Borstvergroting goed uitgevoerd, maar klachtafhandeling kon beter

De Geschillencommissie




Commissie: Zorg Algemeen    Categorie: (On) zorgvuldigheid / Cosmetische ingrepen / Klachtafhandeling    Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: ten dele gegrond   Referentiecode: 74572/111034

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De cliënte klaagt over complicaties die zijn opgetreden na een borstvergroting. Ook was de communicatie moeizaam en werden haar klachten niet goed opgepakt door de zorgaanbieder. Volgens de zorgaanbieder zijn de mogelijke risico’s goed met de cliënte besproken en was er geen sprake van moeizame communicatie.

Naar het oordeel van de commissie is de borstvergroting zelf goed uitgevoerd, dus de complicaties zijn niet aan de zorgaanbieder te verwijten. Ook heeft de zorgaanbieder de cliënte adequaat geïnformeerd. Wel had de klachtafhandeling beter gekund. De klacht is ten dele grond.

De uitspraak

in het geschil tussen

[Naam], wonende te [woonplaats]

(hierna te noemen: cliënte)

en

Kliniek Heyendael B.V., gevestigd te Groesbeek

(hierna te noemen: de zorgaanbieder)

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Zorg Algemeen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 22 december 2022 te Utrecht.

De zorgaanbieder werd vertegenwoordigd door [naam], plastisch chirurg, en [naam], gemachtigde.

Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft complicaties na een borstvergroting.

Standpunt van cliënte
Voor het standpunt van cliënte verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Cliënte heeft op 15 mei 2017 een operatie ondergaan waarbij haar borsten zijn vergroot. Op advies van de arts heeft zij gekozen voor het plaatsen van anatomische implantaten. Op 18 mei 2017 ontstond er plotseling een snelle zwelling in haar linkerborst. Op dat moment zat zij rustig op de bank te lezen, dus er was geen acute of rare beweging.

Er was sprake van een drukkend gevoel op de borst en zwelling in korte tijd tot aan het sleutelbeen, duidelijk hoger dan aan haar rechterkant. Cliënte heeft direct contact opgenomen met de kliniek en een foto gestuurd. Tijdens het telefoongesprek heeft zij gevraagd of er sprake zou kunnen zijn van een nabloeding. Volgens de assistente was dit niet het geval. De linkerborst is nooit goed hersteld.

In 2018 heeft cliënte een hersteloperatie ondergaan. Helaas herstelde de linkerborst wederom niet goed door het draaien van het implantaat, waarna in 2019 nog een hersteloperatie heeft plaatsgevonden met wederom geen goed herstel door het draaien van het implantaat. Haar klachten verergerden ondanks het feit dat cliënte zich uitdrukkelijk aan de voorschriften hield, zoals niet tillen, geen acute bewegingen, armen langs het lichaam houden. Na meerdere operaties was zij bang om überhaupt te bewegen, omdat zij angstig was voor wederom een slecht herstel. Vier maanden na de laatste operatie kreeg cliënte bij het eindconsult te horen van de arts dat er niets aan de hand was en er geen noodzaak/bereidheid bestond om de situatie op te lossen. Dit gaf haar het idee dat de arts de klachten niet zag, niet serieus nam of niks mee wilde doen.

De communicatie met de zorgaanbieder verliep erg moeizaam. Cliënte mocht altijd bellen en e-mailen. Keer op keer bij elke hersteloperatie was er eerst als reactie geen gehoor op haar klachten, waarop cliënte later haar klachten opnieuw aangaf. Pas na de tweede keer was de arts bereid om ernaar te kijken en te zoeken naar een oplossing. Dit was het geval na de operatie van 2017 en na de operatie van 2018.

Vanwege de moeizame manier van communiceren met de arts en haar aanhoudende klachten had cliënte geen vertrouwen meer in de arts en is zij voor een second opinion naar een andere kliniek gegaan. Daar heeft zij een hersteloperatie laten uitvoeren en is een ronde prothese teruggeplaatst. Er was sprake van een aanzienlijke kapselvorming in de linkerborst. Deze kapselvorming duidt op een heftige bloeding in het verleden. Dit moet in 2017 duidelijk zijn geweest gezien de acute klachten en zwelling. De anatomische prothese was gaan draaien, omdat na de twee operaties de vorm van de holte was veranderd.

Ondanks een operatie bij een andere kliniek waar zij goed geholpen is, zal zij waarschijnlijk nog altijd klachten houden aan haar linkerborst, te weten een strak en drukkend gevoel. Ook zal de vorm na meerdere operaties/complicaties nooit meer optimaal kunnen worden en is sprake van grotere littekens die er niet hadden hoeven zijn. Daarnaast heeft deze gehele periode invloed gehad op haar werk en relatie.

Cliënte heeft op 25 september 2020 haar klacht bij de klachtenfunctionaris van de zorgaanbieder ingediend. Tot op heden heeft zij geen reactie mogen ontvangen.

Cliënte wenst gecompenseerd te worden voor de medische misser en de gevolgen die zij hierdoor emotioneel, fysiek en financieel heeft geleden.

Zij vordert een schadevergoeding voor:

Materiële schade:

kosten hersteloperatie in andere kliniek: € 5.830,–;

misgelopen omzet: € 3.600,-[

Immateriële schade:

littekens: € 3.000,–

psychische schade door beschadiging vertrouwen arts en verloop van traject: € 5.500,–

Totaal: € 17.930,–

Ter zitting heeft cliënte haar standpunt nader toegelicht.

Naar aanleiding van haar eerste klacht op 18 mei 2017 met betrekking tot de zwelling in haar borst is zij niet door de arts gezien. De assistente heeft teruggebeld met de mededeling dat dit normale klachten waren en dat zij rust moest nemen. Op 19 mei 2017 heeft cliënte opnieuw in een e-mail aan de assistente aangegeven dat ze erge pijn had en benauwd was. Op 25 mei 2017 heeft zij de assistente gezien die toen wel schrok van de zwelling. Het is vreemd dat zij in het dossier zou hebben vermeld dat er geen bijzonderheden waren. Cliënte heeft op 11 oktober 2017 voor het eerst de arts gezien. Die praatte een beetje over haar klachten heen. Zo zei hij dat er geen sprake was van asymmetrie, terwijl dit duidelijk was. De zwelling was toen wel weg, maar de drukpijn bleef. Op aandringen van cliënte heeft zij op

11 januari 2018 een tweede consult gehad bij de arts. Toen bleek sprake te zijn van bakervorming graad 4 en draaiing van de prothese. De klachten waren toen opeens wel reëel. Na de eerste hersteloperatie werden haar klachten van meet af aan weer genegeerd. Maar ook toen bleek dat de prothese was gedraaid, waardoor een tweede operatie nodig was. Cliënte heeft vervolgens haar zorg geuit dat de prothese te hoog was geplaatst, maar de arts wilde afwachten. Omdat cliënte voelde dat de prothese niet goed zat en zij geen vertrouwen meer had in de zorgaanbieder, is zij naar een andere kliniek gegaan. Na de derde hersteloperatiebleek dat er resten van een helatoom in haar borst zaten, waardoor de anatomische prothese niet goed in de holte kon blijven zitten en gedraaid was.

Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Cliënte werd op 22 maart 2017 gezien voor een intake in verband met haar sinds een paar jaar bestaande wens tot borstvergroting. Op basis van de bevindingen uit anamnese en onderzoek is een voorstel gedaan dat medisch verantwoord en meest passend bij cliëntes wensen was, waarbij een dual plane mamma augmentatie beiderzijds zou worden uitgevoerd met implantaten van het merk Mentor. Aan de hand van een powerpointpresentatie is uitleg gegeven over de procedure, de risico’s, de verwachtingen, voor- en nazorg instructies. Ook is met cliënte gesproken over: 1. de kans op complicaties; 2. de kans op asymmetrie, waarbij aan cliënte is uitgelegd dat de kans daarop bij cliënte aanwezig was, omdat daarvan bij cliënte reeds preoperatief sprake was en borsten nooit helemaal hetzelfde zijn; 3. De kans op inkapseling van de implantaten; 4. De kans op rotatie van de implantaten; 5. De kans op meerdere operaties in geval van problemen of een ongewenst resultaat; 6. De kans op nabloeding en haematoom; 7. De kans op seroom en wondvocht.

Uit het daartoe door cliënte ondertekende informed-consent formulier blijkt dat zowel de hiervoor beschreven operatie-specifieke als de algemene operatierisico’s zijn besproken.

De zorgaanbieder herkent zich in het geheel niet in gang van zaken die cliënte in het klachtformulier en de bijlagen heeft beschreven en deze wordt dan ook uitdrukkelijk betwist.

De zorgaanbieder herkent zich niet in de door cliënte beschreven moeizame communicatie. Dat sprake was van goede communicatie, blijkt ook wel uit het dossier: cliënte kon altijd contact opnemen.

Evenmin herkent de zorgaanbieder zich in het verwijt dat cliëntes klachten niet serieus zouden zijn genomen en haar klachten zouden zijn weggewuifd. Uit de controles en kosteloze operaties die cliënte gedurende drie jaar zijn geboden, blijkt immers het tegendeel. Hooguit kan het zo zijn dat cliënte het door de zorgaanbieder gedane beroep op haar geduld in verband met de wondgenezing als onprettig heeft ervaren. De zorgaanbieder heeft daarmee echter – en in het belang van cliënte – slechts willen aangeven dat genezing nu eenmaal tijd in beslag neemt. Het is op zichzelf juist dat cliënte enkele dagen na de operatie in 2017 per e-mail contact heeft opgenomen met de zorgaanbieder. Feitelijk onjuist is echter dat zij toen zou hebben genoemd dat zij bang was voor een nabloeding. Zij heeft slechts een vraag gesteld over een luchtbel onder de pleister. Evenmin heeft zij een mogelijke nabloeding ter sprake gebracht tijdens de eerste controle na de operatie op 25 mei 2017.

De zorgaanbieder heeft in september 2019 inderdaad aangegeven dat sprake was van een situatie waarin op dát moment opereren niet zinvol zou zijn. Dat betekent echter niet dat cliëntes klachten niet serieus werden genomen, maar wel dat zorgvuldig met cliënte werd omgegaan door haar te behoeden voor nieuwe operaties op (te) korte termijn, die meer schade en de kans op inkapseling zouden (kunnen) vergroten. Bovendien blijkt uit het advies van de arts die de cliënte enkele dagen later heeft geraadpleegd dat ook hij dit expectatieve beleid heeft voorgesteld.

Dat het heeft kunnen gebeuren dat het resultaat in cliëntes visie minder was dan vooraf door haar gehoopt, en het helaas heeft kunnen gebeuren dat zich bij haar operatie specifieke risico’s hebben voorgedaan waarover zij voorafgaand aan de operatie is geïnformeerd, is derhalve geen gevolg van onzorgvuldig handelen, maar is een gevolg van de aard van de ingreep waarover cliënte (ook) van tevoren is geïnformeerd. Zodoende betwist de zorgaanbieder dat jegens cliënte onzorgvuldig is gehandeld.

Schadevordering:
Uit niets blijkt dat de door cliënte gevorderde (nagenoeg in het geheel niet met stukken onderbouwde) schade een (rechtstreeks) gevolg is van de aan de zorgaanbieder gemaakte verwijten. Integendeel: de verwijten zijn niet terecht en uit het feit dat cliënte ook na de second opinion tegen het advies van de arts aldaar op korte termijn een operatie heeft ondergaan, blijkt dat de schade (mede) een gevolg is van cliëntes eigen keuzes. Zodoende ontbreekt een begin van bewijs van causaal verband tussen het vermeend onzorgvuldig handelen en de schade. Vanwege het ontbreken van (een begin van) bewijs van de schade en het causaal verband met het vermeend onzorgvuldig handelen, komt het verzoek tot schadevergoeding niet voor vergoeding in aanmerking.

Ter zitting heeft de zorgaanbieder haar standpunt nader toegelicht.

De arts heeft gesteld dat hij een patiënt altijd ziet als de patiënt hier prijs op stelt. Een week na de operatie wordt een cliënte gezien door de assistente. Als zij iets afwijkends ziet, wordt de arts direct opgeroepen. In het geval van cliënte heeft de assistente niets afwijkends gezien en is de arts dan ook niet gewaarschuwd.

De arts heeft de zwelling aan de hand van de foto beoordeeld. Er was sprake van een postoperatieve zwelling als gevolg van het plaatsen van de prothese achter het sleutelbeen. De arts plaats bij een dergelijke ingreep bewust geen drain. Er was sprake van een normale zwelling. Als er echt sprake zou zijn geweest van een nabloeding, zou de wond na circa drie weken opengesprongen zijn en zou het bloed eruit zijn gelopen. Dit was niet zo. Het vocht is langzaam weggetrokken.

Bij een dergelijke ingreep moet je minimaal één jaar wachten voordat je het uiteindelijke resultaat kunt zien. Bij de eerste hersteloperatie was er geen sprake van een draaiing van de prothese, maar van enige mate van kapselvorming. Dat is weggehaald. Het betreft hier een complicatie dat door het lichaam zelf wordt gevormd en waar de arts niets aan kan doen. Bij de tweede hersteloperatie was weer sprake van kapselvorming. Tijdens de capsulectomie bleek de prothese enige mate te zijn gedraaid. Hoewel de kans heel klein is, kan een anatomisch gevormde prothese gaan draaien. Bij een ronde prothese heb je dit probleem niet.

De arts heeft cliënte na de tweede hersteloperatie niet meer gezien. Indien er sprake zou zijn geweest van een noodzaak tot het uitvoeren van een derde operatie, had de zorgaanbieder dit ook kosteloos uitgevoerd. Complicaties kunnen ontstaan omdat het menselijk lichaam niet altijd meewerkt bij de genezing. Het is naar dat cliënte littekens heeft overgehouden aan de diverse ingrepen, maar daar kan de zorgaanbieder niets aan doen.

De zorgaanbieder heeft de klacht van cliënte niet opgevat als een inhoudelijke klacht, maar als een claim en de klacht verder niet beantwoord. De zorgaanbieder betreurt dit achteraf.

Beoordeling van het geschil
De commissie overweegt als volgt.

Cliënte houdt de zorgaanbieder aansprakelijk voor de door haar geleden schade als gevolg van de medische behandeling door de plastisch chirurg, te weten een borstvergroting.

De commissie stelt voorop dat voor aansprakelijkheid van de zorgaanbieder is vereist dat voldoende aannemelijk is dat de zorgaanbieder tekort is geschoten in de nakoming dan wel de uitvoering van de behandelingsovereenkomst. De aanwezigheid van een fout of nalaten is een vereiste voor aansprakelijkheid van de zorgaanbieder. De tekortkoming moet aan de zorgaanbieder kunnen worden verweten en de cliënt moet door deze tekortkoming nadeel zijn toegebracht.

Op grond van de geneeskundige behandelingsovereenkomst moet de zorgaanbieder bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 van het Burgerlijk Wetboek).

Deze zorgplicht houdt in dat de zorgaanbieder die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.

De verplichting die voor een hulpverlener (in dit geval: de zorgaanbieder) voortvloeit uit een geneeskundige behandelingsovereenkomst, wordt in beginsel niet aangemerkt als een resultaatsverplichting, waarbij de hulpverlener moet instaan voor het bereiken van een bepaald resultaat, maar als een inspanningsverplichting, waarbij de hulpverlener zich verplicht zich voor het bereiken van een bepaald resultaat in te spannen. De reden hiervoor is dat het bij een geneeskundige behandeling meestal niet mogelijk is een bepaald resultaat te garanderen, omdat het menselijk lichaam in het (genezings-)proces een ongewisse factor vormt; zelfs bij onberispelijk medisch handelen kan het beoogde resultaat uitblijven. Van een tekortkoming kan dan ook pas worden gesproken indien komt vast te staan dat de hulpverlener zich onvoldoende heeft ingespannen of bij de inspanning een fout heeft gemaakt.

Cliënte heeft de zorgaanbieder aansprakelijk gesteld voor het niet acteren op een complicatie die is ontstaan na de medische ingreep op 15 mei 2017, waarbij haar borsten zijn vergroot met behulp van anatomische protheses. Ook nadien heeft de behandelaar volgens cliënte niet adequaat op haar pijnklachten gereageerd en waren meerdere hersteloperaties noodzakelijk.

Ten aanzien van de vraag of de ingreep op juiste wijze is uitgevoerd, is de commissie van oordeel dat niet kan worden geoordeeld dat de arts in deze niet de zorg heeft betracht die een redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht. De operatie op 15 mei 2017 is lege artis uitgevoerd. Naar het oordeel van de commissie heeft de arts gehandeld conform de voor hem geldende professionele standaard.

Op de overgelegde foto ziet de commissie dat er sprake is van een zwelling in de linkerborst. Ter zitting heeft de arts gesteld dat er geen sprake kan zijn geweest van een nabloeding, omdat dan het bloed uiteindelijk uit de wond zou sijpelen. De commissie is ambtshalve bekend dat bij een nabloeding niet altijd een wond openspringt.

De commissie heeft ter zitting vastgesteld dat de arts de foto heeft beoordeeld en heeft geoordeeld dat er sprake was van een postoperatieve zwelling als gevolg van het plaatsen van de borstprothese Vast staat dat de zwelling uiteindelijk is opgelost. Dat cliënte een drukpijn heeft overgehouden, kan niet direct worden verklaard met het feit dat er in de postoperatieve periode aldaar een zwelling is ontstaan.

Zowel in 2018 als in 2019 heeft de zorgaanbieder een capsulectomie uitgevoerd vanwege kapselvorming in de borst. De commissie overweegt dat kapselvorming een reactie van het lichaam is waarop de arts geen invloed heeft. Vanwege het wegsnijden van het kapsel is in 2019 bij de tweede ingreep vastgesteld dat de prothese enigszins was gedraaid. Ook dit is een complicatie die kan voorkomen. Niet kan worden gesteld dat initieel de verkeerde protheses zijn geplaatst.

Naar het oordeel van de commissie zijn voorgaande complicaties te wijten aan de reactie van het lichaam tijdens het genezingsproces waarop de behandelaar geen invloed heeft.

Dat de borsten na vergroting niet volledig asymmetrisch zouden zijn, was naar het oordeel van de commissie een kenbaar risico waarop cliënte tevoren is gewezen. Daarnaast is cliënte – zo blijkt uit de stukken – gewezen op operatie-specifieke complicaties, zoals kapselvorming en pijnklachten.

De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder evenmin tekort is geschoten in haar zorgplicht ter zake van het geven van adequate informatie.

De commissie is van oordeel dat er geen sprake is van een toerekenbare tekortkoming van de zorgaanbieder in de nakoming van de uit de behandelingsovereenkomst voortvloeiende inspanningsverplichting. De klacht van cliënte dient in zoverre ongegrond verklaard te worden.

Cliënte heeft gesteld dat de zorgaanbieder moeizaam heeft gereageerd op haar klachten en uiteindelijk helemaal niet heeft gereageerd op haar klacht die zij aan de klachtenfunctionaris heeft voorgelegd.

De zorgaanbieder heeft erkend dat de klacht die is voorgelegd aan de klachtenfunctionaris niet is beantwoord. In zoverre is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is.

Voorts merkt de commissie op dat indien klachten niet afdoende worden afgehandeld, de onvrede van een cliënt toeneemt. Vaststaat dat cliënte zich vreselijk ongerust maakte vanwege de zwelling na de borstvergroting op 15 mei 2017 en zich tot twee keer heeft gewend tot de zorgaanbieder met haar zorgen.

Indien de arts zelf cliënte had gezien en had uitgelegd hoe de zwelling was gekomen, was wellicht deze procedure niet nodig geweest. De arts heeft ter zitting weliswaar gezegd dat de communicatie laagdrempelig is, maar dit neemt niet weg dat hij cliënte ondanks haar pogingen om hem de zwelling te laten beoordelen, niet zelf heeft gezien.

Vordering tot schadevergoeding:
Vooropgesteld wordt dat voor de aansprakelijkheid van de zorgaanbieder vereist is dat voldoende aannemelijk wordt dat de zorgaanbieder tekort is geschoten in het nakomen van de behandelingsovereenkomst. De aanwezigheid van een fout of nalaten is een vereiste voor aansprakelijkheid van de zorgaanbieder. De tekortkoming moet aan de zorgaanbieder kunnen worden verweten en de cliënt moet door deze tekortkoming schade zijn toegebracht (causaal verband).

De vraag die moet worden beantwoord is of cliënte vanwege het handelen van de zorgaanbieder schade heeft geleden (causaal verband).

De commissie begrijpt dat de periode na de borstvergroting, als gevolg van verschillende operaties in verband met complicaties, voor cliënte uitermate stressvol is geweest. De commissie heeft echter vastgesteld dat deze complicaties niet het gevolg zijn van een onzorgvuldig handelen van de zorgaanbieder. De commissie is weliswaar van oordeel dat de zorgaanbieder tekort is geschoten in de klachtbehandeling, echter niet is komen vast te staan dat cliënte als gevolg hiervan schade heeft ondervonden.

De vordering tot schadevergoeding is dan ook niet voor toewijzing vatbaar.

Nu de klacht voor wat betreft de klachtafhandeling gegrond wordt verklaard, zal de commissie, onder verwijzing naar artikel 20 van het reglement, de zorgaanbieder veroordelen tot vergoeding aan cliënte van het door haar betaalde klachtengeld, zijnde een bedrag van € 52,50.

Beslissing
De commissie

I. verklaart de klacht voor wat betreft de klachtafhandeling gegrond;

II. veroordeelt de zorgaanbieder tot het betalen van het klachtengeld ad € 52,50 aan cliënte. Betaling dient plaats te vinden binnen één maand na verzenddatum van dit advies.

III. wijst het anders of meer gevorderde af.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Zorg Algemeen, bestaande uit de heer mr. H.A. van Gameren, voorzitter, de heer dr. M-B. Bouman, de heer J. Zomerplaag, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. W. Hartong van Ark, secretaris, op 22 december 2022.