
Commissie: Advocatuur
Categorie: Factuur
Jaartal: 2022
Soort uitspraak: Arbitraal Vonnis
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
132587/133331
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De advocaat heeft de cliënt bijgestaan, waarbij de advocaat vier facturen heeft verstuurd. Twee facturen zijn onbetaald gelaten. De advocaat vordert de andere partij om de facturen te betalen, de wettelijke rente daarover, buitengerechtelijke incassokosten en de procedurekosten. De cliënt klaagt over de werkzaamheden door de advocaat en stelt dat hij niet aan zijn inspanningsverplichting heeft voldaan. De advocaat betwist dat hij een klacht van de cliënt heeft ontvangen. Niet is gebleken dat de cliënt heeft geprotesteerd tegen de facturen. De commissie wijst de vordering toe.
De uitspraak
Ondergetekenden:
de heer mr. N. Schaar te Bussum, mevrouw mr. J.H. van Woudenberg te Amsterdam, de heer mr. F.J. Schop te Nijkerk, die in het onderhavige geschil als arbiters optreden, hebben het volgende vonnis gewezen.
Bevoegdheid arbiters en plaats van arbitrage
De bevoegdheid van de arbiters berust op een overeenkomst tot arbitrage, zoals vervat in een door beide partijen ondertekende opdrachtbevestiging d.d. 10 juli 2020 waarbij partijen zich voor de beslechting van alle geschillen ontstaan naar aanleiding van de totstandkoming en/of uitvoering van de dienstverlening, inclusief alle declaratiegeschillen, onderwerpen aan arbitrage door de Geschillencommissie Advocatuur (hierna te noemen: de commissie). Aldus is voldaan aan de eis van artikel 1201 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering. Partijen zijn tevens overeengekomen dat alle geschillen – zoals hiervoor omschreven – zullen worden beslecht overeenkomstig het Reglement Geschillencommissie Advocatuur (hierna te noemen: het Reglement).
De bevoegdheid van ondergetekenden om het geschil tussen partijen als arbiters te beslechten is gezien het vorenstaande gegeven. Zij dienen gelet op het bepaalde in artikel 31 van het Reglement te beslissen als goede personen naar billijkheid, waarbij zij met inachtneming van de tussen partijen gesloten overeenkomst als maatstaf voor het handelen van de advocaat hanteren dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat.
Als plaats van arbitrage is Den Haag vastgesteld.
Standpunt van de advocaat
Voor het standpunt van verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De advocaat heeft de cliënt bijgestaan in het kader van een klacht tegen de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad) en een klacht tegen de werk- en handelwijze van Veilig Thuis IJsselland (hierna te noemen: Veilig Thuis).
Omdat de cliënt niet voor gefinancierde rechtshulp in aanmerking kwam, heeft de advocaat geen toevoegingsaanvraag voor de cliënt ingediend.
Bij e-mail van 14 juli 2020 is de opdracht aan de cliënt bevestigd en heeft de advocaat aangegeven dat op betalende basis zal worden opgetreden en een uurtarief zal worden gehanteerd van € 150,– exclusief 6% kantoorkosten en exclusief 21% btw. De advocaat heeft vier facturen in de periode van 27 juli 2020 tot en met 6 oktober 2020 aan de cliënt gestuurd. De cliënt heeft de eerste twee facturen betaald, maar de twee facturen van 6 oktober 2020 ad respectievelijk € 995,89 en € 1.544,20 onbetaald gelaten. De cliënt is herhaaldelijk verzocht c.q. gesommeerd om zijn betalingsverplichtingen na te komen.
Vervolgens heeft de advocaat de cliënt bij brief van 13 april 2021 de gelegenheid geboden binnen één maand de keuze te maken om het geschil voor te leggen aan de rechter, dan wel de Geschillencommissie. Nu de cliënt geen keuze heeft gemaakt, heeft de advocaat het geschil aan de Geschillencommissie voorgelegd.
De advocaat verzoekt de vordering toe te wijzen als volgt:
a. een bedrag van € 2.540,09, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 oktober 2021 tot aan de dag van algehele betaling;
b. de wettelijke rente gerekend tot 5 oktober 2021 ad € 49,52;
c. de buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 379,01;
d. de gerechtelijke kosten, waaronder de kosten verbonden aan de procedure ten overstaan van de commissie ad € 75,–;
e. legeskosten ad € 19,85.
Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Op 10 juli 2020 heeft de cliënt de klachten die hij had ingediend bij de Raad besproken met de advocaat. Volgens de cliënt kon de advocaat hem hierin goed bijstaan en schatte hij de kansen van de cliënt hoog in. Tijdens het eerste verweer tegen de Raad kwam er duidelijk naar voren dat de advocaat van mening was dat de cliënt op een belangrijk punt geen gelijk had. De cliënt voelde zich door de advocaat verraden, gebruikt en misleid.
Tijdens de hoorzitting op 21 september 2020 waarin de klacht tegen Veilig Thuis is behandeld, is de advocaat er volledig aan voorbijgegaan dat de klachtencommissie Jeugd en de beklaagde Veilig Thuis de hoorzitting zowel voor- als achteraf samen hebben voorbereid en besproken. Volgens de cliënt was de hoorzitting één grote poppenkast. Vanuit de advocaat kwam er geen enkele reactie. Daarnaast had de cliënt de indruk dat de advocaat zich vooraf niet had ingelezen. Dit vermoedde de cliënt omdat de advocaat voorafgaand aan de zitting de cliënt allerlei basisvragen stelde. Hierna was de cliënt enorm teleurgesteld in de advocaat. Volgens de cliënt heeft de advocaat zich niet gehouden aan zijn inspanningsverplichting. De cliënt zag geen toekomst meer in verdere samenwerking met de advocaat en is toen zonder de advocaat verdergegaan in zijn strijd tegen Veilig Thuis.
In zijn e-mail van 17 februari 2022 heeft de cliënt zijn hiervoor omschreven standpunt herhaald en daar het volgende aan toegevoegd.
De cliënt handhaaft zijn stelling dat hij op 6 oktober 2020 een klacht tegen de advocaat heeft ingediend. Op die datum heeft de cliënt de advocaat telefonisch meegedeeld dat er volgens hem uren in rekening waren gebracht die ook al in een eerdere factuur waren berekend. Volgens de advocaat diende de cliënt dit uit te zoeken en hem per e-mail aan te geven welke uren foutief in rekening waren gebracht. De cliënt heeft de advocaat daarop geantwoord dat het niet zijn maar juist de verantwoordelijkheid van de advocaat was om de juiste facturen aan te leveren. De advocaat had voorts moeten ingrijpen tijdens de hoorzitting van de klachtencommissie Jeugd van 21 september 2020, hetgeen hij niet heeft gedaan. De advocaat was niet echt bij de les en viel meerdere malen in herhaling en werd door de voorzitter hierover gecorrigeerd. De cliënt heeft de advocaat zelfs betrapt op momenten waarop de advocaat even wegdommelde. Volgens de cliënt is de advocaat duidelijk tekort geschoten in zijn uitvoering om hem naar behoren bij te staan. De advocaat heeft tijdens de hoorzitting van 21 september 2020 niet opgemerkt dat de processen niet op juiste wijze waren gevolgd en hij heeft zich niet gehouden aan zijn inspanningsverplichting als advocaat.
Behandeling van het geschil
Op 25 februari 2022 heeft te Den Haag de mondelinge behandeling ten overstaan van de arbiters plaatsgevonden, bijgestaan door mevrouw mr. M. Land-Smorenburg fungerend als plaatsvervangend secretaris.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen om ter zitting te verschijnen. Bij e-mail van 25 januari 2022 heeft de cliënt bericht dat het zijn voorkeur had om de mondelinge behandeling fysiek bij te wonen. Nadat het bureau van de commissie de e-mail van de advocaat van 17 januari 2022 – waarin deze heeft bevestigd digitaal aanwezig te willen zijn op de zitting – aan de cliënt had doorgestuurd, heeft de cliënt bij e-mail van 18 februari 2022 het bureau bericht niet op de zitting te verschijnen en de uitspraak van de commissie af te wachten.
Beoordeling van het geschil
Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de commissie het volgende.
De commissie beslist naar redelijkheid en billijkheid, waarbij zij als maatstaf voor het handelen van de advocaat hanteert dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat.
De cliënt is met de advocaat een overeenkomst tot dienstverlening aangegaan vastgelegd in de door de cliënt ondertekende verklaring van 10 juli 2020 met bijlagen. In de brief van 14 juli 2020 heeft de advocaat de cliënt bevestigd dat hij de cliënt gaarne zal bijstaan in het geschil met de Raad. Voorts heeft de advocaat de cliënt gewezen op de criteria van de gefinancierde rechtshulp en bevestigd dat de cliënt hem heeft gevraagd op betalende basis voor de behartiging van zijn belangen zorg te dragen en derhalve niet op pro deo basis. De advocaat heeft de cliënt gewezen op de financiële consequenties.
Uit de opdrachtbevestiging komt – als niet door de cliënt weersproken – naar voren dat de advocaat de cliënt heeft geïnformeerd over de voorwaarden van zijn dienstverlening en daarbij een exemplaar van de van toepassing zijnde algemene voorwaarden van het kantoor heeft gevoegd en expliciet heeft benoemd dat deze voorwaarden van toepassing zijn op de dienstverlening. Tevens heeft de advocaat daarin het honorarium en de kosten van het kantoor aangegeven.
De cliënt heeft op het vragenformulier ingevuld dat hij de klacht(en) reeds op 6 oktober 2020 aan de advocaat heeft kenbaar gemaakt en dit standpunt herhaald in zijn schrijven van 17 februari 2022.
De advocaat heeft deze stelling in zijn brief van 11 januari 2022 gemotiveerd betwist als ook ter zitting van 25 februari 2022 waarin hij heeft verklaard dat hij op 6 oktober 2020 noch schriftelijk noch telefonisch een klacht van de cliënt heeft ontvangen. Uit de stukken van het dossier blijkt dat de advocaat op 6 oktober 2020 de cliënt de betreffende twee facturen (ad tezamen € 2.540,–) heeft gestuurd en dat hij bij e-mail van 7 oktober 2020 de cliënt het verslag van de hoorzitting van 21 september 2020 heeft toegezonden met het verzoek om te reageren indien klager het met de inhoud daarvan niet eens is. De cliënt heeft in zijn e-mail van 17 februari 2022 erkend dat hij daarop niet naar de advocaat heeft gereageerd. Uit het dossier is ook niet gebleken dat de cliënt vóór de datum van het vragenformulier d.d. 28 december 2021 een klacht of klachten aan de advocaat heeft gemeld. Naar het oordeel van de commissie is de stelling dat de cliënt telefonisch op 6 oktober 2020 zijn klacht aan de advocaat heeft gemeld, tegenover de gemotiveerde betwisting door de advocaat, dan ook onvoldoende onderbouwd en ook anderszins niet gebleken.
Naar het oordeel van de commissie heeft de cliënt dan ook de openstaande facturen zonder protest ontvangen en behouden en ook niet gereageerd toen de advocaat hem verzocht tot betaling over te gaan en pas bij gelegenheid van deze procedure zijn klachten naar voren gebracht. Daarmee is de cliënt naar het oordeel van de commissie dan ook te laat en zal de klachten reeds op die grond ongegrond verklaren. Overigens heeft de advocaat de betreffende klachten gemotiveerd bestreden op grond waarvan de klachten ook onvoldoende zijn onderbouwd.
Ook in de overgelegde stukken treft de commissie geen gronden of aanwijzingen aan voor de door de cliënt geformuleerde en door de advocaat gemotiveerd weersproken verwijten. In weerwil van het door de cliënt gestelde kan in deze grond van hetgeen is ingebracht naar het oordeel van de commissie niet de conclusie worden getrokken dat de advocaat niet zou hebben voldaan aan zijn inspanningsverplichting en niet zou hebben gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat.
De thans nog openstaande facturen komen de commissie niet bovenmatig voor en zal de commissie dan ook toewijzen.
De commissie zal de cliënt dan ook veroordelen tot betaling aan de advocaat van de vordering ten bedrage van € 2.540,–.
De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf de vervaldatum van de declaraties tot de datum der algehele voldoening.
Van de overige door de advocaat gevorderde kosten komen naar het oordeel van de commissie de buitengerechtelijke incassokosten ad € 150,– als redelijk voor en voor toewijzing in aanmerking.
De commissie zal de cliënt als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de kosten van deze arbitrage, die worden vastgesteld op € 90,75 van het door de Stichting Geschillencommissies voor Consumentenzaken (SGC) vastgestelde bedrag aan honorarium en verschotten van de arbiters.
Gelet op de beslissing wordt de advocaat geacht de arbitragekosten bij wijze van voorschotbetaling mede namens de cliënt te hebben voldaan. De commissie bepaalt voorts dat het bedrag dat de advocaat ter zake de arbitragekosten heeft voldaan in zijn geheel komt te vervallen aan de commissie en veroordeelt de cliënt tot betaling van deze kosten.
Het meer of anders gevorderde zal worden afgewezen.
Beslissing
De arbiters, beslissende als goede personen naar billijkheid:
I. veroordelen [cliënt] om aan [advocaat] binnen één maand na de verzenddatum van dit vonnis te voldoen een bedrag van € 2.540,–, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldatum van de onderliggende declaraties tot aan het moment van algehele voldoening;
II. veroordelen [cliënt] aan [advocaat] te voldoen een bedrag van € 19,85 ter zake van legeskosten;
III. veroordelen [cliënt] aan [advocaat] te voldoen een bedrag van € 150,– ter zake van buitengerechtelijke incassokosten;
IV. veroordelen [cliënt] in de kosten van deze arbitrage, aan de zijde van [advocaat] vastgesteld op € 90,75 aan honorarium en verschotten van de arbiters;
V. wijzen het meer of anders verzochte af.
Dit arbitraal vonnis is gewezen te Den Haag op 29 maart 2022 en door de arbiters van de Geschillencommissie Advocatuur ondertekend.