Bolvorming gevolg van scheurvorming in onderliggende vloerconstructie; ondernemer niet te verwijten

De Geschillencommissie




Commissie: Garantiewoningen    Categorie: (non)conformiteit    Jaartal: 2023
Soort uitspraak: Arbitraal Vonnis   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 177286/187050

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

Dit geschil vloeit voort uit een aannemingsovereenkomst tussen ondernemer en consument. Ondernemer heeft een pvc-vloer voor consument gelegd. De gelegde pvc-vloer zou een bolling hebben. Consument wil dat ondernemer de vloer herstelt en een schadevergoeding. Een deskundige heeft de vloer bekeken en een rapport uitgebracht. De deskundige heeft vastgesteld dat de bolvorming een gevolg is van scheurvorming in de onderliggende vloerconstructie. De arbiters verklaren dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat het gebrek aan ondernemer te wijten is. De klacht wordt ongegrond verklaard.

De uitspraak

Ondergetekenden:

de heer mr. R.P.P. Hoekstra te [plaatsnaam], de heer ir. F.A.J. Münninghoff te [plaatsnaam], mevrouw mr. C. Muller te [plaatsnaam], die in het onderhavige geschil als arbiters optreden, hebben het volgende vonnis gewezen.

Bevoegdheid arbiters en plaats van arbitrage
De bevoegdheid van de arbiters tot beslechting van het geschil berust op een overeenkomst tot arbitrage tussen de ondernemer en de consument, met toepasselijkheid van de SWK Garantie- en waarborgregeling, versie 1 januari 2014 en het bijbehorende Garantiesupplement, bestaande uit de modules I E en II P (hierna te noemen: de garantieregeling). Hierin wordt bepaald dat “alle geschillen …, welke ontstaan naar aanleiding van de overeenkomst met toepasselijkheid van de Garantie- en Waarborgregeling van SWK … worden beslecht door arbitrage conform het Geschillenreglement van de Geschillencommissie Garantiewoningen”.

Daarmee is voldaan aan de eis van artikel 1021 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

De arbiters zijn daarom bevoegd om het geschil te beslechten. Zij dienen gelet op het bepaalde in artikel 16 lid 1 van het Geschillenreglement van de Geschillencommissie Garantiewoningen (hierna te noemen: het reglement) te beslissen als goede personen naar billijkheid, met inachtneming van de tussen partijen geldende voorwaarden.

Als plaats van arbitrage is Den Haag vastgesteld.

Onderwerp van het geschil
Het geschil heeft betrekking op de zogenaamde ‘mollengangen’ die in de vloer van de consument zijn ontstaan waardoor hij een zichtbare bolling heeft in zijn pvc-vloer.

Behandeling van het geschil
Op 16 januari 2023 heeft te Den Haag de mondelinge behandeling van het geschil plaatsgevonden ten overstaan van de arbiters, bijgestaan door mr. [naam] als plaatsvervangend secretaris.
Beide partijen zijn ter zitting verschenen en hebben hun standpunten nader toegelicht. De ondernemer werd ter zitting vertegenwoordigd door de heer [naam] en de heer [naam].

Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijzen de arbiters naar de overgelegde stukken en hetgeen door de consument ter zitting naar voren is gebracht. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De woning van de consument is in mei 2019 opgeleverd. De consument heeft in september of oktober van dat jaar een pvc-vloer laten leggen door een vloerenbedrijf. Al na een paar maanden ontstond een bolling in de vloer. Diverse vloerenzaken hebben aangegeven dat de bolling afkomstig is uit de ondervloer; de vloer die de ondernemer heeft aangebracht en opgeleverd. De consument heeft de vloer laten herstellen door de vloerenzaak, maar na verloop van tijd is de bolling toch weer teruggekomen.

Eenzelfde soort bolling is ook bij andere woningen opgetreden, namelijk bij 10 van de 60 woningen uit het blok. Ondanks het feit dat niet in alle woningen dezelfde soort vloerbekleding is aangebracht (en bovendien door verschillende uitvoerende partijen), worden deze bewoners geconfronteerd met eenzelfde bolling in de vloer. Aangezien dit bovengemiddeld veel is, gaat de consument ervan uit dat er sprake is van een gebrek. Volgens de consument is de ondernemer daarmee toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. De ondervloer voldoet immers niet aan de eisen van goed en deugdelijk werk, als gevolg waarvan de consument met gebreken in de vloerbekleding wordt geconfronteerd. Verder verwijst de consument naar het geschil dat zijn buren aanhangig hebben gemaakt bij de Geschillencommissie Afbouw.

De consument verzoekt de arbiters om de ondernemer te veroordelen tot het herstellen en vergoeden van de schade aan de ondervloer en aan de vloerbekleding.

Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijzen de arbiters naar de overgelegde stukken en hetgeen door de ondernemer ter zitting naar voren is gebracht. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De ondernemer verwijst allereerst naar hetgeen is opgenomen over krimpscheuren en over de wand- en vloerafwerking in de technische omschrijving bij de aannemingsovereenkomst en in het instructieboekje dat is overhandigd bij de oplevering. De ondernemer heeft daarin gewaarschuwd voor de effecten van krimp en restzetting na oplevering van de woning. Scheurvorming tussen de vloerdelen in de eerste jaren, kan eenvoudigweg niet worden voorkomen. Vandaar dat eigenaren van nieuwbouwwoningen daar rekening mee moeten houden bij het uitkiezen en aanbrengen van hun vloer.

Volgens de ondernemer lag het op de weg van de betreffende vloerenleverancier om de consument te informeren en te adviseren over de geschiktheid van de ondervloer voor het aanbrengen van een PVC-vloer en over welke maatregelen genomen zouden moeten worden om op die ondervloer een dergelijke PVC-vloer aan te brengen. Van een professionele partij die vloeren in nieuwbouwwoningen aanlegt mag verwacht worden dat deze bekend is met voornoemde krimpscheuren die na oplevering van een nieuwbouwwoning altijd optreden. Omdat PVC zeer dun is, en niet in staat is om de werking in de vloer op te vangen, moet bij vloeren waar nog zetting en beweging is te verwachten, een tussenlaag of losliggende onderlaag gebruikt worden die wél in staat is om de beweging op te vangen. Uit de video’s die door de consument zijn aangeleverd, blijkt dat de leverancier van de vloer slechts een dunne laag egaline heeft gebruikt en dat er geen scheur overbruggende tussenlaag, van bijvoorbeeld rubber of een dikkere lijm, is gebruikt. Naar de mening van de ondernemer is er dan ook geen sprake van een gebrek, dan wel een garantiebepaling, op grond waarvan hij gehouden zou zijn tot herstel. Op grond van vorenstaande verzoekt de ondernemer de klacht van de consument ongegrond te verklaren en af te wijzen dan wel niet-ontvankelijk te verklaren.

Deskundigenrapport
De commissie heeft een onderzoek laten uitvoeren door de heer [naam] (hierna te noemen: de deskundige), die daarover op 7 november 2022 schriftelijk aan de commissie heeft gerapporteerd. De inhoud van dit rapport geldt – voor zover hierna niet aangehaald – als hier herhaald en ingelast.

Partijen zijn in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het rapport van de deskundige.

De consument heeft op het rapport gereageerd per e-mail van 17 november 2022. De consument heeft een aantal vragen en kanttekeningen bij het rapport geformuleerd. Volgens de consument is een door de deskundige geconstateerde wijziging in het legplan nooit verwerkt op de op te leveren tekeningen waardoor hij twijfelt aan de rest van de constructie.

De ondernemer onderschrijft de bevindingen en conclusies uit dit rapport. Naar aanleiding van de vragen die de consument over dit rapport heeft gesteld, heeft de ondernemer nog het volgende aangevoerd. De deskundige heeft geconstateerd dat de locatie van de passtroken van de vloerplaten niet corresponderen met het legplan. Het verschil tussen het legplan en de feitelijke situatie betreft echter een wijziging van zeer ondergeschikte aard. Anders dan de consument lijkt te veronderstellen, is die wijziging niet de oorzaak van de krimpscheuren. Indien de vloer conform het legplan zou zijn gelegd, zouden de betreffende krimp- en zettingsscheuren evengoed zijn opgetreden. Het enige verschil zou dan mogelijk kunnen zijn dat dit op een andere plaats zou zijn gebeurd, aldus nog steeds de ondernemer.

Uitgangspunten
Voor de beoordeling van het geschil nemen de arbiters – naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde en met inachtneming van de inhoud van de overgelegde stukken – het navolgende als uitgangspunt.

In de op 28 november 2017 tussen partijen gesloten aannemingsovereenkomst heeft de ondernemer zich jegens de consument onder meer verbonden de woning (af) te bouwen conform de betreffende technische omschrijving en tekening(en) en – voor zover aanwezig – staten van wijzigingen, zoals aangegeven op de bij de aannemingsovereenkomst behorende situatietekening, zulks naar de eisen van goed en deugdelijk werk en met inachtneming van de voorschriften van overheid en nutsbedrijven. De woning is in mei 2019 opgeleverd.

Ook is op genoemde aannemingsovereenkomst eerdergenoemde garantieregeling van toepassing verklaard. Op grond van de van toepassing zijnde artikelen van de garantieregeling heeft de ondernemer aan de consument gegarandeerd dat de toegepaste constructies, materialen, onderdelen en installaties onder redelijkerwijs te voorziene externe omstandigheden deugdelijk zijn en bruikbaar voor het doel waarvoor zij zijn bestemd, een en ander voor zover ter zake geen beperkingen zijn opgenomen. Op grond hiervan heeft de ondernemer tevens gegarandeerd dat de woning voldoet aan de toepasselijke eisen van het Bouwbesluit dat van toepassing is op de verkregen bouwvergunning. Deze normen worden hierna gezamenlijk aangeduid als: de garantienormen.

Beoordeling van het geschil
Op grond van artikel 16 lid 2 sub g van het reglement bevat het arbitrale vonnis, naast de beslissing, in elk geval de vaststelling welk gedeelte van het arbitrale vonnis betrekking heeft op die onderdelen van het geschil die vallen onder de SWK Garantie- en Waarborgregeling en welk gedeelte van het vonnis betrekking heeft op die onderdelen van het geschil die geen betrekking hebben op de SWK Garantie- en Waarborgregeling.

De arbiters overwegen als volgt.

De deskundige heeft vastgesteld, en tussen partijen is niet in geschil, dat de bolvorming in de pvc-vloerbekleding een gevolg is van scheurvorming in de onderliggende vloerconstructie. Wél is tussen partijen in geschil of die scheurvorming een gebrek oplevert waarvoor de ondernemer verantwoordelijk is.

De arbiters nemen de bevindingen en conclusies van de deskundige over en concluderen dat de scheurvorming is te wijten aan krimp en kruip van het toegepaste materiaal beton. Bij het aanbrengen van de pvc-vloerbedekking is onvoldoende rekening gehouden met de werking van de vloerelementen ten gevolge van krimp en kruip, als gevolg waarvan deze is gaan bollen. De arbiters overwegen dat het krimpen en kruipen van materiaal een normaal verschijnsel is, dat in de eerste jaren na de bouw kan optreden. Het risico van scheurvorming kan daarom nooit geheel worden uitgesloten. Vandaar dat het bij het aanbrengen van vloerbekleding van groot belang is om daar rekening mee te houden. De ondernemer heeft de consument hiervoor ook gewaarschuwd, alvorens deze zijn vloer heeft laten aanleggen.

De arbiters volgen de consument niet in het standpunt dat de scheuren zouden zijn ontstaan door het aangepaste legplan van de passtroken. Gelet op de bevindingen van de deskundige en de toelichting door de ondernemer, is het (afwijken) van een legplan niet van invloed op het ontstaan van scheuren, maar slechts op de locatie van die scheuren.

Nu de deskundige eveneens heeft geoordeeld dat, uit constructief oogpunt, aan de vloerconstructie geen technische onvolkomenheden zijn geconstateerd, zien de arbiters geen aanleiding om aan te nemen dat er sprake is van een gebrek waarvoor de ondernemer aansprakelijk is.

Tot slot merken de arbiters op dat de situatie die zich bij de buren van de consument heeft voorgedaan niet vergelijkbaar blijkt te zijn met die van de consument. Ook het feit dat er, in de ogen van de consument, sprake is van een bovengemiddeld aantal scheuren in dit project, betekent niet dat er daarmee dus sprake is van een gebrek, dat aan de ondernemer te wijten is. In de eerste plaats geldt immers dat niet kan worden vastgesteld wat ‘bovengemiddeld’ is, in de tweede plaats geldt dat – waar scheurvorming een normaal verschijnsel is – dit logischerwijze ook in (veel) andere woningen zal optreden.

De arbiters achten de klacht daarom ongegrond.

Toepasselijkheid garantieregeling
Artikel 2.6 van module I E van de SWK Garantie- en Waarborgregeling bepaalt dat buiten de garantie valt: scheurvorming die (mede) het gevolg is van droog- of verhardingskrimp van het materiaal of van invloeden van buitenaf, tenzij de scheurvorming afbreuk doet aan de deugdelijkheid van de constructie. Aangezien de scheurvorming is ontstaan door kruip en krimpverschijnselen en die geen afbreuk doet aan de deugdelijkheid van de constructie, komt de consument voor de klacht geen beroep toe op de SWK Garantie- en Waarborgregeling.

Klachtengeld
De arbiters stellen vast dat de consument in het ongelijk wordt gesteld. De arbiters zullen daarom op grond van het Reglement bepalen dat de consument het klachtengeld niet retour ontvangt.

Beslissing
De arbiters:
– verklaren de klacht van de consument ongegrond;
– stellen vast dat de consument ter zake van zijn klacht geen beroep op de Garantie- en Waarborgregeling toekomt;
– wijzen het gevorderde af;
– stellen vast dat het klachtengeld conform het Reglement niet aan de consument zal worden terugbetaald.