Commissie: Waterrecreatie
Categorie: HISWA-voorwaarden Huur en Verhuur Pleziervaartuigen
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
WAT09-0044-1
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil heeft betrekking op de huur van een vaartuig voor de periode 24 juli 2009 t/m 31 juli 2009. Klager heeft de klacht op 24 juli 2009 schriftelijk voorgelegd aan de ondernemer. Standpunt van de consument Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt. De consument heeft op 13 juli 2009 via Internet geboekt bij de ondernemer. Omdat het een late boeking was, moest er direct betaald worden. Op vrijdag 24 juli 2009 kreeg de consument [boot 1] toegewezen. Toen de consument en haar gezin aan boord gingen waren zij zeer teleurgesteld: de boot was oud, zeer onverzorgd, stonk, het interieur hier en daar slordig opgeknapt, er zat geen verf meer op het houtwerk en er was een beschimmelde douche. De consument huurt al jaren boten, vaak voor een lagere prijs dan [deze boot] en kreeg dan altijd mooie boten, regelmatig zelfs een bijna nieuwe. De week voor 24 juli 2009 had de consument een boot gehuurd bij een andere huurder en die was gloednieuw. De consument heeft de boot geweigerd en de ondernemer om een andere boot gevraagd. Dat was niet mogelijk. Uiteindelijk bood de ondernemer aan om te proberen de boot aan en ander te verhuren. Mocht dat lukken, dan kreeg de consument de huursom terug. Nadat de consument duidelijk had gemaakt dat zij de huursom terug wilde hebben, is de consument met haar gezin weggegaan. Bij terugkomst heeft de consument direct per e-mail de huursom teruggevraagd. Eerst op 27 juli 2009 antwoordde de ondernemer dat de consument tot 31 juli [boot 2] kon krijgen. Voor die paar dagen wilde de consument niet alles weer inpakken en het risico lopen dat deze boot niet beter was. De consument heeft het aanbod daarom afgewezen. Op 29 juli 2009 deed de ondernemer het volgende voorstel: óf op een ander moment een betere boot bij hen huren voor het volle bedrag, óf een bedrag van € 450,– terugkrijgen. Op vrijdag 31 juli 2009 is de consument naar het bedrijf van de ondernemer gereden om betere beslissing te kunnen nemen. Aldaar bleek [boot 1] de hele week verhuurd te zijn aan iemand die eigenlijk een andere boot had gehuurd, [boot 3], maar die boot – volgens de ondernemer – te groot vond. Omdat de [boot 1] toch verhuurd was aan een ander, heeft de consument de huursom ter plaatse teruggeëist, maar dat is geweigerd. De consument heeft [boot 3] nog bekeken, maar de staat daarvan was nog slechter dan die van [boot 1]. De consument heeft contact gezocht met de huurder die oorspronkelijk [boot 3] had gehuurd. De huurder en zijn gezin hadden [boot 3] geweigerd en uiteindelijk [boot 1] maar geaccepteerd, omdat naar huis gaan voor hen geen optie was. Zij betaalde daarvoor € 300,– meer dan de huursom die de consument had betaald. De ondernemer heeft zodoende tweemaal huur ontvangen voor [boot 1]. Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd. Voor zover de consument kan beoordelen was de boot technisch wel in orde; je kon er wel mee varen. De immateriële schade is niet in te schatten. De consument laat de hoogte van de vergoeding daarvoor aan de commissie over. De consument verlangt volledige vergoeding van de huursom van € 1.050,–, vergoeding van de kosten van rechtsbijstand ad € 100,– en een vergoeding naar redelijkheid en billijkheid voor de geleden immateriële schade. Standpunt van de ondernemer Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt. Het schip was in goede staat en kon dienen waarvoor het bestemd is. Het schip was schoongemaakt en technisch in orde. Aan onze schepen wordt elke winter groot onderhoud verricht. De ondernemer heeft geen wanprestatie geleverd en daarom is de huursom niet terugbetaald. Het was de keus van de consument om niet met het schip te varen, maar toch heeft de ondernemer geprobeerd een acceptabel aanbod te doen, te weten een tegoedbon voor volgend jaar voor een ander schip of een deel van het geld terug. De consument wilde daar niet op ingaan; zij wilde de volledige huursom terug. Op de schepen van de ondernemer mag gerookt worden, zodat het schip naar rook gestonken kon hebben. De consument kwam zelf met een hond aan, zonder dat van te voren te melden. Honden mogen wel aan boord, maar wel tegen een vergoeding vanwege de extra schoonmaakkosten. Het schip dat de consument gehuurd had is niet extra verhuurd. In die week heeft de ondernemer geen extra huurpenningen ontvangen. Beoordeling van het geschil De commissie heeft het volgende overwogen. Zowel schriftelijk als ter zitting heeft de consument gedetailleerd relaas gedaan van de staat van de gehuurde boot [boot 1], die de consument bij de verhuurder aantrof, alsmede van afhandeling van de klacht daarover door de ondernemer. Daarnaast heeft de consument een verklaring overgelegd van [de familie], welke familie oorspronkelijk een andere boot had gehuurd, [boot 2], maar uiteindelijk [boot 1] heeft meegekregen. Uit beide verklaringen komt uitdrukkelijk het beeld naar voren van een boot die niet verhuurwaardig is, althans niet voldoet aan hetgeen voor de betaalde huursom verwacht mag worden. De ondernemer heeft dat weliswaar ontkent, maar in het licht van de uitgebreide verklaringen van twee huurders, kan de commissie aan de enkele ontkenning door de ondernemer onvoldoende waarde hechten. De ondernemer had bijvoorbeeld overzichten van het onderhoud dat de ondernemer heeft gepleegd kunnen overleggen of foto’s van de (huidige) staat van [boot 1], doch de ondernemer heeft op geen enkele manier getracht zijn standpunt voor de commissie nader te onderbouwen. De verklaring van [de familie] is bovendien niet door de ondernemer weersproken. De commissie is derhalve van oordeel dat de consument niet heeft gekregen wat zij mocht verwachten, zodat de ondernemer de betaalde huursom terug dient te betalen. Het aanbod van de ondernemer acht de commissie onvoldoende. Voor vergoeding van immateriële schade acht de commissie geen grond aanwezig. Dat de consument ongerief heeft geleden door de gang van zaken, is de commissie op zichzelf wel aannemelijk geworden. Ten aanzien van een vergoeding voor geleden ongerief stelt de commissie zich echter terughoudend op, mede nu een vergoeding voor immateriële schade op basis van art. 6:106 BW slechts in bijzondere gevallen geëigend is. Zo’n geval is hier niet aan de orde. De vordering van de consument ter zake van proceskosten wordt afgewezen, omdat de voor partijen ter zake van de behandeling van het geschil gemaakte kosten voor hun eigen rekening komen, behoudens een vergoeding van het klachtengeld indien de klacht (gedeeltelijk) gegrond wordt verklaard. De commissie ziet in dit geval geen aanleiding om van deze regel af te wijken. Op grond van het vorenstaande acht de commissie de klacht gegrond. Derhalve wordt als volgt beslist. Beslissing De ondernemer betaalt aan de consument een vergoeding van € 1.050,–. Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies. De commissie wijst het meer of anders verlangde af. Overeenkomstig het reglement van de commissie dient de ondernemer een bedrag van € 125,– te vergoeden aan de consument ter zake van het klachtengeld. Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 150,–. Aldus beslist door de Geschillencommissie Waterrecreatie op 25 oktober 2010.