Commissie: Advocatuur
Categorie: Factuur
Jaartal: 2022
Soort uitspraak: Arbitraal Vonnis
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
146216/146795
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Twee advocaten van het kantoor hebben werkzaamheden uitgevoerd voor verweerder. Een deel van de declaraties zijn onbetaald gelaten. De advocaten vorderen nu dat deel van de facturen. De cliënt geeft aan niet tevreden te zijn met de werkzaamheden van de advocaat. De advocaat zou niet voldoende zijn voorbereid en is belangrijke bewijsdocumenten kwijtgeraakt. De cliënt stelt schade te hebben geleden door de tekortkomingen van de advocaat. De cliënt vordert het reeds betaalde bedrag terug vermeerderd met een schadevergoeding. De commissie treft in de overgelegde stukken en in hetgeen bij de mondelinge behandeling naar voren is gebracht, geen gronden of aanwijzingen aan voor de door verweerder geformuleerde en door eiseres gemotiveerd weersproken verwijten. De verwijten van verweerder vinden geen steun in de stukken. In weerwil van het door verweerder gestelde kan in deze niet de conclusie worden getrokken dat de uitvoering van de opdracht en de kwaliteit van de dienstverlening onvoldoende zijn geweest. Tevens is er niet gebleken dat er overbodige werkzaamheden zijn verricht. De declaratie moet door verweerder worden betaald.
De uitspraak
Ondergetekenden:
de heer mr. J. van der Groen te Wassenaar, de heer mr. I.L. Haverkate te Abcoude en de heer mr. C.J.J. Havermans te Den Haag, die in het onderhavige geschil als arbiters optreden, hebben het volgende vonnis gewezen.
Bevoegdheid arbiters en plaats van arbitrage
De bevoegdheid van de arbiters berust op een overeenkomst tot arbitrage, zoals vervat in een door beide partijen ondertekend(e) opdrachtbevestiging/intakeformulier, waarbij partijen zich voor de beslechting van alle geschillen ontstaan naar aanleiding van de totstandkoming en/of uitvoering van de dienstverlening, inclusief alle declaratiegeschillen, onderwerpen aan arbitrage door de Geschillencommissie Advocatuur (hierna te noemen: de commissie). Aldus is voldaan aan de eis van artikel 1021 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering. Partijen zijn tevens overeengekomen dat alle geschillen – zoals hiervoor omschreven – zullen worden beslecht overeenkomstig het Reglement Geschillencommissie Advocatuur (hierna te noemen: het Reglement).
De bevoegdheid van ondergetekenden om het geschil tussen partijen als arbiters te beslechten is gezien het vorenstaande gegeven. Zij dienen gelet op het bepaalde in artikel 31 van het Reglement te beslissen als goede personen naar billijkheid, waarbij zij met inachtneming van de tussen partijen gesloten overeenkomst als maatstaf voor het handelen van de advocaat hanteren dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat.
Als plaats van arbitrage is Utrecht vastgesteld.
Standpunt van eiseres
Voor het standpunt van eiseres verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
In opdracht en voor rekening van verweerder hebben [advocaat x] en [advocaat y] (hierna te noemen: de advocaten) rechtsbijstand verleend.
Voor de verrichte werkzaamheden zijn aan verweerder meerdere declaraties verstuurd. Er is een betalingsregeling getroffen met verweerder en hij heeft aflossingen gedaan. Echter, ondanks verzonden aanmaningen, sommaties en ingebrekestellingen heeft verweerder de declaraties tot een totaalbedrag van € 8.701,97 onbetaald gelaten.
De advocaten hebben in opdracht van verweerder getracht diens belangen naar beste kunnen en weten te behartigen. Zij hebben voor verweerder onder meer twee kort gedingen en een bodemprocedure gevoerd. Dit is ook zeker niet zonder resultaat gebleven. Er is sprake van lijvige dossiers, waarin de nodige processtukken zijn gewisseld.
Eiseres betwist dat verweerder door toedoen van de advocaten schade heeft geleden. Verweerder heeft zelf zijn woning aan derden ter beschikking gesteld, hetgeen uiteindelijk in rechte is gekwalificeerd als een huurovereenkomst die verweerder had te eerbiedigen. Verweerder kan zijn problemen met gebruikers/huurders niet één op één projecteren op de advocaten of eiseres. Het zijn of blijven zijn eigen problemen.
Eiseres verzoekt de commissie te bepalen dat verweerder aan eiseres dient te voldoen het openstaande bedrag van € 8.701,97, te vermeerderen met de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten, alsmede verweerder te veroordelen in de kosten van deze arbitrage.
Standpunt van verweerder
Voor het standpunt van verweerder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De heer [advocaat x] (hierna te noemen: de advocaat) heeft verweerder in eerste instantie bijgestaan. Verweerder is niet tevreden over de door hem verrichte werkzaamheden. Het is meteen op de eerste zitting al misgegaan. De advocaat had zich heel slecht voorbereid en belangrijke bewijsdocumenten, die door verweerder waren aangeleverd, kwijtgemaakt.
Verweerder vindt dat hij respectloos is behandeld. De kosten die eiseres voor de – slecht – uitgevoerde werkzaamheden in rekening heeft gebracht, acht hij onredelijk hoog.
Door de tekortkomingen van de advocaat heeft hij bovendien enorme schade geleden. Zijn toestand is alleen maar verslechterd. Hij is zijn woning kwijt en de huurders hebben daaraan schade toegebracht.
Verweerder verzoekt de commissie te bepalen dat eiseres het door hem betaalde bedrag moet terugbetalen. Voorts verzoekt hij de commissie hem een schadevergoeding van € 10.000,– toe te kennen. Tot slot verlangt hij excuses van eiseres.
Behandeling van het geschil
De commissie, bijgestaan door mevrouw mr. drs. I.M. van Trier fungerend als plaatsvervangend secretaris, heeft de behandeling van het geschil op basis van de stukken – zonder mondelinge behandeling – afgedaan.
Beoordeling van het geschil
Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de commissie het volgende.
De commissie beslist naar redelijkheid en billijkheid, waarbij zij als maatstaf voor het handelen van de advocaten hanteert dat deze hebben gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat.
De commissie treft in de overgelegde stukken en in hetgeen bij de mondelinge behandeling naar voren is gebracht, geen gronden of aanwijzingen aan voor de door verweerder geformuleerde en door eiseres gemotiveerd weersproken verwijten. De verwijten van verweerder vinden geen steun in de stukken. In weerwil van het door verweerder gestelde kan in deze niet de conclusie worden getrokken dat de uitvoering van de opdracht en de kwaliteit van de dienstverlening onvoldoende zijn geweest.
De commissie merkt in dit verband op dat bij de uitvoering van de opdracht door de advocaten sprake is van een inspanningsverbintenis en niet van een resultaatsverbintenis. De prestatie bestond niet in het behalen van een bepaald resultaat maar bestond daarin dat de advocaten zich daarvoor dienden in te spannen. Met hun werkwijzen zijn zij volgens de commissie hun inspanningsverplichtingen correct nagekomen.
Dat de rechter in het eerste kort geding heeft geoordeeld dat sprake was van een huurovereenkomst met betrekking tot de woning van verweerder, kan de advocaat niet worden verweten.
Aan de orde zijn dan de declaraties van eiseres. Weliswaar is aan verweerder een substantieel bedrag in rekening gebracht, maar de commissie stelt vast dat er veel werkzaamheden zijn verricht, die in relatie tot de wederpartij van verweerder nodig zijn geweest; van overbodige werkzaamheden is de commissie niet gebleken. De commissie constateert verder dat in de opdrachtbevestiging de financiële consequenties van de dienstverlening duidelijk zijn vastgelegd en dat eiseres de door de advocaten verrichte werkzaamheden heeft gedeclareerd tegen het afgesproken tarief.
Verweerder heeft de declaraties bovendien niet inhoudelijk betwist; hij heeft geen concrete bezwaren geuit tegen de gedeclareerde werkzaamheden. De commissie zelf heeft ook geen tekortkomingen in het declaratiegedrag van de advocaat kunnen vinden. De commissie acht het gedeclareerde bedrag niet bovenmatig gelet op de aard en omvang van de verrichte werkzaamheden.
De commissie neemt daarbij in aanmerking dat ook de houding van de wederpartij heeft geleid tot een aanzienlijke tijdsbesteding door de advocaten.
Het geheel overziende komt de commissie tot de conclusie dat niet is komen vast te staan dat de advocaten in deze niet hebben gehandeld zoals van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat mag worden verwacht. De commissie zal dan ook bepalen dat verweerder het openstaande bedrag van € 8.701,97, vermeerderd met de wettelijke rente, aan eiseres dient te voldoen.
De buitengerechtelijke kosten worden door de commissie, gelet op de door eiseres gestelde incassoverrichtingen, naar redelijkheid en billijkheid bepaald op € 150,–.
De commissie zal voorts verweerder als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de kosten van deze arbitrage, die worden vastgesteld op € 181,50 van het door de Stichting Geschillencommissie voor Beroep en Bedrijf (SGB) vastgestelde bedrag aan honorarium en verschotten van de arbiters. Gelet op de beslissing wordt eiseres geacht de arbitragekosten bij wijze van voorschotbetaling mede namens verweerder te hebben voldaan. De commissie bepaalt voorts dat het bedrag dat eiseres ter zake de arbitragekosten heeft voldaan in zijn geheel komt te vervallen aan de commissie en veroordeelt verweerder tot betaling van deze kosten.
Gelet op het hiervoor overwogene zal de door verweerder verzochte schadevergoeding worden afgewezen, nog daargelaten dat van schade door toedoen van de advocaten niet is gebleken. Zoals eiseres terecht stelt, zijn de problemen met de huurders/gebruikers van de woning van verweerder niet aan de advocaten te wijten.
Hetgeen partijen ieder voor zich overigens verder nog naar voren hebben gebracht, behoeft geen verdere bespreking, nu dat niet tot een ander oordeel kan leiden.
Derhalve wordt beslist als volgt.
Beslissing
De commissie:
• veroordeelt verweerder om aan eiseres te voldoen een bedrag van € 8.701,97, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldata van de onderliggende declaraties tot aan de dag der algehele voldoening;
• veroordeelt verweerder om aan eiseres te voldoen een bedrag van € 150,– ter zake van buitengerechtelijke kosten;
• bepaalt dat het bedrag dat eiseres ter zake de arbitragekosten heeft voldaan in zijn geheel komt te vervallen aan de commissie en veroordeelt verweerder in de kosten van deze arbitrage, aan de zijde van eiseres vastgesteld op € 181,50 aan honorarium en verschotten van de arbiters;
• wijst het meer of anders verzochte af.
Dit arbitraal vonnis is gewezen te Utrecht op 29 juli 2022 en door de arbiters van de Geschillencommissie Advocatuur ondertekend.