Buiten de makelaar om onderhandeld. Courtage verschuldigd.

De Geschillencommissie




Commissie: Makelaardij    Categorie: Courtage    Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 68944

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil   Het geschil betreft de vraag of de ondernemer terecht aanspraak maakt op courtage.   De consument heeft een bedrag van € 3.302,25 onbetaald gelaten en bij de commissie in depot gestort.   De consument heeft op 23 mei 2012 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.   Standpunt van de consument   Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.   Op 5 maart 2012 heeft de consument de opdracht tot dienstverlening ingetrokken. De consument was toen van plan de woning aan zijn dochter en haar vriend te verhuren. Het zag er op dat moment namelijk niet naar uit dat zij een hypotheek zouden kunnen krijgen. Dit bleek later toch het geval, waarna zij alsnog hebben besloten de woning te kopen. Omdat de ondernemer geen enkele bemoeienis heeft gehad met en bij die verkoop, ziet de consument niet in waarom hij de in rekening gebrachte courtage zou moeten betalen. Met de ondernemer was een no-cure-no-pay afspraak gemaakt. Verder klaagt de consument erover dat de ondernemer zich intimiderend en beledigend heeft opgesteld.   De consument verlangt intrekking van de courtagenota.   Het standpunt van de ondernemer   Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.   De consument heeft op 5 maart 2012 telefonisch doorgegeven dat hij de (op 19 oktober 2011 aangegane) verkoopopdracht introk. De reden daarvoor was dat hij de woning aan zijn dochter had verhuurd, hetgeen volgens de ondernemer op grond van artikel 13 en 14 van de NVM-voorwaarden al zou meebrengen dat de consument courtage is verschuldigd. Via het uitwisselingssysteem van de NVM heeft de ondernemer vervolgens vernomen dat de woning op 13 maart 2012 was verkocht door een andere makelaar. Uit de leveringsakte van 21 mei 2012 bleek dat de consument de woning had overgedragen aan zijn dochter en haar partner. Van die andere makelaar heeft de ondernemer gehoord dat hij in de week van 5 maart een hypotheek had geregeld voor de dochter van de consument. Hierop heeft de ondernemer de consument aangeschreven en verzocht de verschuldigde courtage te betalen. De ondernemer concludeert dat gelet op het voorgaande de afspraak tussen de consument en zijn dochter over de verkoop van de woning al moeten hebben bestaan gedurende de looptijd van de bemiddelingsopdracht en dat de consument bewust onjuiste informatie heeft gegeven om de courtage te omzeilen. Op grond van de eerdergenoemde bepalingen uit de NVM-voorwaarden is de consument dan ook de courtage verschuldigd.   Beoordeling van het geschil   De commissie heeft het volgende overwogen.   Door de consument is op de zitting nog naar voren gebracht dat de partner van zijn dochter zo rond de periode van 5 maart 2012 mondeling toegezegd had gekregen dat hij een vaste aanstelling als militair zou krijgen. Hierdoor was de koop van de woning plotseling weer een mogelijkheid. Bij zijn dochter, aldus de consument, bestond al langer belangstelling voor het kopen van de woning. Deze belangstelling heeft de consument, zo heeft hij desgevraagd laten weten, nooit kenbaar gemaakt aan de ondernemer. Verder heeft de consument aangegeven dat de makelaar die de verkoop voor zijn dochter heeft gedaan een goede kennis van haar is, dat het om een vriendendienst ging en dat hij in ieder geval geen rekening van die makelaar heeft ontvangen.   De ondernemer beroept zich op de artikelen 13 en 14 van de NVM-voorwaarden. In artikel 13 is bepaald dat het de consument niet is toegestaan buiten de makelaar om overeenkomsten tot stand te brengen, onderhandelingen te voeren, gebruik te maken van soortgelijke diensten van anderen en/of activiteiten te ontplooien die de makelaar bij het vervullen van zijn bemiddelingsopdracht kunnen belemmeren of zijn activiteiten doorkruisen. Artikel 14 lid 3 bepaalt onder andere dat de consument die in strijd met artikel 13 handelt ondanks intrekking van de opdracht wel courtage verschuldigd is als nadien een koopovereenkomst tot stand komt. De feiten en omstandigheden, zoals door partijen aangevoerd en hierboven weergegeven, in onderling verband en samenhang bezien, brengen de commissie tot het oordeel dat in voldoende mate kan worden vastgesteld dat de consument heeft gehandeld in strijd met de hiervoor weergegeven bepaling van artikel 13 door al voor de intrekking en buiten de ondernemer om tot overeenstemming te komen met zijn dochter of met haar afspraken te maken over de koop van de woning. Dit betekent dat zich een situatie voordoet als bedoeld in artikel 14 lid 3 van de NVM-voorwaarden en dat de ondernemer op juiste gronden aanspraak maakt op betaling van de door hem in rekening gebrachte courtage. In de wijze waarop een en ander heeft plaatsgevonden ziet de commissie geen aanleiding die courtagenota te matigen.   Op grond van het voorgaande wordt de klacht van de consument ongegrond verklaard.   Derhalve wordt als volgt beslist.   Beslissing   Het door de consument verlangde wordt afgewezen.   Met in achtneming van het bovenstaande wordt het depotbedrag van € 3.302,25 uitbetaald aan de ondernemer.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Makelaardij, op 19 oktober 2012.