen van hulp en bijstand zowel direct na het ontstaan van de brand in Heidelberg (inclusief de opvang nadien) alsook door nadien pogingen te ondernemen of de door klager geleden schade vergoed kon worden door de verzekeraar van de reisorganisator. Klagers klacht richt zich er op dat hij een annuleringsverzekering heeft gesloten op advies van het boekingskantoor en thans blijkt dat geen uitkering wordt gedaan, hoewel medereizigers die elders een verzekering hadden afgesloten wel een uitkering hebben gekregen. Omdat de reisorganisator aansprakelijk is voor fouten van het boekingskantoor richt de klacht zich tegen de reisorganisator. Naar het oordeel van de commissie mag van een boekingskantoor worden verwacht dat het reis- en annuleringsverzekeringen verkoopt die dekking moeten bieden voor de meest voorkomende schade-oorzaken, maar is het niet noodzakelijk dat verzekeringen worden verkocht die ‘alles’ dekken. Dekking is immers ook gekoppeld aan de premie en het staat een boekingskantoor vrij om een tamelijk uitgebreide verzekering met een redelijke premie aan te prijzen in plaats van een alles omvattende verzekering met een hoge premie. Uit de overgelegde bescheiden blijkt dat klager een verzekering heeft afgesloten bij een gerenommeerde verzekeringsmaatschappij en dat de verzekering tamelijk veel dekt. Sterker nog, uit de overgelegde thans geldende voorwaarden lijkt voort te vloeien dat klager wel een uitkering zou dienen te krijgen. Het enige vereiste waaraan klager niet zou voldoen is dat geen specifieke toestemming tot voortijdige terugkeer van SOS International is gekregen, maar daarop zou de verzekeraar zich naar het oordeel van de commissie in redelijkheid niet kunnen beroepen nu zonneklaar was dat klager moest terugkeren nu de boot niet langer kon worden gebruikt. Nu de verzekering aan de redelijkerwijs daaraan te stellen eisen voldoet, kan niet worden gezegd dat er sprake is van een tekortkoming en is derhalve noch het boekingskantoor of de reisorganisator aansprakelijk. Het enige dat de commissie klager kan adviseren is zich nogmaals tot het boekingskantoor te wenden met het verzoek de verzekeringsmaatschappij wederom te benaderen met de vraag waarom niet conform artikel 19 van die voorwaarden wordt uitgekeerd c.q. een beroep te doen op de hardheidsclausule. Derhalve wordt als volgt beslist. Beslissing Het door klager verlangde wordt afgewezen. Aldus beslist door de Geschillencommissie Reizen, op 12 augustus 2005.