Commissie: Zelfstandige Klinieken
Categorie: (On)zorgvuldigheid
Jaartal: 2019
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
118762
De uitspraak:
In het geschil tussen
[Cliënte], wonende te [plaats] en Equipe Zorgbedrijven Nederland B.V., gevestigd te Eindhoven
(verder te noemen: de zorginstelling).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie
Zelfstandige Klinieken (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
Het geschil is ter zitting behandeld op 11 januari 2019 te Breda.
De cliënte is ter zitting verschenen.
Namens de zorginstelling zijn verschenen [naam], manager Kwaliteit en Veiligheid, en [naam], senior juridisch adviseur bij VvAA Juridisch Advies en Rechtsbijstand te Utrecht (gemachtigde).
Onderwerp van het geschil
De cliënte beklaagt zich over de informatieverstrekking voorafgaand aan een borst corrigerende operatie, alsmede over de wijze waarop een tepelhofverkleining is uitgevoerd.
Standpunt van de cliënte
Voor het standpunt van de cliënte verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. De door de cliënte overgelegde stukken dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd. Tijdens de zitting heeft de cliënte aangegeven inmiddels met het resultaat van de (herstel)operaties tevreden te zijn dan wel te hebben geaccepteerd, zodat de klachtonderdelen die hierop betrekking hebben, onbesproken kunnen blijven. In de kern komt het standpunt van de cliënte thans nog op het volgende neer.
Op 27 november 2013 is de cliënte op consult geweest bij Velthuis Kliniek te Eindhoven, onderdeel van de zorginstelling, in verband met een borstvergroting. Zij wilde een natuurlijke borstvergroting. De arts gaf aan dat hij de asymmetrie van de borstkas van de cliënte kon verminderen door links een hogere prothese te plaatsen dan rechts. Pas veel later heeft de cliënte zelf ontdekt dat er verschillende soorten protheses zijn waaruit een keuze gemaakt kan worden. De cliënte is van mening dat de verschillende mogelijkheden ten onrechte niet met haar zijn besproken.
De cliënte is na het consult tweemaal bij de zorginstelling geweest om de protheses te passen en het volume te bepalen. Na drie maanden en na een jaar heeft een controle plaatsgevonden. De cliënte gaf aan dat zij ongelijkheid zag en pijn in de linkerborst had. Tijdens de derde controle die een halfjaar later plaatsvond, gaf de cliënte wederom aan dat de rechterborst boller is en dat de linkerborst pijnlijk blijft. De cliënte ging voor een second opinion naar een andere arts bij dezelfde kliniek. Deze arts adviseerde geen ingrepen meer te doen, maar op aandringen van de cliënte heeft hij op 8 november 2016 een hersteloperatie aan de linkerborst uitgevoerd, omdat deze borst te ver naar buiten was geplaatst en de cliënte aan deze zijde pijnklachten bleef houden. De cliënte heeft ervoor gekozen om niet tevens de rechterborst te laten corrigeren. Tijdens de hersteloperatie van de linkerborst is de tepelhof van de linkerborst verkleind. Bij de controle gaf de cliënte aan het niet mooi te vinden dat het restant van de tepelhof buiten het litteken valt. Later is haar gebleken dat de tepelhof niet rond, maar ovaal was. Een hersteloperatie was nodig om het resultaat te verfraaien. De cliënte klaagt over het niet meteen goed uitvoeren van de tepelhofcorrectie.
De cliënte verzoekt om toekenning van een schadevergoeding van € 2.750,– ten laste van de zorginstelling voor de door haar geleden schade, bestaande uit reiskosten en opgenomen vrije uren voor de afspraken en vrije dagen voor de hersteloperatie en herstelperiode. Het bedrag is niet nader gespecificeerd, maar door de cliënte naar redelijkheid vastgesteld op de helft van het totale factuurbedrag van € 5.500,–.
Ter zitting heeft de cliënte de klacht nader toegelicht. Hierbij heeft zij aangegeven dat zij voor haar gevoel telkens tegen een muur aanliep en heeft moeten praten als brugman om haar gelijk te krijgen. Voorts heeft zij aangegeven dat zij inmiddels een tepelhofcorrectie in een andere kliniek heeft laten uitvoeren en dat zij thans tevreden is met het resultaat.
Standpunt van de zorginstelling
Voor het standpunt van de zorginstelling verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt van de zorginstelling op het volgende neer.
De cliënte kwam op consult omdat zij een borstvergroting wilde en meer symmetrie wilde bereiken. De arts heeft de cliënte na een lichamelijk onderzoek uitgebreid uitgelegd wat hij wilde gaan doen en wat hij haar aanraadde om de asymmetrie van de thorax te compenseren. In overleg met de cliënte is besloten welke protheses geplaatst zouden worden. Tevens heeft de arts de risico’s, de nazorg, het te verwachten resultaat en mogelijke complicaties met de cliënte besproken. Er vond een pasafspraak plaats en op verzoek van de cliënte een tweede pasafspraak, waarna de cliënte haar definitieve protheses heeft gekozen. De zorginstelling geeft aan dat er op elk moment ruimte was voor aanvullende informatie of uitleg, indien de wens daartoe bestond of indien men de indruk had gekregen dat onduidelijkheden bij de cliënte bestonden. De cliënte heeft de behandelingsovereenkomst getekend, waarin is opgenomen dat zij uitgebreid is voorgelicht. De operatie is conform de behandelingsovereenkomst uitgevoerd.
Gelet hierop is de zorginstelling van mening dat de cliënte voorafgaande aan de borst corrigerende operatie adequaat is geïnformeerd en dat dit klachtonderdeel ongegrond dient te worden verklaard.
De cliënte gaf aanvankelijk aan tevreden te zijn met het resultaat, maar later zag zij toch ongelijkheid. De arts heeft de cliënte geïnformeerd over de mogelijkheden en geadviseerd in dit stadium geen tepelhofverkleining te laten uitvoeren. De arts bij wie de cliënte vervolgens te rade ging, heeft de verwachtingen en de beperkingen van een hersteloperatie met de cliënte besproken. Op verzoek van de cliënte werd ook een tepelhofcorrectie aan de linkerzijde afgesproken, waarbij de arts geen algehele symmetrie heeft gegarandeerd. De cliënte heeft voor deze operatie eveneens een behandelingsovereenkomst getekend. Bij een vervolggesprek werd de cliënte in verband met de kans op littekens afgeraden de tepelhofverkleining te laten uitvoeren, maar de cliënte persisteerde hierin. Tijdens het gesprek dat drie maanden later plaatsvond, gaf de cliënte aan dat zij de rechterborst toch wenste te behouden zoals die was en dat zij pijnklachten aan de linkerborst ervoer. De arts raadde herhaaldelijk af om een ingreep te laten uitvoeren, maar omdat de cliënte aangaf zich dan tot een andere zorginstelling te wenden, heeft de arts in verband met haar aanhoudende pijnklachten besloten de operatie aan de linkerborst en de tepelhof uit te voeren. Omdat de cliënte niet tevreden was met het resultaat van de tepelhofcorrectie, werd besloten tot een extra correctie, waarbij wederom geen symmetrie werd gegarandeerd. Ook voor deze operatie heeft de cliënte een behandelingsovereenkomst getekend. De cliënte is aldus uitgebreid geïnformeerd over het te verwachten resultaat van de tepelhofcorrectie en de kans op littekenvorming. De zorginstelling is aldus van mening ruimschoots aan haar informatieplicht te hebben voldaan. De littekenvorming waarover de cliënte zich beklaagt, is in hoge mate afhankelijk van het huidtype en de lichaamsreactie van de cliënte en heeft niets te maken met verkeerd technisch handelen. Gelet hierop dient ook dit klachtonderdeel volgens de zorginstelling ongegrond te worden verklaard.
De zorginstelling is van mening dat nu geen sprake is van een tekortkoming, er geen grond is voor het toekennen van een schadevergoeding. Bovendien is de vordering niet gespecificeerd. Gelet daarop verzoekt de zorginstelling het verzoek tot schadevergoeding af te wijzen.
Ter zitting heeft de zorginstelling haar standpunt gehandhaafd. Zij heeft toegelicht dat de arts bij het eerste consult weliswaar niet in vaktaal heeft besproken welke soorten borstprotheses er bestaan, maar dat hij in lekentaal duidelijk heeft gemaakt dat er uit verschillende soorten gekozen kon worden. De uiteindelijke keuze van de protheses was ingegeven door de wens van de cliënte om meer symmetrie van de thorax te bereiken. De soorten protheses zijn bovendien met vermelding van de bijbehorende nummers neergelegd in de behandelingsovereenkomst, waarvoor de cliënte heeft getekend.
Ten aanzien van de mededeling van de cliënte dat zij zich inmiddels tot een andere kliniek heeft gewend voor een tepelhofcorrectie en thans wel tevreden te zijn met het resultaat, acht de zorginstelling zich, vanwege gebrek aan nadere informatie hierover, niet in staat (aanvullend) verweer te voeren. Zij verzoekt bij de beoordeling van de klacht het medisch dossier als uitgangspunt te nemen en geen rekening te houden met omstandigheden die zich nadien hebben voorgedaan.
Beoordeling van het geschil
Naar aanleiding het door partijen over en weer gestelde overweegt de commissie het volgende.
De commissie stelt voorop dat voor aansprakelijkheid van de zorginstelling is vereist dat voldoende aannemelijk wordt dat de zorginstelling tekort is geschoten in het nakomen van de behandelingsovereenkomst. De aanwezigheid van een fout of nalaten is een vereiste voor aansprakelijkheid van de zorginstelling. De tekortkoming moet aan de zorginstelling kunnen worden verweten en de cliënt moet door deze tekortkoming schade zijn toegebracht. Daarbij geldt in een geval als het onderhavige dat sprake is van een inspanningsverbintenis en niet van een resultaatsverbintenis. Dat wil zeggen dat pas kan worden gesproken van een tekortschieten indien vast komt te staan dat de betrokken behandelaar zich onvoldoende heeft ingespannen; de behandelaar hoeft niet in te staan voor een bepaald resultaat.
Ten aanzien van het klachtonderdeel dat de cliënte voorafgaand aan de borst corrigerende operatie onvoldoende is geïnformeerd over de verschillende soorten protheses die er bestaan en waaruit een keuze gemaakt kon worden, overweegt de commissie het volgende. Uit de overgelegde stukken en de toelichting daarop door de zorginstelling leidt de commissie af dat de cliënte tijdens meerdere afspraken uitgebreid is voorgelicht over het te verwachten resultaat, de risico’s, de nazorg en de mogelijke complicaties. De arts heeft na een lichamelijk onderzoek, waarbij een asymmetrie van de thorax werd geconstateerd, geadviseerd om aan de rechterzijde een hogere prothese te plaatsen dan aan de linkerzijde. Hiermee heeft de arts in lekentaal (mede) gesproken over het bestaan van verschillende soorten protheses, afgestemd op de wens van de cliënte om meer symmetrie te bereiken. Naar het oordeel van de commissie heeft de arts de cliënte op een begrijpelijke en zo volledig mogelijke wijze informatie verschaft over de voorgestelde behandeling, waarmee de cliënte in staat werd gesteld om een weloverwogen keuze te maken en toestemming voor de behandeling te geven. Door middel van het ondertekenen van de behandelingsovereenkomst, waarin de verschillende soorten protheses zijn neergelegd, heeft de cliënte deze toestemming gegeven. Aldus is voldaan aan het zogenaamde beginsel van ‘informed consent’. De commissie is van oordeel dat dit klachtonderdeel ongegrond is.
Het tweede klachtonderdeel ziet op (het resultaat van) de uitgevoerde tepelhofcorrectie. De commissie is van oordeel dat de zorginstelling de cliënte uitvoerig heeft geïnformeerd over het te verwachten resultaat en de kans op littekenvorming. Aangegeven is dat geen garantie op het eindresultaat kan gegeven worden, aangezien dit mede afhankelijk is van het huidtype en de lichaamsreactie van de patiënt. Overeenkomstig hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot het beginsel van ‘informed consent’, is de commissie van oordeel dat de zorginstelling aan haar informatieplicht heeft voldaan. De cliënte heeft vervolgens de behandelingsovereenkomst getekend en de operatie is overeenkomstig deze overeenkomst uitgevoerd. Er is naar het oordeel van de commissie geen sprake van een tekortkoming van de zorginstelling, zodat ook dit klachtonderdeel ongegrond wordt verklaard. De commissie beschikt niet over informatie met betrekking tot de hersteloperatie die de cliënte nadien bij een andere zorginstelling heeft ondergaan, zodat zij dit niet kan betrekken bij haar oordeel over de aan haar voorgelegde klacht.
Nu de klacht in al haar onderdelen ongegrond wordt verklaard, ziet de commissie reeds op die grond geen aanleiding om de door de cliënte gevorderde schadevergoeding toe te kennen, zodat het verzoek daartoe wordt afgewezen. Ten overvloede merkt de commissie op dat, voor zover de cliënte al in aanmerking zou komen voor een vergoeding van de schade, zij deze schade, ook nadat daarnaar ter zitting is gevraagd, niet nader heeft gespecificeerd.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart de klacht ongegrond.
Aldus beslist op 11 januari 2019 door de Geschillencommissie Zelfstandige Klinieken,
bestaande uit de heer mr. H.A. van Gameren, voorzitter,
de heer dr. W.G.G. Bóza en de heer mr. S. Sierksma, leden, in aanwezigheid van
mevrouw mr. N. Graumans, secretaris.