Commissie: Advocatuur
Categorie: Ontvankelijkheid
Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: niet-ontvankelijk
Referentiecode:
185739/187414
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De advocaat stond de cliënt op basis van een ‘totaalpakket’ bij in een echtscheidingsprocedure. De cliënt heeft zijn klacht niet binnen drie maanden na het moment waarop hij kennis nam of redelijkerwijs had kunnen nemen van het handelen of nalaten dat tot de klacht aanleiding heeft gegeven overeenkomstig de kantoorklachtenregeling bij de advocaat ingediend. Daarom verklaart de commissie de cliënt, op eerste verzoek van de advocaat, niet-ontvankelijk.
De uitspraak
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Advocatuur (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 30 januari 2023 te Den Haag.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen om 14:45 uur. De advocaat is ter zitting verschenen. De cliënt is niet verschenen. Omdat de cliënt had aangegeven in verband met een andere afspraak wellicht niet tijdig digitaal aan de hoorzitting te kunnen deelnemen, maar daarvoor wel zijn uiterste best te zullen doen, heeft de commissie gewacht met de aanvang van de hoorzitting tot 15:00 uur. Bij sluiting van de zitting om tien voor half 4 had de cliënt zich nog niet gemeld.
Onderwerp van het geschil
De cliënt heeft de klacht voorgelegd aan de advocaat.
Het geschil betreft de kwaliteit van dienstverlening van de advocaat.
Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De cliënt en zijn ex-partner hebben voor hun echtscheiding via een scheidingsmakelaar een totaalpakket afgesloten, waarbij de advocaat betrokken was als advocaat. Tot groot verdriet van de cliënt heeft de advocaat echter niet gehandeld zoals van een bekwaam advocaat mag worden verwacht en daarvan heeft de cliënt de consequenties moeten dragen. Het vertrouwen van de cliënt in de rechtspraak is kwijt.
De echtscheidingsdocumenten zijn ter controle naar de advocaat gegaan en hierdoor had de cliënt er alle vertrouwen in dat dit dan volgens wettelijke maatstaven naar de rechtbank zou gaan uiteindelijk.
In een e-mail is er onder andere gecommuniceerd dat ervan uit wordt gegaan dat de cliënt op de hoogte was van zijn rechten en dat berekeningen voor alimentatie zijn gemaakt. Een eventuele second opinion was mogelijk, maar dat kostte dan wel nog geld, terwijl de cliënt een totaalpakket had afgesloten. Op dit punt had de advocaat de cliënt toch op de hoogte moeten brengen van feiten als het laten doen van een officiële berekening volgens trema-normen en dergelijken. Met zijn expertise en specialisme in dit soort zaken heeft de advocaat wel degelijk waargenomen dat een dergelijke berekening niet was gebeurd in dit geval. In een totaalpakket horen überhaupt geen extra bedragen voor zulke belangrijke onderdelen. De cliënt stelt dat dat facturatie ook niet op integere wijze is gebeurd. Hij voelt zich, nog steeds, erg onprettig over de situatie.
Er is over de klacht contact geweest met de advocaat, maar ook dit heeft de cliënt als onprofessioneel ervaren. Er werd heel vaak niet of heel laat pas gereageerd op e-mails en kortaf of onvolledig gecommuniceerd. Er is uiteindelijk nog een persoonlijk gesprek geweest op het kantoor, maar ook hier geen excuses/oplossingen.
Ten tijde van de scheiding was de cliënt nog niet op de hoogte van wat hij nu (meer) weet. Er bleek dat de cliënt de alimentatielasten op deze manier helemaal niet kon dragen en hierdoor is hij in vervelende (financiële) situaties terechtgekomen. Uiteindelijk is er een nieuwe, juiste berekening gedaan en is er het een en ander veranderd. Dit heeft de cliënt doen inzien dat er onrechtmatige dingen zijn gebeurd ten tijde van de scheidingsprocedure. Het ongeloof van de cliënt dat dergelijke zaken kunnen gebeuren en de hoop er met de advocaat samen uit te komen hielden de cliënt ook tegen in het doen van de klacht. Maar omdat de cliënt meent dat dit nooit meer mag gebeuren, laat hij nu alsnog van zich horen. De cliënt stelt dat hij het eerder gewoon niet wist. Hij hoopt ten zeerste dat het nooit weer gebeurt met iemand anders.
De cliënt heeft financiële en emotionele schade opgelopen en hij wenst hier nu een schadevergoeding voor. In twee jaar heeft de cliënt zo’n € 7.700,– teveel aan kinder- en partneralimentatie betaald. Voor de immateriële schade verwacht de cliënt een schadevergoeding van minimaal € 3.500,–.
Standpunt van de advocaat
Voor het standpunt van de advocaat verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Allereerst stelt de advocaat dat de cliënt niet-ontvankelijk is in zijn klacht. Dit dossier is eind 2015 afgesloten. De cliënt heeft in 2018 kennisgenomen van een mede in zijn opdracht uitgevoerde en toegelichte herberekening kinder- en partneralimentatie. Hij heeft geen gebruik gemaakt van de interne klachtenprocedure en in augustus 2022 naar aanleiding van genoemde herberekening zijn klacht ingediend bij de commissie.
Indien geoordeeld wordt dat de klacht niet is verjaard en de cliënt in zijn klacht ontvankelijk is dan stelt de advocaat dat de klacht afgewezen dient te worden. De door de cliënt gehanteerde stellingen zijn onduidelijk en ongefundeerd en worden daarom betwist. Niet duidelijk is wat nu precies het verwijt is.
De correspondentie die bij de klacht is gevoegd is ook niet volledig. De cliënt wekt telkens de suggestie alsof hij benadeeld is door de advocaat. Echter, de advocaat heeft de cliënt bij de intakebrief al gemeld welke alimentatiebedragen de cliënt met zijn toenmalige echtgenote afgesproken had te zullen gaan voldoen en ook heeft de advocaat zich voor een beperkt bedrag bereid verklaard om een herberekening te maken. De cliënt heeft daar destijds bewust geen gebruik van willen maken en heeft later erkend dat hij zich ook realiseerde dat dit aanbod er lag. De cliënt maakt het er nu van dat hij ervan uitging dat een en ander in een totaalpakket zou zitten. Echter, uit het vaststaande feit dat de advocaat voor een beperkt bedrag een herberekening heeft aangeboden blijkt duidelijk dat dat dus niet in een totaalbedrag zou zitten en mocht daar een misverstand over bestaan had de cliënt daarvan dan gelijk melding kunnen maken. Dat had op de weg van de cliënt gelegen in 2015 in plaats van er in 2022 op terugkomen.
De cliënt maakt telkens melding van een herberekening waardoor er twee jaar te veel aan alimentatie zou zijn betaald. De onderliggende stukken toont de cliënt niet, zodat bij gebrek aan wetenschap deze stelling wordt betwist.
De door de cliënt gevorderde bedragen zijn niet onderbouwd met bewijs. Daarnaast wordt betwist dat de gestelde immateriële schade en materiele schade aan het handelen of nalaten van de advocaat te wijten is. De stelling van de cliënt dat er niet of nauwelijks door de advocaat is geantwoord op zijn e-mails wordt eveneens betwist. De cliënt heeft telkens antwoord gekregen zoals het behoort. De cliënt heeft daarentegen zijn vragen niet altijd goed of duidelijk gesteld zodat er vaak tegenvragen nodig waren om duidelijkheid te krijgen.
De advocaat verzoekt de klacht op grond van het vorenstaande niet-ontvankelijk te verklaren dan wel af te wijzen.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De advocaat stelt allereerst dat de cliënt zijn klacht te laat heeft ingediend en bij de advocaat eerder had moeten klagen. Gelet op de toelichting daarop tijdens de mondelinge behandeling is de commissie van oordeel dat dit verweer in redelijkheid is op te vatten als een beroep op de niet-ontvankelijkheid op de voet van artikel 7 van het Reglement Geschillencommissie Advocatuur.
In artikel 7 van dit reglement is ten aanzien van de tijdigheid van ingediende klachten bepaald dat een cliënt in zijn klacht niet-ontvankelijk is:
a. indien hij zijn klacht niet eerst overeenkomstig de kantoorklachtenregeling bij de advocaat heeft ingediend binnen drie maanden na het moment waarop de cliënt kennisnam of redelijkerwijs had kunnen nemen van het handelen of nalaten dat tot de klacht aanleiding heeft gegeven;
b. indien na indiening van de klacht als bedoeld onder a nog geen vier weken zijn verstreken of indien voor de klacht binnen deze termijn tussen de advocaat en de cliënt een regeling is overeengekomen die door de advocaat aan de cliënt schriftelijk is bevestigd;
c. indien na schriftelijke afhandeling van de klacht als bedoeld onder a meer dan twaalf maanden zijn verstreken.
In het tweede lid van dit artikel is voorts bepaald dat in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, aanhef en onder a, de commissie kan besluiten het geschil toch in behandeling te nemen, indien de cliënt ter zake van de niet-naleving van de voorwaarden naar het oordeel van de commissie redelijkerwijs geen verwijt treft.
Als niet dan wel onvoldoende weersproken stelt de commissie vast dat de advocaat de cliënt heeft bijgestaan in een echtscheidingsprocedure via een scheidingsmakelaar. Medio oktober 2015 is de echtscheidingsprocedure afgerond. Naar aanleiding van een opdracht aan een derde is door deze derde de herberekening kinder- en partneralimentatie op 25 januari 2018 toegelicht aan de cliënt en zijn ex-partner en zijn zij er daarna op deze dag mee akkoord gegaan. Op dat moment had de cliënt dus kennis van het vermeende handelen of nalaten dat tot de klacht aanleiding heeft gegeven. Naar aanleiding daarvan heeft de cliënt zich echter pas eind 2021 tot de advocaat gewend, waarbij hij heeft aangegeven vanwege nieuwe inzichten grote vraagtekens te zetten bij de gevolgde procedure. Van de interne klachtenregeling heeft hij, ondanks daartoe te zijn uitgenodigd, geen gebruik gemaakt en vervolgens pas in augustus 2022 zijn klacht ingediend bij de commissie.
De commissie is van oordeel dat de cliënt gelet op het gestelde in artikel 7 lid 1 onder a van het reglement niet-ontvankelijk is in zijn klacht.
De cliënt heeft zijn klacht niet binnen drie maanden na het moment waarop hij kennis nam of redelijkerwijs had kunnen nemen van het handelen of nalaten dat tot de klacht aanleiding heeft gegeven overeenkomstig de kantoorklachtenregeling bij de advocaat ingediend. Dat de client ter zake van de niet-naleving van deze termijn redelijkerwijs geen verwijt treft is niet gebleken.
Op grond van het voorgaande is de cliënt niet-ontvankelijk in de klacht.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De cliënt wordt in de klacht niet-ontvankelijk verklaard.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Advocatuur, bestaande uit de heer mr. N. Schaar, voorzitter, de heer mr. T.B.M. Kersten, de heer H.W. Zuur, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. M. Gardenier, secretaris, op 30 januari 2023.