Commissie: Advocatuur
Categorie: Bevoegdheid
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
60483
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
De bevoegdheid van de commissie om te oordelen over de gecedeerde vordering van de advocaat op de procureur aan de cliënt. Standpunt van de eiser Voor het standpunt van de cliënt omtrent de bevoegdheid van de commissie, verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het betoog van de cliënt op het volgende neer. In de zaak ADV10-0140 tussen de cliënt en de advocaat, is de advocaat bij bindend advies van 2 maart 2011 veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 930,48 aan de cliënt, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de verzenddatum van genoemd advies, alles met veroordeling van de advocaat in de behandelingskosten van het geschil. De advocaat stelt dat de procureur gehouden is het bedrag van € 930,48 met rente en kosten aan hem te voldoen. Bij brief van 27 juni 2011 draagt de advocaat zijn vordering op de procureur over aan de cliënt. Bij schrijven van 5 juli 2011 verzoekt de cliënt aan de commissie om de procureur te veroordelen tot betaling van genoemd bedrag met rente en kosten. Bij de stukken zijn de algemene voorwaarden van de procureur gevoegd. Op grond van het voorgaande verzoekt de cliënt de commissie zich bevoegd te verklaren om zijn klacht te beoordelen. Standpunt van de procureur Voor het standpunt van de procureur verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het betoog van de procureur op het volgende neer. De procureur stelt zich op het standpunt dat de commissie niet bevoegd is van het geschil met nummer 60483 kennis te nemen. De procureur betwist dat er een contractuele relatie bestaat, dan wel heeft bestaan, tussen hem en [de cliënt]. De procureur heeft met de cliënt geen overeenkomst gesloten die meebrengt dat de commissie bevoegd is om kennis te nemen van de onderhavige vordering van de cliënt. De cessie van de vermeende vordering van de advocaat op de procureur doet daar niet aan af. Primair beroept de procureur zich op de onbevoegdheid van de commissie. Subsidiair meent de procureur dat de cliënt de vordering niet nogmaals aan de commissie kan voorleggen. En meer subsidiair dient de vordering afgewezen te worden omdat deze qua inhoud onjuist is. tenslotte is de cliënt niet ontvankelijk in zijn vordering. Op grond van het vorenstaande verzoekt de procureur de commissie zich onbevoegd te verklaren inzake de klacht van de cliënt. Beoordeling van de bevoegdheid Alvorens de commissie tot een inhoudelijke beoordeling van het geschil kan overgaan, wordt de commissie gesteld voor de vraag of zij bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen. Ingevolge artikel 2 van het Reglement is de geschillenregeling advocatuur van toepassing indien door partijen daarnaar bij schriftelijke overeenkomst wordt verwezen. De onder VII B genoemde geschillenregeling in de door de procureur gehanteerde algemene voorwaarden luidt – voor zover relevant – a.“Op de overeenkomst is Nederlands recht van toepassing. Tenzij partijen schriftelijk anders overeenkomen worden geschillen uitsluitend beslecht door de bevoegde Nederlandse rechter.” In weerwil van het in deze bepaling onder a. gestelde is advocaat/opdrachtgever bevoegd een geschil met ………….. over haar diensten als procesvertegenwoordiger ter beslechting voor te leggen aan de Geschillencommissie Advocatuur.”… In het onderhavige geval is van een schriftelijke overeenkomst tussen partijen, meer in het bijzonder een schriftelijke overeenkomst tussen de cliënt en de procureur waarin naar de geschillenregeling advocatuur wordt verwezen en waaruit voortvloeit dat de cliënt zich tot deze commissie kan wenden, niet gebleken. Weliswaar is de gepretendeerde vordering met het bijbehorende geschillenbeding op de procureur voor overdracht vatbaar, doch nu de procureur zich uitdrukkelijk verzet om zich in het onderhavige geval tot de commissie te wenden, is er geen bevoegdheid voor de commissie om over de rechtsverhouding van de cliënt en de procureur te oordelen. Derhalve is er geen sprake van een geldig arbitraal beding dat de commissie bevoegd maakt te oordelen over het onderhavige geschil. Het primaire verweer dient dus gehonoreerd te worden. In dit licht kunnen de subsidiaire verweren verder onbesproken blijven. Nu de commissie zich onbevoegd zal verklaren, is het naar het oordeel van de commissie gerechtvaardigd dat het klachtengeld voor rekening van de cliënt dient te komen. De cliënt heeft het klachtengeld reeds voldaan. Zodat de commissie daarop niet verder behoeft te beslissen. Hetgeen partijen ieder voor zich verder nog naar voren hebben gebracht, behoeft naar het oordeel van de commissie geen verdere bespreking, nu dat niet tot een ander oordeel kan leiden. Derhalve wordt als volgt beslist. Beslissing De commissie: verklaart zich onbevoegd van het verzoek kennis te nemen; wijst af het meer of anders verlangde. Aldus beslist door de Geschillencommissie Advocatuur.