Cliënt heeft geen redelijk belang bij uitspraak na eerdere beoordeling door klachtencommissie en Tuchtcollege

  • Home >>
  • Ziekenhuizen >>
De Geschillencommissie




Commissie: Ziekenhuizen    Categorie: (Niet) Ontvankelijkheid    Jaartal: 2021
Soort uitspraak: niet-ontvankelijkverklaring   Uitkomst: niet-ontvankelijk   Referentiecode: 36404/44309

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De cliënt is wegens een zeldzame aandoening voor behandeling doorverwezen naar het ziekenhuis. De cliënt verwijt het ziekenhuis dat aan hem geen topreferente zorg is verleend. Er werd verteld dat er een multidisciplinaire behandeling kon worden ingezet. Een multidisciplinair team heeft de cliënt niet gevonden. De cliënt heeft een klacht ingediend bij het ziekenhuis omdat hij zich onbegrepen voelde en constant moest bewijzen dat hem iets mankeerde. Het ziekenhuis geeft aan dat de cliënt geen redelijk belang heeft bij een uitspraak en beroept zich op niet-ontvankelijkheid. De klachten van de cliënt zijn namelijk in het verleden beoordeeld door de klachtencommissie en het regionaal tuchtcollege. De commissie oordeelt dat de cliënt geen redelijk belang meer heeft bij een uitspraak, omdat er 8 jaar geleden al uitspraak is gedaan door de klachtencommissie. De klachten over de behandeling van cliënt zijn toen ongegrond verklaard. De cliënt heeft vervolgens bij het Tuchtcollege klachten ingediend tegen diverse behandelaars. Deze klachten zijn alle afgewezen. De commissie verklaart de cliënt niet-ontvankelijk in zijn klachten. Er vindt geen inhoudelijke beoordeling plaats.

Volledige uitspraak

In het geschil tussen

[Cliënt], wonende te [woonplaats]

en

Maastricht Universitair Medisch Centrum+, gevestigd te Maastricht
(hierna te noemen: het ziekenhuis).

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 27 augustus 2021 te Eindhoven.

Beide partijen zijn ter zitting verschenen en hebben hun standpunt nader toegelicht.
Cliënt werd ter zitting vergezeld door [naam], mantelzorger.
Het ziekenhuis werd vertegenwoordigd door [naam], VVAA rechtsbijstand.

Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft het niet geven van topreferente zorg aan cliënt door de behandelaars in het ziekenhuis.

Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer:
Cliënt verwijt het ziekenhuis dat aan hem geen topreferente zorg wordt verleend, terwijl hij daar wel recht op heeft.

In 2013 is ontdekt dat cliënt een zeldzame aandoening heeft: Een Krit1 genmutatie, een pleiotroop gen met 4 zeer voorname functies. In 2018 is hij voor behandeling doorverwezen naar het ziekenhuis in verband met de mogelijkheid om aldaar topreferente zorg te krijgen. In november 2019 kreeg cliënt te horen dat voor lastresort, complexe en zeldzame aandoeningen een multidisciplinaire behandeling kon worden ingezet en wetenschappelijk onderzoek kon worden verricht. De samenhang aandoening en genmutatie werd echter door geen enkele arts bestudeerd. Dat onderzoek heeft cliënt helemaal zelf gedaan.

Cliënt heeft op 2 september 2013 een klacht ingediend bij het ziekenhuis, omdat hij tegen het probleem aanliep dat hij door de artsen niet werd gehoord en sprake was van onbegrip. Hij werd naar huis gestuurd omdat niet meteen organische schade werd aangetroffen. Hij heeft constant moeten bewijzen dat hem wel degelijk wat mankeert. Een multidisciplinair team in wisselende samenstellingen waarin enkele specialisaties bij elkaar een patiënt bekijken en bespreken, heeft cliënt in het ziekenhuis niet gevonden.

Standpunt van het ziekenhuis
Voor het standpunt van het ziekenhuis verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Het ziekenhuis gaat ervan uit dat de klacht die cliënt thans aan de commissie heeft voorgelegd, het geschil betreft dat cliënt op 2 september 2013 aan het ziekenhuis heeft voorgelegd.

Het ziekenhuis verzoekt primair cliënt niet-ontvankelijk te verklaren en verwijst hiervoor naar het bepaalde in artikel 5, lid 1, onder e, van het reglement van de commissie. Cliënt heeft geen redelijk belang bij een uitspraak. De klachten van cliënt zijn reeds beoordeeld door de klachtencommissie en het regionaal tuchtcollege. Uit de beoordelingen volgt dat cliënt bij dit complexe ziektebeeld zowel op organisatorisch niveau als op het niveau van de behandeling door de diverse artsen in de regel adequate zorg heeft ontvangen.

Subsidiair verzoekt het ziekenhuis de commissie bij haar beoordeling de uitspraak van de klachtencommissie over te nemen. Op 30 december 2013 heeft de klachtencommissie de klachten over de behandeling van cliënt als ongegrond afgewezen.

Beoordeling van het geschil
De commissie dient eerst te beoordelen of cliënt ontvankelijk is, nu het ziekenhuis in zijn verweerschrift van 13 oktober 2020 uitdrukkelijk een beroep heeft gedaan op de niet-ontvankelijkheid van cliënt in zijn klachten.

Ter zitting heeft de cliënt aangegeven dat zijn klacht, die hij op 30 december 2013 aan het ziekenhuis heeft voorgelegd, moet worden gezien als basis voor het geschil dat hij thans aan de commissie voorlegt.

De commissie is bevoegd om te oordelen over geschillen die een cliënt heeft met ziekenhuis voor zover deze voortvloeien uit de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (verder: Wkkgz). Het geschil moet betrekking hebben op de uitvoering van de behandelingsovereenkomst die een cliënt met een ziekenhuis heeft gesloten. Dit betekent dat de commissie geen uitspraak kan doen over de klacht van client voor zover deze ziet op het recht op topreferente zorg in zijn algemeenheid. Het betreft hier een beleidsbeslissing van het ziekenhuis die valt buiten de kaders van de Wkkgz.

Ingevolge artikel 5, lid 1, sub e, van het reglement van de commissie verklaart de commissie de cliënt in zijn klacht ambtshalve niet-ontvankelijk:
sub b: indien het een geschil betreft waarover de cliënt of met inachtneming van artikel 6, lid 1, onder b het ziekenhuis reeds bij de rechter een procedure aanhangig heeft gemaakt of waarin de rechter reeds een uitspraak over de inhoud van het geschil heeft gedaan;
sub e: hij geen redelijk belang heeft bij een uitspraak van de commissie.

De commissie is van oordeel dat cliënt geen redelijk belang meer heeft bij een uitspraak van de commissie.
Daarbij overweegt zij dat het onderliggende geschil 8 jaar geleden op 2 september 2013 aan het ziekenhuis is voorgelegd. Cliënt heeft de gehele klachtenprocedure doorlopen. De klachtencommissie heeft op 30 december 2013 de klachten over de behandeling van cliënt ongegrond verklaard. Cliënt heeft vervolgens tegen diverse behandelaars klachten ingediend bij het regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. Deze klachten zijn alle afgewezen in 2018.

Ter zitting heeft cliënt nog verwezen naar enkele gebeurtenissen die in 2019 zouden hebben plaatsgevonden. De commissie kan daarover echter geen oordeel geven, nu cliënt geen concrete klachten met betrekking tot deze gebeurtenissen heeft ingediend. De enkele stelling van cliënt dat hij geen topreferente zorg krijgt, is naar het oordeel van de commissie te algemeen geformuleerd.

De commissie verklaart cliënt ambtshalve niet-ontvankelijk in zijn klachten. Dit betekent dat de commissie niet meer toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van deze klachten.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie verklaart cliënt niet-ontvankelijk in zijn klachten.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit de heer mr. H.A. van Gameren, voorzitter, mevrouw mr. dr. M.J. van Dam, de heer J. Donga, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. W. Hartong van Ark, secretaris, op 27 augustus 2021.