Cliënt levert geen bewijs voor argumenten; eis om schadevergoeding wordt afgewezen

De Geschillencommissie




Commissie: Geestelijke Gezondheidszorg    Categorie: bejegening    Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 201864/215041

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De cliënt heeft in de periode van april 2018 tot augustus 2019 gesprekken gevoerd met hulpverleners die werkzaam zijn bij de zorgaanbieder. Volgens de cliënt zou de zorgaanbieder hem helpen aan zelfstandige woonruimte. Dat is in die periode niet gebeurd. Het behandelplan is niet uitgevoerd. Ook heeft de zorgaanbieder zijn recht op privacy geschonden door gegevens met de gemeente te delen.
De cliënt heeft zich in april 2021 opnieuw aangemeld bij de zorgaanbieder. Volgens de cliënt is toen geen behandelplan tot stand gekomen. Ook daarover beklaagt de cliënt zich. Hij wil een schadevergoeding van de zorgaanbieder ontvangen van € 25.000.
De commissie verklaart de klacht echter ongegrond, zodat het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.

De uitspraak

In het geschil tussen

de heer [naam], wonende te [plaatsnaam] (hierna te noemen: de cliënt)

en

GGNet, gevestigd te Warnsveld
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De cliënt heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder. De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 2 november 2023 te Zwolle.

De commissie heeft het volgende overwogen.

Beoordeling
De cliënt vraagt de commissie een oordeel te geven over zijn geschil met de zorgaanbieder. Het oordeel van de commissie is wettelijk ook daartoe beperkt. Dat betekent dat de commissie niet ingaat op de verwijten die de cliënt (ook) de gemeente en andere overheidsorganen heeft gemaakt.

De commissie spant zich in voor een laagdrempelige vorm van geschilbeslechting. Toch kan van de cliënt gevraagd worden om de feiten en omstandigheden, die volgens hem een rol spelen in zijn zaak, helder voor het voetlicht te brengen. Daaraan ontbreekt het in deze zaak, waardoor het voor de commissie niet altijd eenvoudig is om de cliënt te volgen in zijn standpunt.
Hierna zal de commissie samenvatten wat zij heeft begrepen wat aan het geschil vooraf is gegaan, gevolgd door de standpunten van partijen. In het onderdeel ‘De beoordeling door de commissie’ zal de commissie haar overwegingen met partijen delen, die leiden tot het oordeel dat de klacht ongegrond is.

Wat aan het geschil vooraf is gegaan.
De cliënt is in de periode van april 2018 tot en met augustus 2019 onder behandeling geweest bij de zorgaanbieder. In dat kader had de cliënt vrijwel wekelijks een gesprek met een hulpverlener, afwisselend met een vrouwelijke medewerkster en een mannelijke verpleegkundig specialist. Het vertrekpunt van de verpleegkundig specialist was dat bij de cliënt sprake was van een waanstoornis.

Op de achtergrond speelde in die periode een conflict met de gemeente Apeldoorn, onder andere in verband met een huisuitzetting en een aanvraag om bijzondere bijstand.

In augustus 2019 heeft de cliënt zich opnieuw aangemeld. De intake heeft plaatsgevonden in april 2021 met de gespecialiseerd maatschappelijk werker. Daarop heeft de cliënt een vervolggesprek gehad met deze hulpverlener. De cliënt heeft de laatste afspraak afgezegd en sindsdien ontvangt hij geen behandeling meer van de zorgaanbieder.

Wat de cliënt wil.
De cliënt klaagt over de behandeling die de zorgaanbieder in de periode 2018-2019 heeft gegeven. Het is hem onduidelijk wat het behandelplan was. Een van de doelstellingen was dat de cliënt zelfstandige woonruimte zou krijgen. Aan die doelstelling heeft de zorgaanbieder niet voldaan. Gedurende de behandeling heeft de verpleegkundig specialist gesprekken opgenomen met zijn mobiele telefoon en die gesprekken gedeeld met de gemeente. De cliënt vindt dit een inbreuk op zijn privacy.

Tijdens de periode van april tot en met december 2021 heeft de gespecialiseerd maatschappelijk werker wel een aantal gesprekken gevoerd, maar het is nooit tot een behandelplan gekomen. Daardoor is een adequate behandeling nooit van de grond gekomen.

De cliënt vindt dat de gemeente samen met de zorgaanbieder verantwoordelijk is voor aantasting van zijn gezondheid. Hij wil daarom vergoeding van zijn immateriële schade, een bedrag van € 25.000.

Het verweer daartegen.
De zorgaanbieder heeft aangevoerd dat een aantal conflicten met medewerkers van de zorgaanbieder, maar ook met de gemeente, de boventoon hebben gevoerd in de gesprekken met de behandelaars. Daardoor was het niet mogelijk om een functionele en doelgerichte behandelrelatie op te bouwen. Dat kan verklaren dat een wederzijds goedgekeurd zorgplan niet tot stand is gekomen. Dat valt de zorgaanbieder niet te verwijten.

Het is niet zo dat een medewerker van de zorgaanbieder gegevens over de cliënt met de gemeente heeft gedeeld. Ook worden de gesprekken nooit opgenomen. Deze verwijten heeft de cliënt onvoldoende feitelijk onderbouwd. De zorgaanbieder betwist daarom dat zij gehouden is om een bedrag aan schadevergoeding te betalen.

De beoordeling door de commissie.

Periode 2018-2019.
In de periode april 2018 tot en met augustus 2019 had de cliënt wekelijks gesprekken met hulpverleners van de zorgaanbieder. De commissie beschikt niet over een schriftelijk vastgelegd zorg- of behandelplan. Uit het vragenformulier, dat de cliënt aan de commissie heeft toegestuurd, is duidelijk wat de behandeldoelen waren:
1: behandeling gericht op denkpatronen, door de vrouwelijke medewerkster
2: behandeling gericht op herstel en hervinden van balans in het alledaagse, door de verpleegkundig specialist

Het is opvallend dat partijen blijkbaar niet de beschikking hebben over een schriftelijk vastgelegd en ondertekend behandelplan, maar de afspraak tussen de behandelaars en de cliënt was dat zij tijdens gesprekken aan deze doelen zouden werken. De commissie kwalificeert die afspraak als ‘het behandelplan’. Daarover zijn ook voortgangsbrieven verzonden naar de huisarts. Voor zover de cliënt erover klaagt dat er geen behandelplan was, is de klacht ongegrond.

De cliënt stelt dat de zorgaanbieder zou werken aan het doel ‘zelfstandig wonen’. Wat dat doel precies inhoudt kan de commissie niet vaststellen, omdat zij niet beschikt over een beschrijving van dat doel door de zorgaanbieder. Maar hoe het ook zij, de zorgaanbieder is geen verhuurder van woonruimte en zij biedt ook geen begeleid wonen aan. De cliënt had blijkbaar de verwachting dat hij na afloop van het behandeltraject ook aan woonruimte zou zijn geholpen door de zorgaanbieder en in die verwachting is hij teleurgesteld. Maar dat was geen taak van de zorgaanbieder. Ook in zoverre is de klacht ongegrond.

Tot slot is de cliënt ervan overtuigd dat de gespecialiseerd verpleegkundige gesprekken heeft opgenomen en met de gemeente heeft gedeeld, maar de zorgaanbieder houdt bij hoog en laag vol dat dat niet is gebeurd. De commissie kan dit niet vaststellen, op een telefoongesprek dat de hulpverlener in bijzijn van de cliënt met de gemeente heeft gevoerd na. Het enige dat de commissie constateert, is dat de cliënt geen bewijs heeft van zijn stelling, anders dan zijn eigen verklaring. Weliswaar heeft hij geprobeerd betrokkenen op te roepen om als getuige op te treden tijdens de mondelinge behandeling op 2 november 2023, maar zij zijn niet verschenen. De commissie ziet geen aanleiding om de getuigen zelf op te roepen.

Kortom, voor zover de klacht betrekking heeft op de gebeurtenissen in 2018-2019 is deze ongegrond.

Periode april – december 2021.
De cliënt heeft zichzelf aangemeld bij de zorgaanbieder. Hij klaagt erover dat er geen zorgplan tot stand is gekomen. De zorgaanbieder heeft dat beaamd, maar heeft ook een verklaring geboden. Allerhande onopgeloste conflicten tussen medewerkers van de zorgaanbieder, maar ook met de gemeente en andere overheidsorganen, overheersten de gesprekken tussen de cliënt en de gespecialiseerd maatschappelijk werker. In die situatie is het niet gelukt om tot een adequaat behandelingsplan te komen. De commissie ziet niet in welk verwijt de zorgaanbieder daarvan is te maken. Daarom is de klacht voor zover deze betrekking heeft op de gebeurtenissen in 2021 eveneens ongegrond.

Het verzoek om schadevergoeding.
Omdat de zorgaanbieder onjuist heeft gehandeld, en de cliënt daarvan last heeft gehad, wil de cliënt smartengeld: een bedrag van € 25.000. Maar de commissie heeft niet kunnen vaststellen dat de zorgaanbieder onjuist heeft gehandeld. Er bestaat daarom geen grond voor de toewijzing van een schadevergoeding. Het verzoek wordt afgewezen.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie verklaart de klacht ongegrond.

Het door de cliënt verlangde wordt afgewezen.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg, bestaande uit de heer mr. M.M. Verhoeven, voorzitter, de heer E. Krist, verpleegkundig specialist, de heer mr. R.P. Gerzon, leden, in aanwezigheid van de heer mr. C.J.H. Terwal, secretaris, op 2 november 2023.