Cliënt is niet overtuigend in zijn klachten tegenover advocaat

De Geschillencommissie




Commissie: Advocatuur    Categorie: Betaling / Kwaliteit dienstverlening    Jaartal: 2020
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 3982/8213

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De cliënt heeft de advocaat benaderd voor juridische bijstand in een echtscheidingsprocedure, maar is niet tevreden over de dienstverlening. De behandeling van de zaak en de prijs-kwaliteitsverhouding was niet wat de cliënt ervan verwacht had. De advocaat is tekortgeschoten in de communicatie, advisering, belangenbehartiging en de regie. Ook is er volgens de cliënt een beroepsfout gemaakt. De advocaat kan zich niet vinden in de klachten van de cliënt en weerspreekt deze uitgebreid. Zij betwist dat zij tekort is geschoten op inhoudelijk vlak. De commissie oordeelt dat de cliënt zijn klachten niet voldoende heeft onderbouwd. De klachten die wel concreet zijn, over de duur van de procedure en kosten, worden weersproken door de advocaat. Daarbij valt op dat de cliënt zijn klachten in deze procedure heeft uitgebreid ten opzichte van klachten die bij de advocaat zijn ingediend. Dit vermindert de overtuigingskracht van de klachten en argumenten van de cliënt. De klacht is ongegrond.

Volledige uitspraak

Onderwerp van het geschil
De cliënt heeft de advocaat benaderd voor juridische bijstand in een echtscheidingsprocedure. Niet alleen de boedel moest verdeeld worden, maar ook diende de alimentatie berekend te worden en er diende een ouderschapsplan opgesteld te worden. Er heeft een intakegesprek plaatsgehad, waarna de dienstverlening van de advocaat half januari 2018 van start is gegaan. In maart 2019 is de cliënt vanwege onvrede over de advocaat overgestapt naar een andere advocaat. De totaal door de cliënt aan de advocaat betaalde kosten bedragen om en na nabij € 9.000,–. Met bijstand van de overnemende advocaat is op 29 oktober 2019 de echtscheiding uitgesproken.

Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De cliënt is ontevreden over de dienstverlening van de advocaat. In de kern komt zijn klacht erop neer dat de behandeling van zijn zaak en de prijs-kwaliteitverhouding van de geleverde dienst niet was wat ervan verwacht mocht worden. Overeenkomstig de verwachting die de cliënt had van de dienstverlening van de advocaat, is de advocaat tekortgeschoten op de volgende punten:

Belangenbehartiging: er was geen sprake van onvoorwaardelijk belangenbehartiging. De advocaat maakte opmerkingen waaruit bleek dat zij zich meer kon vinden in de positie van de wederpartij.

Communicatie: de advocaat communiceerde niet helder en tijdig. Terugkoppeling of acties lieten soms weken op zich wachten. Herhaaldelijk werd er niet gereageerd op terugbelverzoeken via het secretariaat. Ook op contactverzoeken via de e-mail en WhatsApp werd niet of sporadisch gereageerd.
Advisering: sommige stukken werden zonder begeleidend schrijven aan de cliënt doorgestuurd. Als er een begeleidend schrijven bij zat, dan was de inhoud minimaal. Zo heeft de advocaat niet aangegeven welke vragen en welke stukken zij nodig heeft, waardoor de cliënt een omvangrijke hoeveelheid stukken heeft toegezonden, omdat hij niet wist wat ter zake relevant was. Verwacht mag worden dat de advocaat aangeeft welke mogelijkheden er zijn en wat daarvan de gevolgen zijn. Evenmin deed de advocaat aan verwachtingsmanagement. De cliënt heeft meerdere keren gevraagd hoe een echtscheidingsprocedure verloopt en hoeveel tijd dat in beslag neemt. Daarop antwoordde de advocaat dat een dergelijke procedure wel maanden kan duren en de kosten ongeveer € 2.000,– tot € 3.000,– zullen bedragen. Die prognose bleek niet reëel. De advocaat had hem tussentijds moeten waarschuwen op het moment dat de duur en de kosten de verwachting dreigden te overstijgen.

Regie: de advocaat nam nauwelijks regie. In het bijzonder ontbrak de regie met betrekking tot het mediationtraject. Dat traject had zij in oktober/november 2019 (bedoeld zal worden 2018) moeten beëindigen. Op dat moment was duidelijk dat de standpunten van de echtelieden zodanig uit elkaar lagen dat minnelijke overeenstemming niet bereikt zou worden. Door niet in te grijpen heeft dit traject onnodig veel tijd in beslag genomen.

Beroepsfout: tot slot stelt de cliënt dat de advocaat een beroepsfout heeft gemaakt. Bij het opmaken van de boedelbeschrijving voor het verzoekschrift tot echtscheiding zijn er bestanddelen van de gemeenschap van goederen niet (goed) vermeld in het verzoekschrift. Zo zijn onder meer de creditcard schuld, de roodstand en belastingaanslag over 2017 niet vermeld en is geen ouderschapsplan opgenomen. Als gevolg van het niet meenemen van deze posten heeft hij schade geleden bij de verdeling.

Vordering van de cliënt
De cliënt stelt schade te hebben geleden als gevolg van het nalaten van de advocaat. Ten eerste vordert hij € 2.831,44 aan opstartkosten voor zijn nieuwe advocaat.
Daarnaast vordert hij € 6.682,04 zijnde niet verrekend aandeel wederpartij. Dat betreft 50% van de totale kosten die niet in de boedelbeschrijving in het verzoekschrift zijn opgenomen. Met andere woorden: als de advocaat die posten wel had opgenomen, dan was de wederpartij veroordeeld tot betaling van de helft.

Standpunt van de advocaat
Voor het standpunt van de advocaat verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Belangenbehartiging: de advocaat betwist dat zij ook maar de schijn heeft gewekt dat zij niet onvoorwaardelijk het belang van de cliënt zou behartigen. Hij was haar opdrachtgever dus zijn belang had zij voor ogen bij de behandeling van het dossier. Wel heeft zij eenmaal aangegeven dat de wederpartij meer zou kunnen verzoeken dan zij deed. Maar die opmerking was slechts ter onderbouwing van haar advies aan de cliënt dat het voorstel van de wederpartij redelijk was en daarom het overwegen waard.

Communicatie: deze klacht wordt door de advocaat weersproken. Er is juist heel veel contact geweest zoals blijkt uit de hoogte van de door haar aan de cliënt in rekening gebrachte bedragen en bijbehorende specificaties. Wel is het juist dat een reactie in tijden van drukte soms wat langer op zich liet wachten, maar dat kan nog niet leiden tot de conclusie dat sprake was van slechte bereikbaarheid, laat staan van een tekortkoming in de dienstverlening.

Advisering: de advocaat erkent dat er wel eens stukken van de wederpartij zonder begeleidend schrijven zijn doorgestuurd. Dat was echter geen standaard. Andere stukken werden toegezonden met begeleidend schrijven met daarin vragen of opmerkingen.

Regie: betwist wordt dat geen regie zou zijn gevoerd. Alle mogelijke opties en de gevolgen daarvan zijn steeds aan de cliënt voorgehouden. Het was de cliënt die de keuze maakte. Als die keuze ongunstig uitpakt, kan dat niet aan de advocaat verweten worden. Meer in het bijzonder heeft de cliënt er zelf voor gekozen het mediationtraject in te gaan. Zowel voor als tijdens de mediation is de cliënt geadviseerd over zijn positie en de mogelijkheden. Zeker toen partijen nagenoeg tot overeenstemming waren gekomen maar de wederpartij op het laatste moment haar voorstel wijzigde. Hem is toen voorgehouden dat hij het voorstel kan accepteren, een tegenvoorstel kan doen of het voorstel kan afwijzen en de zaak kan uit procederen. Als de cliënt het traject te lang vond duren, had hij het traject te allen tijde kunnen beëindigen. Dat hij dat niet gedaan heeft, kan niet aan de advocaat verweten worden.

Beroepsfout: de advocaat betwist dat zij tekort is geschoten op inhoudelijk vlak. Voor zover de cliënt klaagt over het feit dat in het verzoekschrift tot echtscheiding geen zorg- en omgangsregeling is opgenomen, dan is dat juist. Het levert echter geen nalaten van de advocaat op, omdat ten tijde van het opstellen en indienen van het verzoekschrift sprake was van een vertrek van de cliënt uit Nederland. Een zorg- en omgangsregeling was niet mogelijk. Dit was ook zo met hem besproken.
Voor wat betreft de boedelbeschrijving wordt die te allen tijde gemaakt op basis van een checklist die door de cliënt wordt ingevuld. Daarop dienen alle vermogensbestanddelen te worden vermeld. Vult de cliënt niet alle relevante gegevens in, dan kan dat de advocaat niet worden verweten. De cliënt heeft zich daar bovendien in een wel heel laat stadium over beklaagd, namelijk pas in juni 2019, terwijl van hem verwacht kon worden dat hij dat veel eerder deed. Had hij dat gedaan, dan waren zij nog in de gelegenheid om de gegevens aan te vullen.

Als er al sprake zou zijn van een tekortkoming van haar zijde, dan betwist de advocaat dat de cliënt schade heeft geleden waardoor van een verplichting tot schadevergoeding geen sprake kan zijn.

Beoordeling van het geschil
De Commissie beslist naar redelijkheid en billijkheid met inachtneming van de tussen partijen gesloten overeenkomst, waarbij zij als maatstaf voor het handelen van de advocaat hanteert dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat.

De commissie onderkent dat de advocaat niet in de gelegenheid is gesteld te reageren op de laatste reactie van de cliënt (repliek). De commissie ziet echter – gelet op wat hierna wordt overwogen en beslist – geen noodzaak om haar alsnog daartoe in de gelegenheid te stellen. Omwille van een vlotte behandeling van het geschil zal direct tot dit advies wordt overgegaan.

Om te komen tot het oordeel dat de advocaat niet gehandeld heeft zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelend advocaat, zal op z’n minst aannemelijk moeten worden dat de advocaat fouten heeft gemaakt als gevolg waarvan de cliënt op enigerlei wijze is benadeeld. Op een advocaat rust een inspanningsverplichting. Binnen dat kader moet beoordeeld worden of de advocaat tekort is geschoten. Dat betekent dat niet een bepaald resultaat behaald dient te worden, maar dat de advocaat zich voldoende dient in te spannen om de belangen van de cliënt te behartigen. Om tot een gegrondverklaring van de klacht te komen, dient aldus vast te staan dat de advocaat zich onvoldoende heeft ingespannen.

De commissie is van oordeel dat de cliënt ook na kennisneming van het verweer van de advocaat zijn bezwaren te weinig concreet heeft geformuleerd. Hij blijft te veel in algemeenheden steken. De klacht dat de advocaat niet (tijdig) reageert, illustreert de cliënt aan de hand van slechts één voorbeeld. Dat voorbeeld is, indien al juist, onvoldoende om tot een gegrondverklaring van de klacht te kunnen komen. Daar waar de cliënt zijn bezwaren wel concreet maakt – bijvoorbeeld toezegging over de duur van de procedure en de kosten – worden deze weersproken door de advocaat en heeft de cliënt zijn stellingen niet aannemelijk weten te maken. Dit geldt ook voor de klachten ten aanzien van vermeende beroepsfouten. De advocaat voert terecht aan dat de opstelling van de wederpartij mede van invloed is op de voortgang. Het mediationtraject heeft helaas niet tot een oplossing geleid, maar dat kan de advocaat niet worden verweten. Dat na de overstap naar de opvolgend advocaat kennelijk meer voortgang is geboekt, betekent nog niet dat de advocaat niet heeft gehandeld zoals van een vakkundig advocaat mag worden verwacht.

Daarbij valt op dat de cliënt zijn klachten in deze procedure heeft uitgebreid ten opzichte van de klachten die hij op 3 april 2019 aan het kantoor van de advocaat kenbaar heeft gemaakt. Dat doet af aan de overtuigingskracht van de klachten en argumenten van de cliënt. Evenmin is gebleken dat de cliënt eerder klachten over de handelwijze van de advocaat heeft geuit, anders dan dat hij in een moeilijke (financiële) situatie verkeerde. In ieder geval is niet gebleken dat de advocaat eerder in de gelegenheid is gesteld op de klachten te reageren en deze weg te nemen.

In zoverre is de klacht van de cliënt ongegrond.

De commissie constateert dat de cliënt de laatste declaratie van € 475,– niet heeft betaald. In beginsel had de cliënt dit bedrag conform het Reglement Advocatuur bij de commissie in depot moeten storen. Dat heeft hij niet gedaan. De ongegrondverklaring van de klacht brengt in beginsel met zich dat de cliënt ook deze laatste declaratie nog zal moeten voldoen aan de advocaat. De commissie heeft echter vastgesteld dat de advocaat in haar brief van 25 juni 2019 onvoorwaardelijk stelt zij bereid is af te zien van de betaling van de laatste declaratie van € 475,–. In het verweerschrift is zij daar niet op terug gekomen, zodat de commissie het er op houdt dat de advocaat af ziet van haar vordering van € 475,– en de cliënt dat bedrag dan ook niet meer hoeft te betalen.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
– verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Advocatuur, bestaande uit de heer mr. A.G.M. Zander, voorzitter, mevrouw mr. A.M. Hilhorst, de heer H.W. Zuur, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. T. Lap, secretaris, op 5 mei 2020.